Kaarten: BBG - LP 1 | Quizlet

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/61

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

62 Terms

1
New cards

Dendrieten (Gr.>dendron = boom)

Vertakte vezels, uitlopers van een zenuwcel (neuron). De onderdelen van de zenuwcel die signalen ontvangen vanuit zintuigcellen of andere neuronen en die naar het cellichaam toe vervoeren

2
New cards

Microglia

Steuncellen die ziekteverwerkers fagocyteren opeten en afbreken.

3
New cards

Neurovasculaire eenheid

Het neuron zijn geassocieerde gliacellen en de aangrenzende bloedvaten worden als een structurele eenheid beschouwd

4
New cards

Potentiaal(verschil)

Term die wordt gebruikt wanneer positieve en negatieve ladingen gescheiden worden gehouden waarbij er een potentiële elektrische stroom kan worden opgewekt.

5
New cards

Membraanpotentiaal

Het verschil in elektrische lading tussen de binnenkant en de buitenkant van een celmembraan. In de cel worden de potentialen gescheiden door een celmembraan

6
New cards

Het rustpotentiaal

Actief onderhouden situatie waarbij neuronen niet communiceren, maar in rust zijn. Er bevinden zich meer negatief geladen deeltjes binnen het axon en erbuiten meer positief geladen eiwitmolecules (Natrium+ionen). Hierdoor is de ruimte in het axon negatief geladen (-70millivolt)

7
New cards

Celmembraan

Het vlies dat de cel afscheidt van de buitenwereld.

8
New cards

Actiepotentiaal

Elektrisch signaal dat informatie overdraagt in het zenuwstelsel. Neuronen worden gestimuleerd door andere neuronen of door receptorcellen. Deze stimuli landen op de dendrieten.

9
New cards

Excitatorische signalen (L. > excitare = opwekken / aanwakkeren)

Stimuli die ertoe leiden dat het potentiaal van de ontvangende cel iets positiever wordt (bv van -70mV naar -67mV). Daardoor verkleint het potentiaalverschil tussen de binnen- en buitenkant van de cel.

10
New cards

Default mode netwerk

Samenwerkende hersengebieden die actief worden wanneer je niet bezig bent met een specifieke taak = standaardnetwerk. → bevordert creativiteit

11
New cards

Neuronen

= zenuwcellen: prikkelbare cellen die signalen ontvangen en versturen

12
New cards

Gliacellen

= neuroganglia / steuncellen: niet-prikkelbare cellen die zelf geen signalen ontvangen en versturen, maar neuronen ondersteunen in hun functie neuronen beschermen en onderhouden

13
New cards

Neurogenese

Aanmaak van neuronen

14
New cards

Soma (Gr. = lichaam)

Cellichaam van de neuron, waar alle organellen zich bevinden

15
New cards

Axon

Een zenuwvezel, uitloper van een zenuwcel die elektrische impulsen doorgeeft en zo zorgt voor informatieoverdracht in de hersenen. Neemt de impuls mee vanuit het cellichaam naar het uiteinde van het neuron.

16
New cards

Zenuwimpuls

Elektrische ontlading

17
New cards

Synaps (Gr. > sunapsis = aanraking/raakpunt)

De plaats waar een zenuwimpuls van het ene neuron naar het andere doorgegeven wordt.

18
New cards

Synaptische spleet

Een met vocht gevulde opening tussen twee neuronen, die de chemische boodschap van neuronen moet overbruggen

19
New cards

Impuls

Elektrisch signaal dat loopt van de ene kant van een zenuwcel/neuron naar de andere kant van de neuron

20
New cards

Myelineschede

Dun vetlaagje dat rond het axon ligt en op regelmatige afstand een inkeping vertoont. Losse cellen die rondom het axon gewikkeld zitten. De cellen zijn met vet gevuld en vormen een isolerende laag rond dat axon die ervoor zorgt dat het signaal met een grote snelheid door het axon beweegt. Elke cel vormt één segment van een myelineschede, en tussen elk segment vindt men de insnoering van Ranvier.

