assister à un cours
naar een les gaan
déterminer
bepalen
s’intéresser à
geinteresseerd zijn in
épanouir, s’épanouir
openbloeien
s’orienter vers
zich richten op
se focaliser sur
focussen op
réviser
herhalen
interroger qqn sur
ondervragen
se défouler
zich uitleven
(re)passer un examen
een examen (opnieuw) afleggen
réussir
slagen
fréquenter les cours
lessen bijwonen
redoubler (son année)
jaar opnieuw doen
obtenir résultats
resultaten behalen
entamer
starten/omvatten
consacrer à
toewijden aan
encourager qqn
iemand aanmoedigen
décourager qqn
iemand onntmoedigen
poursuivre
nastreven
générer
genereren/opleveren
le droit
rechten
la filière d’études
de studierichting
un examen d’entrée
een ingangsexamen
la rheto
laatste jaar van het middelbaar
le baccalauréat
de baccalaureaat
le bachelier
de bachelor
le master
de master
le doctorat
de doctoraat
une démarche
een stap
la faculté
de faculteit
les sciences appliquées
de toegepaste wetenschappen
l’étude dirigée
de begeleide studie
un examen partiel
een deelexamen
le découragement
de ontmoediging
un méthode de travail
een werkwijze
un syllabus
een cursus
un blocus dirigée
een begeleide blok
un auditoire
een auditorium
le campus
de campus
un enseignant
een leerkracht
un objectif
een doel
l’encadrement
de begeleiding
une voie
een weg
une astuce
een trucje
le chance de réussite
de slaagkans
les frais
de kosten
les possibilités de carrière
de carrière mogelijkheden
un centre d’intérêt
een interessegebied
la durée
de duur
l’université
de universiteit
le haute école
de hogeschool
le choix d’études
de studiekeuze
un tremplin
een springplank
l’apprentissage
het leren
la méthodologie
de methode
l’autonomie
de zelfstandigheid
les débouchés
de toekomstmogelijkheden
une trajectoire
een traject
une attente
een verwachting
un échec
een mislukkeling
la maturité
de volwassenheid
l’indépendance
de zelfstandigheid
une mesure
een maatregel
une allocation
een toelage
la pression
de druk
le soutien
de ondersteuning
le destin
het lot
efficace
efficient
encadré(e) par
begeleid door
rigoureux/se
strikt/streng
indépendant(e)
zelfstandig
recalé(e)
gebuisd
confiant(e)
zelfzeker
modéré(e)
bescheiden
indécis(e)
onbeslist
fondamental(e)
fundamenteel
prestigeux/se
prestigieus
soucieux/se de
bezorgd om
autonome
zelfstandig
en question
in kwestie
s’ouvrir aux possibilités
zich openstellen tot mogelijkheden
en première session
in eerst zit
donner lieu à
leiden tot
avoir du mal à
moeite hebben met
en fonction de
in functie van
faire appel à qqn
beroep doen op
au besoin
waar nodig
en pleine confiance
met het volste vertrouwen
sécher les cours
spijbelen
prendre des notes
notities nemen
s’y mettre à temps
zich er op tijd aan zetten
louer un kot
een kot huren
être sanctionné(e)
gestraft worden
être confronté à
geconfronteerd worden met
faire un belle carrière
een mooie carrière uitbouwen
être influencé(e) par
beinvloed worden door
une année sabbatique
een tussenjaar
un métier d’avenir
een beroep met toekomst
sur le plan personel
op persoonlijk vlak
face à
ten opzichte van