1/76
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
anfangen
beginnen
er fängt an
hij begint
er fing an
hij begon
er hat angefangen
hij is begonnen
anrufen
opbellen
er ruft an
hij belt op
er rief an
hij belde op
er hat angerufen
hij heeft opgebeld
aufhören
ophouden
aufhören
stoppen
beginnen
beginnen
er beginnt
hij begint
er begann
hij begon
er hat begonnen
hij is begonnen
bekommen
krijgen
er bekommt
hij krijgt
er bekam
hij kreeg
er hat bekommen
hij heeft gekregen
bleiben
blijven
er bleibt
hij blijft
er blieb
hij bleef
er ist geblieben
hij is gebleven
brauchen
nodig hebben
brauchen
hoeven
bringen
brengen
er bringt
hij brengt
er brachte
hij bracht
er hat gebracht
hij heeft gebracht
denken
denken
er denkt
hij denkt
er dachte
hij dacht
er hat gedacht
hij heeft gedacht
dürfen
mogen
er darf
hij mag
er durfte
hij mocht
er hat gedurft
hij heeft gemogen
essen
eten
er isst
hij eet
er aß
hij at
er hat gegessen
hij heeft gegeten
fahren
rijden
er fährt
hij rijdt
er fuhr
hij reed
er ist gefahren
hij is gereden
fahren
varen
fahren
gaan
finden
vinden
er findet
hij vindt
er fand
hij vond
er hat gefunden
hij heeft gevonden
folgen
volgen
fragen
vragen
geben
geven
er gibt
hij geeft
er gab
hij gaf
er hat gegeben
hij heeft gegeven
gehen
gaan
er geht
hij gaat
er ging
hij ging
er ist gegangen
hij is gegaan
gelten
gelden
es gilt
het geldt
es galt
het gold
es hat gegolten
het heeft gegolden
glauben
geloven
haben
hebben
er hat
hij heeft
er hatte
hij had
er hat gehabt
hij heeft gehad
halten
houden
halten
vasthouden
halten
stoppen
er hält
hij houdt
er hielt
hij hield
er hat gehalten
hij heeft gehouden
heißen
heten
er heißt
hij heet