21
New cards

Schwanncel

Zorgt voor het myeliniseren van axonen in het perifere zenuwstelsel.

22
New cards

Oligodendrocyt (Gr. > oligos = weinig

dendron = boom, cyt = cel → cel met weinig vertakkingen), Zorgt voor het myeliniseren van axonen in het centrale zenuwstelsel

23
New cards

Sensorische neuronen

Vervoeren impulsen van sensoren naar het centrale zenuwstelsel

24
New cards

Schakelneuron / interneuron

Vervoeren van impulsen van neuron naar neuron binnen het centrale zenuwstelsel

25
New cards

Motorische neuronen

Vervoeren van impulsen van het centrale zenuwstelsel naar spieren, klieren en organen

26
New cards

Klier

Een orgaan dat het produceren of transporteren van bepaalde stoffen als functie heeft

27
New cards

Steuncellen / gliacellen (Gr > glia = lijm)

Cellen die instaan voor het onderhoud en de bescherming van neuronen

28
New cards

Astrocyt (Gr > astro = ster

cyt = cel), Een steuncel die instaat voor de aan- en afvoer van voedings- en afvalstoffen en de ondersteuning vervullen

29
New cards

Inhibitorische signalen (L. > inhibere = tegenhouden / remmen)

Stimuli die ertoe leiden dat het potentiaal van de ontvangende cel iets negatiever geladen wordt (bv van -70mV naar -73mV). Daardoor wordt het potentiaalverschil met de buitenkant groter.

30
New cards

Axonheuvel

Plaats in het neuron waar het axon begint.

31
New cards

Drempel(waarde)

De membraanpotentiaal waarbij de natriumpoorten van het axon zich ver genoeg openen om een massale instroom van natrium mogelijk te maken.

32
New cards

Depolariseren

Wanneer een neuron wordt gestimuleerd: de binnenzijde van het celmembraan wordt positiever ten opzichte van de buitenzijde van het membraan.

33
New cards

Refractaire (L. > weerstand) periode

Na de doortocht van een actiepotentiaal kan gedurende een korte tijd geen nieuwe actiepotentiaal uitgelokt worden (1-2 milliseconden). Tussen de start van de depolarisatie en het punt waarom het membraanpotentiaal herstelt is (rustpotentiaal/-70mV) dan bevindt dat deel van de axon zich in een refractaire periode.

34
New cards

Absolute refractaire periode

Het moment dat er nog te veel kanalen inactief zijn om een depolarisatie te laten plaatsvinden die de drempelwaarde overschrijdt.

35
New cards

Relatieve refractaire periode

Hierin zijn er al meer Na-kanalen beschikbaar. Het volledige aantal kanalen is nog niet actief, maar er zijn er al wel genoeg om met een versterkte prikkel een depolarisatie op gang te brengen die de drempel haalt voor een actiepotentiaal.

36
New cards

Alles-of-niets-wet

Een neuron vuurt altijd op exact dezelfde manier. Volgens deze wet zal elke stimulatie boven de drempelwaarde, ongeacht hoe ver erboven, dezelfde reactie uitlokken.

37
New cards

Saltatoire (L. > saltare = springen) of sprongsgewijze impulsgeleiding

Bij gemyeliniseerde axonen springt het actiepotentiaal van knoop tot knoop, waardoor de snelheid van het signaal toeneemt

38
New cards

Neurotransmitter

Een chemische stof die, wanneer een actiepotentiaal het uiteinde van een axon bereikt, wordt vrijgegeven in de synaptische spleet.

39
New cards

Neurotransmissie

Het proces van communicatie dmv neurotransmitters

40
New cards

Presynaptische spleet

Het membraan van de zenuwcel die het signaal wilt versturen naar de volgende zenuwcel

41
New cards

Postsynaptische spleet

De achterkant van de synaps

42
New cards

Exocytose

Het proces waarbij een cel stoffen afgeeft aan of afscheidt naar het celmembraan of extracellulair milieu

43
New cards

Depolarisatie

Een verandering in de membraanpotentiaal van een cel, waardoor deze minder negatief of meer positief wordt.

