Oefententamen Persoonlijkheidsleer en -onderzoek – Kernbegrippen

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/65

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Een verzameling kernbegrippen uit het oefententamen Persoonlijkheidsleer, aangeleverd als vocabulaire-flashcards in het Nederlands.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

66 Terms

1
New cards

Psychologische mechanismen

Interne processen bestaande uit ‘inputs’, ‘decision rules’ en ‘outputs’ die informatie verwerken en gedrag sturen.

2
New cards

Idiografisch onderzoek

Onderzoek dat een enkel individu diepgaand bestudeert, zoals een uitgebreide gevalstudie.

3
New cards

Intrapsychisch domein

Persoonlijkheidsdomein dat zich richt op onbewuste motieven, fantasieën en mentale conflicten (bv. seksuele en agressieve driften).

4
New cards

Naturalistic O-data

Observer data verkregen in een natuurlijke, niet-gecontroleerde omgeving.

5
New cards

Artificial O-data

Observer data verzameld in een kunstmatige, gecontroleerde setting (bijv. lab-experiment).

6
New cards

Projectieve techniek

Meetmethode waarbij proefpersonen ambigu materiaal interpreteren; levert doorgaans T-data op, geen O-data.

7
New cards

Sociale wenselijkheid (response set)

Tendens om antwoorden te geven die sociaal goedgekeurd worden i.p.v. eerlijk te antwoorden.

8
New cards

Acquiescence

Antwoordtendentie om met stellingen in te stemmen ongeacht de inhoud.

9
New cards

Extreme responding

Voorkeur om alleen uiterste antwoordcategorieën op een schaal te kiezen.

10
New cards

Straightlining

Alle items achter elkaar hetzelfde antwoord geven, vaak zonder na te denken.

11
New cards

Equivalence problem

In correlationeel onderzoek moeilijkheid om groepen gelijkwaardig te maken op alle irrelevante variabelen.

12
New cards

Third variable problem

Mogelijkheid dat een niet-gemeten variabele zowel oorzaak als gevolg verklaart, waardoor causaliteit onduidelijk blijft.

13
New cards

Melancholicus

Oud-Grieks temperament dat overeenkomt met emotioneel stabiele introvert; bedachtzaam en teruggetrokken.

14
New cards

Cholericus

Oud-Grieks temperament dat lijkt op emotioneel instabiele extravert; prikkelbaar en energiek.

15
New cards

Flegmaticus

Oud-Grieks temperament dat gekenmerkt wordt door kalmte en emotionele stabiliteit.

16
New cards

Sanguineus

Oud-Grieks temperament dat overeenkomt met vrolijke, sociaal extraverte persoon.

17
New cards

Openheid voor Ervaringen

Big-Five dimensie die nieuwsgierigheid, creativiteit en interesse in kunst weerspiegelt.

18
New cards

Spanningsbehoefte (Sensation Seeking)

Neiging om prikkelende, nieuwe ervaringen op te zoeken en risico’s te nemen.

19
New cards

Factoranalyse

Statistische techniek om samenhangende variabelen te groeperen; basis voor Big Five en HEXACO-dimensies.

20
New cards

Interpersoonlijke circumplex

Model dat interpersoonlijk gedrag ordent langs de dimensies status/controle en liefde/affiliatie.

21
New cards

Persoonlijkheidstype

Categoriebenadering waarbij individuen in discrete groepen worden ingedeeld, vaak bimodaal verdeeld.

22
New cards

Situationism

Opvatting dat gedrag primair door situaties wordt bepaald: B = f(S).

23
New cards

Latente trek

Onderliggende persoonlijkheidskenmerk dat relatief stabiel is; uiting in gedrag kan variëren.

24
New cards

Rank-order stabiliteit

Behouden van relatieve positie binnen een groep over de tijd.

25
New cards

Mean-level change

Gemiddelde verschuiving in niveau van een eigenschap binnen een populatie door de tijd.

26
New cards

Density distribution of states

Concept dat een trek zich uit in een karakteristieke verdeling van toestanden binnen individuen.

27
New cards

Erfelijkheid (heritability)

Aandeel van geobserveerde variantie dat aan genetische verschillen toe te schrijven is; H² ≈ 2(rMZ – rDZ).

28
New cards

Gen-omgevingscorrelatie

Situatie waarbij genetisch bepaalde eigenschappen bepalen aan welke omgevingen men wordt blootgesteld.

29
New cards

Gen-omgevingsinteractie

Effect waarbij de impact van genen afhangt van de omgeving (en omgekeerd).

30
New cards

ARAS-theorie (Eysenck)

Stelt dat introverten hoger basis-arousal hebben dan extraverten, waardoor zij prikkels sneller als intens ervaren.

31
New cards

BIS/BAS-model (Gray)

Biologische theorie met een gedragsinhibitief systeem (BIS; angst) en een gedragsactivatiesysteem (BAS; beloning).

32
New cards

Serotoninetransporter S-allel

Allel geassocieerd met sterkere amygdala-reactie op emotioneel stimuli en mogelijk hoger neuroticisme.

33
New cards

Inclusive fitness

Evolutieprincipe dat zowel eigen voortplantingssucces als dat van genetische verwanten bijdraagt aan genfrequentie.

