1/117
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Sociologie
De wetenschap die bekijkt hoe we samen een omgeving creëren (cultuur en structuur) en hoe die cultuur en structuur ons terug inwerkt.
Sociologische verbeelding
Individuele gebeurtenissen plaatsen en verklaren vanuit het geheel van sociale relaties die zelf een specifieke historische oorsprong hebben. (Mills, 1959)
Samenleving
Het gegeel van sociale relaties waarvan we deel uitmaken
Gedrag
Elke actie of reactie van een individu die waarneembaar is.
Objectief waarneembare componenten/ Externe componenten
De aspecten van gedrag die door ten minste twee individuen, ego en alter kunnen waargenomen worden
Subjectief waarneembare componenten/ Interne componenten
De aspecten van gedrag die maar door 1 waarnemer, ego, waargenomen kunnen worden.
Motivationele component
De ultieme drijfveren van het handelen die aanzetten, motiveren tot gedrag. (Vb. winstmaximalisatie, zucht naar sociale erkenning (self-esteem), zucht naar controle (mastery) en seksuele lust)
Emotionele component
Innerlijke gevoelens. (Vb. angst en onrust)
Cognitieve component
Beelden die we ons vormen van de werkelijkheid
Reflexieve component
Het beeld dat je van jezelf vormt
Handelen
Gedrag met een nadrukkelijke doelgerichtheid, het heeft als finaliteit altijd de realisatie van een doel · (Vb. Kijken naar waar de uitgang van een lokaal is, we bereiden het verlaten van het lokaal voor. Kijken is dus een handeling met als doel te weten komen hoe we het lokaal verlaten)
Sociaal handelen (Max Weber)
We richten ons handelen op het vroegere, het huidige of het toekomstige handelen van anderen. De actor houdt rekening bij het plannen van hun handelen met wat anderen deden, doen of kunnen doen.
Instrumenteel rationeel handelen (zwerckrational)
De actoren streven naar een doel binnen een specifieke situatie, die andere mensen en/of objecten omvat
Condities (zwerckrational)
De voorwaarden die niet vrij gemanipuleerd kunnen worden. (Vb. beperkingen opgelegd door anderen of de omgeving)
Middelen (zwerckrational)
Zijn beschikbaar voor de actor om het doel te bereiken en kunnen faciliterend werken.
Waarderationeel handelen (wertrational)
Een bewust geloof in de waarde van de handeling staat centraal. Het handelen op zichzelf is waardevol, niet gericht op het bereiken van een doel
Bindende eisen (wertrational)
Actoren volgen eisen die zij als verplichtend beschouwen, ongeacht de kosten voor henzelf. (Vb. religieuze roeping, plichtsgevoel of het nastreven van schoonheid en loyaliteit)
Affectief handelen
Gebaseerd op het volgen van gevoelens en vormt een grensgeval binnen de typologie van handelen.
- Het kan bestaan uit ongecontroleerde reacties op stimuli, waarbij de betekenis van de gevoelens niet altijd duidelijk is.
- Dit handelen kan achteraf nog van een betekenis voorzien worden, het is alsnog gerationaliseerd
- Het handelen combineert emotionele drijfveren met de mogelijkheid tot rationalisatie
Traditioneel handelen
Gebaseerd op ingebedde gewoonten en moet niet gezien worden als een puur individueel kenmerk. Het heeft een sociale dimensie en richt zich op collectieve gebruiken
Verplichte herhaling (Traditioneel handelen)
Traditie leidt tot de herhaling van dezelfde handelingen met een verplichten karakter.
Beperking van handelen (Traditioneel handelen)
Het verkleint de ruimte voor keuze en stuurt mensen in een bepaalde richting.
Invloed van het verleden (Traditioneel handelen)
Het verleden speelt een cruciale rol in het vormgeven van de toekomst binnen traditioneel handelen
Subjectief waarneembare componenten/ Interne componenten
- Motivationele component
- Emotionele component
- Cognitieve component
- Reflexieve component
Traditioneel handelen
- Verplichte herhaling
- Beperking van handelen
- Invloed van het verleden
Interactie
Wanneer mensen elkaars gedrag een gedeelde of complementaire betekenis geven.
