1/38
Flashcards met belangrijke termen en hun definities over het bewegingsstelsel, mobiliteit en veelvoorkomende aandoeningen.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Skelet
Het geraamte van het lichaam, bestaande uit 208 botten bij de volwassene; geeft steun, vorm, bescherming, vormt bloedcellen en slaat mineralen op.
Fontanel
Zachte opening tussen schedelbeenderen van een pasgeborene; grote fontanel sluit na 12-18 maanden, kleine fontanel na enkele weken.
Hersenschedel
Bovenste deel van de schedel (hersenpan) dat de hersenen omsluit en beschermt.
Aangezichtsschedel
Voorkant van de schedel met beenderen rond ogen, neus, mond en oren.
Wervelkolom
Steunpilaar van het lichaam; opgebouwd uit 7 hals-, 12 borst-, 5 lendenwervels, heiligbeen en staartbeen.
Halswervels
De eerste 7 wervels van de wervelkolom; zorgen voor beweeglijkheid van de nek.
Borstwervels
Twaalf wervels waaraan de ribben vastzitten en die deel uitmaken van de borstkas.
Lendenwervels
Vijf stevige, dragende wervels in de onderrug.
Heiligbeen
Samengegroeide wervels die de wervelkolom verbinden met het bekken.
Staartbeen
Klein, uit meerdere samengegroeide wervels bestaand uiteinde van de wervelkolom.
Borstkas
Harnas van ribben en borstbeen dat hart en longen beschermt.
Ribben
Twaalf paar S-vormige platte beenderen die samen met het borstbeen de borstkas vormen.
Borstbeen (sternum)
Lang, plat bot in het midden van de borstkas waarop ribben en sleutelbeenderen aansluiten.
Bekken
Ringvormige structuur van twee heupbeenderen; beschermt blaas, darmen en geslachtsorganen.
Dijbeen
Langste en sterkste bot van het lichaam; vormt het bovenbeen.
Pees
Stevig, niet-rekbaar bindweefsel dat spier met bot verbindt.
Ligament (gewrichtsband)
Bindweefselband die botten in een gewricht bij elkaar houdt en stabiliteit geeft.
Gewricht
Plaats waar twee of meer botten samenkomen en beweging mogelijk is.
Willekeurige spieren (skeletspieren)
Spieren die bewust aangestuurd worden en skeletdelen bewegen.
Onwillekeurige spieren (orgaanspieren)
Spieren die niet bewust te beïnvloeden zijn en bewegingen in organen veroorzaken.
Hartspier
Unieke, onwillekeurige spier die het hart vormt en bloed rondpompt.
Tonus
Spanningsgraad van spieren die lichaamshouding in stand houdt.
Artritis
Ontstekingsreuma; ontsteking van gewrichtsslijmvlies die kraakbeen en bot kan aantasten.
Jicht
Metabole aandoening waarbij urinezuurkristallen acute, pijnlijke ontsteking veroorzaken, vaak in grote teen.
Artrose
Slijtagereuma; kraakbeenverslechtering leidt tot pijn, stijfheid en ontsteking in vooral knie, heup en wervelkolom.
Fibromyalgie
Wekedelenreuma met chronische spier- en bindweefselpijn, vermoeidheid en slaapstoornissen zonder ontsteking.
Osteoporose
Botontkalking; afname botmassa maakt beenderen broos en breukgevoelig, vooral bij postmenopauzale vrouwen.
Likdoorn (eksteroog)
Pijnlijke eeltkern op of tussen tenen door druk of wrijving van schoenen.
Kneuzing
Beschadiging van onderhuids weefsel door stomp trauma met pijn, zwelling en bloeduitstorting.
Verstuiking
Overrekking of scheur van gewrichtsbanden na overmatige beweging; leidt tot pijn en zwelling.
Ontwrichting (luxatie)
Gewrichtsuiteinden staan volledig uit elkaar; gewricht vervormd en zeer pijnlijk.
Fractuur
Gedeeltelijke of volledige botbreuk door trauma, overbelasting of botziekte.
ICE-regel
Eerste hulp bij blessures: Immobilisatie, Compressie, Elevatie én IJs (koudetherapie).
Tenderpoints
Gevoelige drukpunten kenmerkend voor fibromyalgie.
Osteofyt
Botuitsteeksel (papegaai-bekje) dat ontstaat bij artrose.
Synoviaal membraan
Binnenste laag van het gewrichtskapsel die gewrichtsvloeistof produceert; kan ontsteken bij artritis.
Calcium
Belangrijk mineraal dat in bot wordt opgeslagen; essentieel voor botsterkte.
Valpreventie
Maatregelen (stevige schoenen, vaste tapijten, oefening) om vallen en breuken te voorkomen, vooral bij osteoporose.
Spiercontractie
Actieve samentrekking van spiervezels waardoor de spier korter en dikker wordt en beweging veroorzaakt.