34
New cards

Levens- en doodsinstincten (Freud)

Eros (zelfbehoud & seksualiteit) versus Thanatos (agressie & destructie).

35
New cards

Preconscious

Bewustzijnsniveau met informatie die nu buiten bewustzijn is maar makkelijk op te roepen valt.

36
New cards

Onbewuste

Psychisch domein met verdrongen, vaak onaanvaardbare impulsen, herinneringen en gedachten.

37
New cards

Rationalisatie

Verdedigingsmechanisme waarbij men onacceptabel gedrag logisch of sociaal aanvaardbaar verklaart.

38
New cards

Alpha press

Objectieve kenmerken van een situatie zoals die werkelijk aanwezig zijn, los van interpretatie.

39
New cards

Maslows zelfactualisatie

Hoogste behoefte in Maslows piramide; volledige ontplooiing en realisatie van potentieel.

40
New cards

nAch (Need for Achievement)

Motief om succesvol te presteren en uitdagende doelen te bereiken.

41
New cards

nPow (Need for Power)

Motief om invloed uit te oefenen, controle te hebben en erkenning van macht te krijgen.

42
New cards

Flow

Toestand van volledige betrokkenheid en intrinsieke beloning tijdens optimale uitdaging; gekoppeld aan zelfactualisatie.

43
New cards

Veldafhankelijkheid

Cognitieve stijl waarbij iemand sterk beïnvloed wordt door visuele context en referentiekaders.

44
New cards

Sensation reducer

Persoon met relatief weinig neurale respons op prikkels; zoekt vaak stimulatie (bijv. cafeïne, nicotine).

45
New cards

Personal constructs (Kelly)

Individuele, mentale categorieën die mensen gebruiken om gebeurtenissen te interpreteren en voorspellen.

46
New cards

Optimistische verklarende stijl

Neiging negatieve gebeurtenissen toe te schrijven aan tijdelijke, specifieke, externe oorzaken.

47
New cards

Positive manifold

Patroon waarbij scores op verschillende intelligentietests positief met elkaar correleren.

48
New cards

Three-Stratum model (Carroll)

Hiërarchisch intelligentiemodel met ‘g’ bovenaan, brede vaardigheden in laag 2 en specifieke in laag 3.

49
New cards

Flynn-effect

Generatie-op-generatie stijging van gemiddelde IQ-scores in vele landen sinds begin 20e eeuw.

50
New cards

Dimensionale emotiesbenadering

Onderzoekt emoties langs continuüm zoals valentie en arousal; gebruikt zelfrapport en factoranalyse.

51
New cards

Neuroticisme

Persoonlijkheidstrek gekenmerkt door verhoogde gevoeligheid voor negatieve prikkels, mogelijk door reactiever limbisch systeem.

52
New cards

Spiegeltest

Experiment dat zelfherkenning meet door te kijken of het organisme een markering in de spiegel inspecteert.

53
New cards

Self-handicapping

Gedrag waarbij men belemmeringen creëert (bv. binge-drinken) om latere mislukkingen te kunnen verklaren.

54
New cards

Complexiteit zelfconcept

Aantal verschillende, relatief onafhankelijke aspecten waaruit iemands zelfbeeld bestaat; hoge complexiteit kan stress buffering bieden.

55
New cards

Identity deficit

Probleem waarbij iemand geen interne standaarden of doelen heeft om belangrijke beslissingen te maken.

56
New cards

Selectie, evocatie, manipulatie

Drie manieren waarop persoonlijkheid sociale interacties beïnvloedt: partnerkeuze, reacties oproepen, en gedrag van anderen sturen.

57
New cards

Homogamieprincipe

Tendens dat mensen aangetrokken worden tot anderen die op hen lijken in persoonlijkheid en attitudes.

58
New cards

Emotionele stabiliteit & Vriendelijkheid

Twee Big-Five dimensies waarvan lage scores het sterkst conflicten in relaties voorspellen.

59
New cards

Minimalistische positie (sekseverschillen)

Stelt dat geslachtsverschillen klein, overlappend en weinig praktisch relevant zijn.

60
New cards

Maximalistische positie (sekseverschillen)

Benadrukt dat sekseverschillen effectgroottes hebben vergelijkbaar met andere psychologische fenomenen en praktisch betekenisvol kunnen zijn.

61
New cards

Genderparadox

Grotere persoonlijkheidsverschillen tussen mannen en vrouwen in egalitaire samenlevingen dan in traditionele.

62
New cards

Evoked culture

Culturele verschillen die voortkomen uit universele gedragsmechanismen geactiveerd door specifieke omgevingscondities.

63
New cards

Interactioneel stressmodel

Model waarin persoonlijkheid invloed heeft op de manier waarop personen omgaan met stressoren (coping).

64
New cards

Algemene adaptatiesyndroom

Selye’s stressrespons in drie fasen: Alarm – Weerstand – Uitputting.

65
New cards

Additieve effecten van stress

Cumulatie van stressoren veroorzaakt grotere gezondheidsrisico’s naarmate ze zich opstapelen.

66
New cards

Optimisme-gezondheid causaliteit

Onzekerheid of optimisme oorzaak of gevolg is van betere gezondheid maakt preventieprogramma’s prematuur.