- Het is herkenbaar, voorspelbaar, betekenisvol en wordt gedreven door principes die als zinvol worden ervaren, zoals het realiseren van doelen en het volgen van waarden en tradities
Opdat-motieven
Handelen om een extern doel te bereiken
Omdat motieven
Reactie op andermans handelen
Vormen van interactie
· Conformiteit
· Samenwerking
· Conflict
· Ruil
Conforme interactie
Gebeurt volgens gezamenlijke afspraken over de inhoud en wijze van de interactie.
Samenwerking
Sociale eenheden werken samen om een gemeenschappelijk doel te bereiken.
- Vereist een akkoord over de samenwerking en een zekere mate van conformiteit
- Zorgt voor geordend samenleven
Conflict
Partijen zijn het niet eens over de interactie en hun belangen
- Kan ontstaan door schaarste aan middelen, waarden of macht
- Kunnen positief zijn en leiden tot nieuwe regels of veranderingen in de samenleving
Ruil
Niet enkel economische transacties maar ook sociale ruil
- Wederkerigheid is een belangrijk principe: Men verwacht compensaties voor gegeven diensten
Cultuur
De gedeelde betekenis die mensen aan het handelen en de objecten uit hun omgeving toekennen, en die geformaliseerd wordt in waarden, normen, overtuigingen, wetten.
- Die gedeelde betekenissen en waarden ontstaan uit interacties
Structuur
Sociale posities en de relaties tussen actoren
- De posities zijn vaak ongelijk
- Structuur omvat arbeidsspecialisatie, centralisatie en verschillende interactievormen
Gestolde sociale interactie
Men creëert de samenleving zelf. Ze wordt in de groep gemaakt
- Het heeft een terugwerkende kracht op de makers en de generaties die daar na komen
Demografische factoren
- Primaire demografische kenmerken
- Secundaire demografische kenmerken
Secundaire demografische kenmerken
Leeftijdsstructuur, bevolkingsdichtheid, geizinsgrootte.
Primaire demografische kenmerken
Geboortes, huwelijken, migratie, sterfte
Ecologische factoren
Betrekking op de natuurlijke omgeving (topografie, klimaat, bodemgesteldheid.
- Sociale structuren en overlevingspatronen zijn vaak adaptaties aan het fysieke milieu
Materiële en technologische factoren
Elementen die helpen bij het beheersen van de omgeving en het bevredigen van menselijke behoeften
- Technologische ontwikkelingen, economie, huisvesting en communicatie
Geschiedschrijving
Focust op specifieke tijd- en plaats specifieke fenomenen via creatief brononderzoek
Culturele antropologie
Beschrijft en interpreteert culturen en hun interacties, met focus op unieke ervaringen binnen een samenleving, vaak met kwalitatief veldonderzoek
Sociologen
Verklaren gedrag door sociale context en veronderstellen dat biologische en psychologische factoren ook een rol spelen
Microsociologie
Bestudeert interacties binnen kleine groepen (Vb. Vrienden beïnvloeden de kans op diefstal)
Macrosociologie
Focust op sociale eenheden zoals landen Vb. Sociale ongelijkheid door verschillen in beleid = ongelijke verdeling van middelen door sociaal beleid
Sociale psychologie
Onderzoekt interactie tussen sociale relaties en individuele attitudes
Sociobiologie
Bekijkt gedragingen vanuit een evolutionair perspectief
Biosociale Verklaring
Onderzoekt de wisselwerking tussen biologische en sociale processen.
Basisprincipes bij sociologiebeoefening
· Objectiviteit
· Concepten
· Generalisatie
· Empirisch materiaal
· Cumulativiteit
· Verifieerbare rapportering
Objectiviteit
Sociologie is een objectieve benadering van de sociale werkelijkheid.
- De verklaringen en inzichten die de sociologie over de sociale werkelijkheid opbouwt, moet geldig zijn voor meer dan 1 wetenschapper
Concepten
Sociologische begrippen en concepten stellen ons in staat om bepaalde aspecten van de werkelijkheid te vatten.
