1/65
Een verzameling kernbegrippen uit het oefententamen Persoonlijkheidsleer, aangeleverd als vocabulaire-flashcards in het Nederlands.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Psychologische mechanismen
Interne processen bestaande uit ‘inputs’, ‘decision rules’ en ‘outputs’ die informatie verwerken en gedrag sturen.
Idiografisch onderzoek
Onderzoek dat een enkel individu diepgaand bestudeert, zoals een uitgebreide gevalstudie.
Intrapsychisch domein
Persoonlijkheidsdomein dat zich richt op onbewuste motieven, fantasieën en mentale conflicten (bv. seksuele en agressieve driften).
Naturalistic O-data
Observer data verkregen in een natuurlijke, niet-gecontroleerde omgeving.
Artificial O-data
Observer data verzameld in een kunstmatige, gecontroleerde setting (bijv. lab-experiment).
Projectieve techniek
Meetmethode waarbij proefpersonen ambigu materiaal interpreteren; levert doorgaans T-data op, geen O-data.
Sociale wenselijkheid (response set)
Tendens om antwoorden te geven die sociaal goedgekeurd worden i.p.v. eerlijk te antwoorden.
Acquiescence
Antwoordtendentie om met stellingen in te stemmen ongeacht de inhoud.
Extreme responding
Voorkeur om alleen uiterste antwoordcategorieën op een schaal te kiezen.
Straightlining
Alle items achter elkaar hetzelfde antwoord geven, vaak zonder na te denken.
Equivalence problem
In correlationeel onderzoek moeilijkheid om groepen gelijkwaardig te maken op alle irrelevante variabelen.
Third variable problem
Mogelijkheid dat een niet-gemeten variabele zowel oorzaak als gevolg verklaart, waardoor causaliteit onduidelijk blijft.
Melancholicus
Oud-Grieks temperament dat overeenkomt met emotioneel stabiele introvert; bedachtzaam en teruggetrokken.
Cholericus
Oud-Grieks temperament dat lijkt op emotioneel instabiele extravert; prikkelbaar en energiek.
Flegmaticus
Oud-Grieks temperament dat gekenmerkt wordt door kalmte en emotionele stabiliteit.
Sanguineus
Oud-Grieks temperament dat overeenkomt met vrolijke, sociaal extraverte persoon.
Openheid voor Ervaringen
Big-Five dimensie die nieuwsgierigheid, creativiteit en interesse in kunst weerspiegelt.
Spanningsbehoefte (Sensation Seeking)
Neiging om prikkelende, nieuwe ervaringen op te zoeken en risico’s te nemen.
Factoranalyse
Statistische techniek om samenhangende variabelen te groeperen; basis voor Big Five en HEXACO-dimensies.
Interpersoonlijke circumplex
Model dat interpersoonlijk gedrag ordent langs de dimensies status/controle en liefde/affiliatie.
Persoonlijkheidstype
Categoriebenadering waarbij individuen in discrete groepen worden ingedeeld, vaak bimodaal verdeeld.
Situationism
Opvatting dat gedrag primair door situaties wordt bepaald: B = f(S).
Latente trek
Onderliggende persoonlijkheidskenmerk dat relatief stabiel is; uiting in gedrag kan variëren.
Rank-order stabiliteit
Behouden van relatieve positie binnen een groep over de tijd.
Mean-level change
Gemiddelde verschuiving in niveau van een eigenschap binnen een populatie door de tijd.
Density distribution of states
Concept dat een trek zich uit in een karakteristieke verdeling van toestanden binnen individuen.
Erfelijkheid (heritability)
Aandeel van geobserveerde variantie dat aan genetische verschillen toe te schrijven is; H² ≈ 2(rMZ – rDZ).
Gen-omgevingscorrelatie
Situatie waarbij genetisch bepaalde eigenschappen bepalen aan welke omgevingen men wordt blootgesteld.
Gen-omgevingsinteractie
Effect waarbij de impact van genen afhangt van de omgeving (en omgekeerd).
ARAS-theorie (Eysenck)
Stelt dat introverten hoger basis-arousal hebben dan extraverten, waardoor zij prikkels sneller als intens ervaren.
BIS/BAS-model (Gray)
Biologische theorie met een gedragsinhibitief systeem (BIS; angst) en een gedragsactivatiesysteem (BAS; beloning).
Serotoninetransporter S-allel
Allel geassocieerd met sterkere amygdala-reactie op emotioneel stimuli en mogelijk hoger neuroticisme.
Inclusive fitness
Evolutieprincipe dat zowel eigen voortplantingssucces als dat van genetische verwanten bijdraagt aan genfrequentie.