44
New cards

Hyperpolarisatie

Een verandering in de membraanpotentiaal van een cel waarbij de potentiaal negatiever wordt.

45
New cards

Dopamine

Een neurotransmitter die betrokken is bij bewegingscontrole, cognitieve functies zoals planning, en het reguleren van emoties en motivaties

46
New cards

Bloed-breinbarrière

Hierdoor zijn de hersenen afgescheiden van de bloedsomloop.

47
New cards

Noradrenaline

Een neurotransmitter die betrokken is bij het reguleren van alertheid, aandacht en stressrespons. Naast serotonine en dopamine speelt het een rol bij depressie

48
New cards

Serotonine

Een overwegend stimulerende neurotransmitter die betrokken is bij stemming, depressie, slaap, eetlust, seksueel gedrag, pijn.

49
New cards

Acetylcholine

Een neurotransmitter die betrokken is bij bewegingscontrole en geheugen

50
New cards

GABA (Gamma Aminobutyric Acid)

De belangrijkste inhibitorische neurotransmitter (vermindert kans op actiepotentiaal). Vooral gekend omwille van zijn mogelijkheden bij het behandelen van angst en slapeloosheid.

51
New cards

Endorfines

Een neurotransmitter die zorgt voor een pijnreducerend effect en een roes bij sporters. Speelt ook een rol bij eten

52
New cards

Oxytocine / knuffelhormoon

Een neurotransmitter met als voornaamste functie het bevorderen van sociaal contact. Het overwint de afkeer tot lichamelijk contact bij liefdeskoppels en verzorging van kinderen.

53
New cards

Zenuwstelsel

Een geheel aan neuronen in een lichaam

54
New cards

Het centrale zenuwstelsel

Omvat de hersenen en het ruggenmerg. Het is het deel van het zenuwstelsel dat een benig omhulsel heeft

55
New cards

Ruggenmerg

Smalle buis die zich over de hele lengte van de rug uitstrekt. Deze controleert eenvoudige reflexen.

56
New cards

Het perifere zenuwstelsel

Bestaat uit alles wat buiten de hersenen en het ruggenmerg valt, de zenuwen verbonden met spieren en organen in het lichaam. Onder te verdelen in het somatische en autonome zenuwstelsel.

57
New cards

Somatisch zenuwstelsel = Willekeurig / animaal zenuwstelsel

Deel van het perifere zenuwstelsel. Controleert de interacties van het lichaam met de buitenwereld en wordt gestuurd door onze wil.

58
New cards

Autonoom zenuwstelsel = Onwillekeurig / vegetatief zenuwstelsel

Deel van het perifere zenuwstelsel. Controleert het inwendige lichaam automatisch. Bestaat uit het sympathisch en het parasympathisch zenuwstelsel.

59
New cards

(Ortho)Sympathisch zenuwstelsel

Actief op het moment van stress en opwinding. Regelt de activiteiten die energie verbruiken. Behoort tot autonoom zenuwstelsel.

60
New cards

Parasympathisch zenuwstelsel

Actief op momenten van rust. Regelt activiteiten die de energie herstellen en bewaren. Behoort tot autonoom zenuwstelsel.

61
New cards

Enterisch zenuwstelsel = Tweede brein

Behoort tot autonoom zenuwstelsel. Omvat neuronen in het spijsverteringskanaal van slokdarm tot anus. Dit zenuwstelsel zou zonder input van de hersenen kunnen functioneren.

62
New cards

Stress

een lichamelijke en emotionele reactie op een plots veranderende situatie, waarbij het lichaam in een staat van paraatheid wordt gebracht en alles op alles wordt gezet om te overleven