- Dagelijks' taalgebruik volstaat niet voor de sociologie, we hebben duidelijke éénduidige begrippen en concepten nodig
Generalisatie
Het doel van sociologisch onderzoek is te komen tot een set van algemene regels ter verklaring van het sociale leven.
Generaliserende verklaring
Een verklaring die op basis van een aantal beperkte stellingen meerdere situaties verklaart die feitelijk van elkaar verschillen, maar een identieke onderliggende dynamiek hebben.
Theories of the middle range
Meerdere veralgemenende, objectieve verklaringsmodellen die elk een verklaring voor diverse deelaspecten van de sociale werkelijkheid vatten.
- Ze leggen de deelaspecten van de sociale werkelijkheid uit
- De maatschappelijke realiteit is te complex voor 1 theoretische verklaring
Empirisch materiaal
- Wetenschappelijke uitspraken moeten gebaseerd zijn op empirisch materiaal
- Het onderzoek moet verifieerbaar zijn door andere sociologen
Primaire data-inzameling
De socioloog bepaalt zelf de methoden voor het verzamelen van en de kenmerken van de gegevens.
Secundaire data-inzameling
Gegevens die door andere onderzoekers zijn verzameld of administratieve gegevens, zoals volkstellingen en bevolkingsstatistieken
Cumulativiteit
Voordat de socioloog een onderzoeksonderwerp aanvat die op de hoogte moet zijn van wat andere sociologen al met dit onderwerp deden.
Literatuuronderzoek
Een studie maken van de bestaande wetenschappelijke literatuur
- Vermijdt overbodig onderzoek
- Helpt de onderzoeksvraag te verscherpen
Verifieerbare rapportering
Om de groei van de wetenschap te bevorderen, moeten sociologen hun onderzoeksbevindingen rapporteren.
Dit gebeurt door publicatie in wetenschappelijke tijdschriften, waar artikelen eerst worden gecontroleerd door deskundigen
Een onderzoek artikel bevat 4 verplichte onderdelen
- Literatuuroverzicht en probleemstelling
- Overzicht van gebruikte methoden en technieken
- Bespreking van de resultaten
- Conclusie en/of discussie
Literatuuroverzicht en probleemstelling
De socioloog doet een literatuurstudie en formuleert een duidelijke probleemstelling die het onderwerp in de context plaatst.
- Hierbij is bronvermelding belangrijk
Probleemstelling
Een bondige omschrijving van het eigenlijke onderwerp van de studie die tegelijkertijd het onderwerp in het geheel van de kennis plaatst
Overzicht van gebruikte methoden en technieken
Hierin beschrijft de socioloog de methoden en technieken voor dataverzameling en -verwerking.
Bespreking van de resultaten
Dit gedeelte presenteert de belangrijkste bevindingen van het onderzoek.
Conclusie en/of discussie
De socioloog interpreteert de resultaten, plaatst ze in de bestaande kennis en benoemt eventuele nieuwe vragen
Kwantitatieve methode
Gebaseerd op precieze metingen en oorzaak-gevolgrelaties
Kwalitatieve methode
Richt zich op de betekenis van sociale handelingen en interacties
Max Weber
- Causale adequaatheid
- Zin/objectiefadequaatheid
Causale adequaatheid
De mogelijkheid om oorzaak-gevolg relaties vast te stellen
- Het is pas causaal adequaat als die algemene principes biedt die aangeven dat een bepaald oorzaak-gevolgpatroon waarschijnlijk is
Zin/objectiefadequaatheid
De mate waarin de geschetste verbanden aansluiten bij onze gebruikelijke denk- en voelpatronen
= De subjectieve betekenis die mensen aan sociale interacties geven
Positivistisch georiënteerde sociologen
Richten zich op causale veralgemeningen
Interpretatieve sociologen
Focussen op de betekenis en zinvolheid van sociale fenomenen
4 principes van positivisme
1. Kennis is gebaseerd op ervaring (observatie)
2. Er wordt gestreefd naar causale verklaringen door middel van generalisaties
3. Er is 1 wetenschappelijke methode, natuurwetenschappelijke methodes zijn ook van toepassing op sociale wetenschappen