Levens- en doodsinstincten (Freud)
Eros (zelfbehoud & seksualiteit) versus Thanatos (agressie & destructie).
Preconscious
Bewustzijnsniveau met informatie die nu buiten bewustzijn is maar makkelijk op te roepen valt.
Onbewuste
Psychisch domein met verdrongen, vaak onaanvaardbare impulsen, herinneringen en gedachten.
Rationalisatie
Verdedigingsmechanisme waarbij men onacceptabel gedrag logisch of sociaal aanvaardbaar verklaart.
Alpha press
Objectieve kenmerken van een situatie zoals die werkelijk aanwezig zijn, los van interpretatie.
Maslows zelfactualisatie
Hoogste behoefte in Maslows piramide; volledige ontplooiing en realisatie van potentieel.
nAch (Need for Achievement)
Motief om succesvol te presteren en uitdagende doelen te bereiken.
nPow (Need for Power)
Motief om invloed uit te oefenen, controle te hebben en erkenning van macht te krijgen.
Flow
Toestand van volledige betrokkenheid en intrinsieke beloning tijdens optimale uitdaging; gekoppeld aan zelfactualisatie.
Veldafhankelijkheid
Cognitieve stijl waarbij iemand sterk beïnvloed wordt door visuele context en referentiekaders.
Sensation reducer
Persoon met relatief weinig neurale respons op prikkels; zoekt vaak stimulatie (bijv. cafeïne, nicotine).
Personal constructs (Kelly)
Individuele, mentale categorieën die mensen gebruiken om gebeurtenissen te interpreteren en voorspellen.
Optimistische verklarende stijl
Neiging negatieve gebeurtenissen toe te schrijven aan tijdelijke, specifieke, externe oorzaken.
Positive manifold
Patroon waarbij scores op verschillende intelligentietests positief met elkaar correleren.
Three-Stratum model (Carroll)
Hiërarchisch intelligentiemodel met ‘g’ bovenaan, brede vaardigheden in laag 2 en specifieke in laag 3.
Flynn-effect
Generatie-op-generatie stijging van gemiddelde IQ-scores in vele landen sinds begin 20e eeuw.
Dimensionale emotiesbenadering
Onderzoekt emoties langs continuüm zoals valentie en arousal; gebruikt zelfrapport en factoranalyse.
Neuroticisme
Persoonlijkheidstrek gekenmerkt door verhoogde gevoeligheid voor negatieve prikkels, mogelijk door reactiever limbisch systeem.
Spiegeltest
Experiment dat zelfherkenning meet door te kijken of het organisme een markering in de spiegel inspecteert.
Self-handicapping
Gedrag waarbij men belemmeringen creëert (bv. binge-drinken) om latere mislukkingen te kunnen verklaren.
Complexiteit zelfconcept
Aantal verschillende, relatief onafhankelijke aspecten waaruit iemands zelfbeeld bestaat; hoge complexiteit kan stress buffering bieden.
Identity deficit
Probleem waarbij iemand geen interne standaarden of doelen heeft om belangrijke beslissingen te maken.
Selectie, evocatie, manipulatie
Drie manieren waarop persoonlijkheid sociale interacties beïnvloedt: partnerkeuze, reacties oproepen, en gedrag van anderen sturen.
Homogamieprincipe
Tendens dat mensen aangetrokken worden tot anderen die op hen lijken in persoonlijkheid en attitudes.
Emotionele stabiliteit & Vriendelijkheid
Twee Big-Five dimensies waarvan lage scores het sterkst conflicten in relaties voorspellen.
Minimalistische positie (sekseverschillen)
Stelt dat geslachtsverschillen klein, overlappend en weinig praktisch relevant zijn.
Maximalistische positie (sekseverschillen)
Benadrukt dat sekseverschillen effectgroottes hebben vergelijkbaar met andere psychologische fenomenen en praktisch betekenisvol kunnen zijn.
Genderparadox
Grotere persoonlijkheidsverschillen tussen mannen en vrouwen in egalitaire samenlevingen dan in traditionele.
Evoked culture
Culturele verschillen die voortkomen uit universele gedragsmechanismen geactiveerd door specifieke omgevingscondities.
Interactioneel stressmodel
Model waarin persoonlijkheid invloed heeft op de manier waarop personen omgaan met stressoren (coping).
Algemene adaptatiesyndroom
Selye’s stressrespons in drie fasen: Alarm – Weerstand – Uitputting.
Additieve effecten van stress
Cumulatie van stressoren veroorzaakt grotere gezondheidsrisico’s naarmate ze zich opstapelen.
Optimisme-gezondheid causaliteit
Onzekerheid of optimisme oorzaak of gevolg is van betere gezondheid maakt preventieprogramma’s prematuur.