biologie examen

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/51

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

eiwitsynthese, overerving, voortplanting

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

52 Terms

1
New cards

wat is eiwitsynthese?

het proces waarbij cellen eiwitten maken op basis van genetische informatie in het DNA.

2
New cards

Uit welke twee hoofdprocessen bestaat eiwitsynthese?

Transcriptie en Translatie

3
New cards

Waar vindt Transcriptie plaats?

in de celkern

4
New cards

Waar vindt translatie plaats?

in het cytoplasma, op de ribosomen

5
New cards

Wat gebeurd er tijdens transcriptie?

een deel van het DNA (een gen) wordt gekopieerd naar het mRNA.

6
New cards

Welk enzym is nodig voor Transcriptie?

RNA-polymerase

7
New cards

Wat is het verschil tussen DNA en RNA?

RNA bevat ribose (ipv deoxyribose),

uracil(ipv thymine) en is enkelstrengig.

8
New cards

welke base komt in RNA in de plaats van thymine (T)?

Uracil (U)

9
New cards

wat is een codon?

een reeks van drie basen op het mRNA die coderen voor een aminozuur

10
New cards

hoeveel verschillende codons zijn er mogelijk?

64

11
New cards

wat is het startcodon en waarvoor codeert het?

AUG- het codeert voor methionine en start de translatie

12
New cards

wat zijn stopcodons?

UAA,UAG,UGA - ze geven het einde van translatie aan.

13
New cards

Wat gebeurd er tijdens Translatie?

mRNA wordt vertaald in een keten van aminozuren (een eiwit) met behulp van ribosomen.

14
New cards

wat is de rol van tRNA?

het brengt aminozuren naar het ribosoom en herkent codons op mRNA via anticodons.

15
New cards

wat is een anticodon?

'een complementaire triplet van basen op tRNA die past bij het codon op mRNA

16
New cards

wat doet een ribosoom tijdens Translatie?

het leest codons op mRNA en koppelt bijbehorende aminozuren aan elkaar

17
New cards

wat gebeurt er als een stopcodon wordt bereikt?

translatie stopt, het eiwit komt los van het ribosoom

18
New cards

wat gebeurt er met het eiwit na translatie?

het vouwt zich tot zijn functionele vorm (secundaire, tertiaire structuur)

19
New cards

waarom is eiwitsynthese essentieel voor een cel?

eiwitten bepalen structuur en functie van de cel; zonder eiwitten kan een cel niet functioneren.

20
New cards

wat zou er gebeuren als er een fout optreedt in een codon?

mogelijk ontstaat een verkeerd aminozuur→verkeerd eiwit→ziektes of functie verlies

21
New cards

wat is het verband tussen genen en eiwitten?

een gen bevat de code voor één eiwit

22
New cards

wat is een DNA-molecule?

Een DNA molecule is een macromolecule met het uitzicht van een dubbele spiraalstructuur of een dubbele helixstructuur.

23
New cards

waaruit bestaat één nucleotide?

  • suikermolecule

  • fosfaatgroep

  • organische base

24
New cards

De nucleotiden kunnen vier verschillende basen bevatten:

Adenine

Guanine

Cytosine

Thymine

25
New cards

desoxyribonucleïnezuur

DNA

26
New cards

ribonucleïne zuur

RNA

27
New cards

wat zijn complementaire basen?

steeds dezelfde basen liggen tegenover elkaar

28
New cards

hoe worden de twee strengen samen gehouden?

de twee strengen worden samengehouden door waterstofbruggen tussen deze organische basen.

29
New cards

dipeptide

twee aminozuren (AZ) kunnen zich met elkaar verbinden tot een dipeptide

30
New cards

tripeptide

als er een derde aminozuur voegt ontstaat er een tripeptide

31
New cards

polypeptide

een samenvoeging van meerdere aminozuren wat kan leiden tot proteïne of eiwit

32
New cards

wat is een polysoom?

een reeks ribosomen die allemaal op één zelfde mRNA molecule zitten

33
New cards

stopcodon

het laatste triplet nucleotiden van het mRNA is het complement van een tRNA dat geen bindingsaffiniteit heeft aminozuur.

34
New cards

wat zijn primaire geslachtskenmerken?

de geslachtsorganen die van bij je geboorte hebt.

de uitwendige zichtbare: penis, de balzak, en de vagina.

de inwendige primaire geslachtskemerken: de baarmoeder, de eierstokken en de teelballen.

35
New cards

de secundaire geslachtskenmerken

de lichaamskenmerken die zich later ontwikkelen, zoals de verschillen in beharing, spierontwikkeling en borstontwikkeling.

36
New cards

functie klier van cowper

neutraliseren van urinezuur.

37
New cards

zaadblaasje

energievoorziening zaadcellen

38
New cards

functie eierstok

productie oestrogeen

39
New cards

functie bijbal

opslag van zaadcellen

40
New cards

hypofyse

productie FSH

41
New cards

functie eileider

vervoer van eicel en bevruchting

42
New cards

de follikel

naarmate de eicel rijpt wordt ze geleidelijk omgeven door een blaasje

43
New cards

wat treft men in de eierstok?

naargelang het rijpingsstadium waarin de eicel zich bevindt, treft men in de eierstok primaire, secundaire en graafse follikels aan. Rijpende follikels maken het vrouwelijk hormoon oestrogeen aan.

44
New cards

Oögenese

het proces van de vorming van rijpe eicellen bij vrouwen.

45
New cards

Oögonia

in de eierstokken van de foetus zijn er al een groot aantal eicelmoedercellen of kiemcellen aanwezig.

nog voor de geboorte beginnen die Oögonia met de meiose (meiose I) en ontwikkelen ze zich tot een primaire Oöcyt.

rond elke oöcyt vormt er zich een laag kleinere cellen, namelijk de follikelcellen. Samen vormen ze een primaire follikel

46
New cards

het zure milieu beschermt de vrouw tegen infecties.

vagina of schede

47
New cards

heeft een rekbare spierwand die ruimte geeft aan de baby

baarmoeder

48
New cards

de plaats waar de bevruchting gebeurt

eileider

49
New cards

productie van voorvocht of neutraliseren van urinezuur

klier van cowper

50
New cards

productie van een grote hoeveelheid spermavocht

prostaat

51
New cards

opslag van spermatozoïden (zaadcellen)

bijbal

52
New cards

afvoer van sperma

urinebuis