4. Feiten en waarden moeten strikt gescheiden worden
Causale modellen
Een schematische voorstelling van (een deel van) de wereld, waarbij verbanden worden gelegd tussen een aantal fenomenen
Doel: Op een beknopte, overzichtelijke manier inzicht te bieden in het functioneren van (een deel van) de wereld
Voornaamste kenmerken van positivisme
1. Theoretisch model
2. Optionaliseren
3. Causaliteitsbepaling
4. Statistische analyse
Theoretisch model
Omvat niet alle mogelijke factoren, zoals religieuze overtuigingen, de keuze van variabelen hangt af van hun theoretische relevantie en eenvoud
- Alleen variabelen die logisch of op basis van eerder onderzoek verband houden met afhankelijke variabele worden opgenomen
Optionalisering
Er worden meetbare indicatoren aangebracht aan de variabelen
- Ze krijgen een kwantificeerbare grote
Causaliteitsbepaling
Variabelen worden causaal geordend. Op basis van theoretische inzichten en tijdsordening
- Eerste opsplitsing: onafhankelijke en afhankelijke variabelen
Causale relaties
Ze worden gezien als algemene wetmatigheid die tijd- en plaats onafhankelijk zijn
Statistische analyse
Statistiek voorziet de belangrijkste technieken voor het analyseren van de gegevens waarmee de positivistisch georiënteerde socioloog werkt
Verstehende sociologie
Synoniem voor interpretatieve of kwalitatieve sociologie
- Betekenis geven aan menselijk handelen. (Motieven, argumentaties)
- Delicate onderwerpen/ groepen bevragen
Voordelen van kwalitatief onderzoek
- Openheid voor nieuwe inzichten
- Context-gevoeligheid
- Betekenisgeving
- Reflexiviteit
Openheid voor nieuwe inzichten
Positivistisch onderzoek is conservatief en bevestigd vaan bestaande theorieën. Kwalitatief onderzoek staat open voor nieuwe inzichten die niet door hypothesen worden voorspeld
Context-gevoeligheid
Bestudeert de volledige situatie en complexiteit van menselijk gedrag.
Betekenisgeving
Onderzoekers baseren hun concepten op de ervaringen van participanten
Reflexiviteit
Onderzoekers reflecteren op hun eigen rol en interpretaties tijdens het onderzoek.
Fundamentele sociologie
Gericht op het oplossen van sociologische problemen en het begrijpen van sociale structuren.
- Professionele sociologie
- Kritische sociologie
Toegepaste sociologie
Focust op sociale problemen en heeft als doel praktische impact
- Klassieke beleidssociologie
- Organische beleidssociologie
- Klassieke publieke sociologie
- Organische publieke sociologie
Professionele sociologie
Wetenschappelijke standaarden, onderzoek
Academische specialisten die volgens universitaire standaarden werken.
Kritische sociologie
Intern debat
Reflecteert de inhoudelijke en methodologische keuzes binnen de sociologie en stelt vragen over de relevantie van de besturende onderwerpen
Klassieke beleidssociologie
In opdracht (overheid, bedrijf, organisatie), consultancy
Sociologen als onafhankelijke experts
Organische beleidssociologie
Gerichte maatschappelijke verandering
Een co-creatief proces waarbij verschillende perspectieven worden meegenomen
Klassieke publieke sociologie
Publieke opinie beïnvloeden
Reflexieve benadering, kijkt niet enkel naar directe effecten maar ook naar bredere contexten
Organische publieke sociologie
Emanciperend, ondersteunend
Reflexieve benadering, kijkt niet enkel naar directe effecten maar ook naar bredere contexten
Analytisch denken
Een probleem kunnen opdelen in reeksen van onderliggende problemen, situaties kunnen indelen in verschillende types, ...
Argumenteren
Wegen van inhoudelijke pro's en contra's
Kritisch denken
In vraag stellen van de juistheid van argumenten
Objectiveren
Claims kunnen onderbouwen en verfijnen aan de hand van feitenkennis