Kaarten: OHMEC (Social Marketing) | Quizlet

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/99

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

100 Terms

1
New cards

Wat is het doel van social marketing?

Social marketing beïnvloedt kennis, houding en gedrag om maatschappelijk gewenste uitkomsten te bereiken.

2
New cards

Wat zijn de drie soorten doelstellingen in social marketing?

Kennis (informeren/corrigeren), houding (attitudes veranderen/versterken), gedrag (stimuleren/behouden/veranderen).

3
New cards

Wat is de K→H→G-mythe?

De foute veronderstelling dat kennis automatisch leidt tot een nieuwe houding en vervolgens tot gedrag.

4
New cards

Wanneer werkt het lineaire model wel?

Alleen bij doelgroepen met hoge betrokkenheid.

5
New cards

Hoe kan gedrag houdingen beïnvloeden?

Door cognitieve dissonantie past men attitudes aan om gedrag te rechtvaardigen.

6
New cards

Wat is de houding-gedragkloof?

Positieve attitudes leiden vaak niet tot daadwerkelijk gedrag door barrières of gemak.

7
New cards

Wat is de belangrijkste beperking van massamediale campagnes?

Ze bevestigen vooral bestaand gedrag en veranderen zelden complex gedrag.

8
New cards

Wanneer zijn massamediale campagnes wel effectief?

Bij eenvoudige gedragingen of als onderdeel van een bredere communicatiemix.

9
New cards

Wat is het grootste probleem met doelgroepsegmentatie in de praktijk?

Slechts 16% van campagnes gebruikt segmentatie, vaak alleen demografisch.

10
New cards

Waarom is segmentatie essentieel?

Groepen verschillen in attitudes, mogelijkheden, motivaties en benodigde kanalen.

11
New cards

Wat is het continuüm van gedrag?

Gedrag varieert van gepland/reflectief tot automatisch/impulsief.

12
New cards

Wat kenmerkt gepland gedrag?

Hoge betrokkenheid, bewuste overwegingen, systematische verwerking (Systeem 2).

13
New cards

Wat kenmerkt automatisch gedrag?

Gewoontes, omgevingsprikkels, lage betrokkenheid, snelle verwerking (Systeem 1).

14
New cards

Welke drie factoren bepalen gedragsintenties?

Willen (attitude), mogen (injunctieve norm), kunnen (waargenomen gedragscontrole).

15
New cards

Wat is de intentie-gedragkloof?

Ongeveer 50% van de mensen met positieve intenties voert het gedrag niet uit.

16
New cards

Wat zijn implementatie-intenties?

Concrete plannen die specificeren wat, wanneer, waar en met wie het gedrag plaatsvindt.

17
New cards

Waarom werken implementatie-intenties?

Ze koppelen gedrag aan een specifieke context en verkleinen zo de kloof tussen intentie en gedrag.

18
New cards

Wat zijn twee strategieën om automatisch gedrag te beïnvloeden?

Automatisme doorbreken en automatisme gebruiken (zoals sociale normen).

19
New cards

Wat zijn fear appeals?

Boodschappen die angst gebruiken om gedragsverandering te stimuleren.

20
New cards

Wanneer werken fear appeals?

Alleen wanneer zowel dreiging als eigen-effectiviteit hoog zijn.

21
New cards

Wat gebeurt er bij te veel angst?

Defensieve reacties zoals ontkenning of vermijden van de boodschap.

22
New cards

Waarom werken sociale angstprikkels beter dan fysieke?

Sociale afkeuring is psychologisch krachtiger en relevanter dan fysieke dreiging.

23
New cards

Wat is framing?

Het selecteren van informatie om interpretatie of evaluatie te sturen.

24
New cards

Wat is het verschil tussen gain frame en loss frame?

Gain frame benadrukt voordelen; loss frame benadrukt nadelen.

25
New cards

Wanneer kies je voor gain of loss framing?

Loss frame bij hoge risico's en hoge zelfeffectiviteit; gain frame bij lage risico's of lage zelfeffectiviteit.

26
New cards

Wat is het risico van te veel creativiteit in campagnes?

De vorm overschaduwt de inhoud waardoor de boodschap verloren gaat.

27
New cards

Wat is het devies voor creativiteit?

"Wees creatief, maar niet té creatief."

28
New cards

Wat is social marketing volgens de klassieke definitie?

Het toepassen van marketingprincipes om gedrag te beïnvloeden ten gunste van individuen en de samenleving.

29
New cards

Wat onderscheidt social marketing van commerciële marketing?

Het doel is maatschappelijke waarde, niet winst.

30
New cards

Wat is een gedragsdeterminant?

Een factor die gedrag beïnvloedt, zoals gewoonte, attitude, norm of emotie.

31
New cards

Wat betekent 'prijs' in social marketing?

De kosten of drempels (tijd, moeite, geld, cognitieve inspanning) die gedrag met zich meebrengt.

32
New cards

Wat betekent 'plaats' in social marketing?

De fysieke of sociale context waarin het gedrag moet plaatsvinden.

33
New cards

Wat is het verschil tussen injunctieve en descriptieve normen?

Injunctieve norm = wat anderen goedkeuren; descriptieve norm = wat anderen feitelijk doen.

34
New cards

Wat is een veelgemaakte fout bij het gebruik van sociale normen?

Het onbedoeld bevestigen van een negatieve descriptieve norm.

35
New cards

Wat is habit discontinuity?

Een moment waarop routines worden doorbroken (bijv. verhuizing), wat gedragsverandering vergemakkelijkt.

36
New cards

Waarom is het belangrijk om het type gedrag te analyseren?

Gepland en automatisch gedrag vragen om verschillende interventies.

37
New cards

Wat is Systeem 1?

Snel, automatisch en intuïtief denken dat veel dagelijks gedrag stuurt.

38
New cards

Wat is Systeem 2?

Traag, bewust en rationeel denken dat betrokken is bij geplande beslissingen.

39
New cards

Noem een voorbeeld van een interventie die inspeelt op Systeem 1.

Nudges zoals defaults, sociale bewijskracht of opvallende cues.

40
New cards

Noem een voorbeeld van een interventie die inspeelt op Systeem 2.

Informatieve campagnes met sterke argumenten en uitleg.

41
New cards

Wat is het doel van een communicatiemix?

Het combineren van middelen om de totale impact van communicatie te vergroten.

42
New cards

Waarom falen veel campagnes volgens onderzoek?

Ze gebruiken geen segmentatie en gaan uit van rationeel denken terwijl gedrag vaak automatisch is.

43
New cards

Wat is een nudging-strategie?

Een subtiele aanpassing van de keuze-architectuur die gedrag stuurt zonder keuzevrijheid te beperken.

44
New cards

Geef een voorbeeld van nudging in een publieke context.

Gezonde snacks op ooghoogte plaatsen in een schoolkantine.

45
New cards

Wat is framing op microniveau?

Het aanpassen van woorden of zinnen om interpretatie te beïnvloeden.

46
New cards

Wat is framing op macroniveau?

Het geven van een breder interpretatiekader aan een issue (bv. economisch vs. humanitair).

47
New cards

Wat is cognitive overload?

Te veel informatie waardoor mensen afhaken of fouten maken.

48
New cards

Waarom is cognitieve belasting belangrijk in campagnes?

Hogere belasting vergroot de kans op automatisch en ongewenst gedrag.

49
New cards

Wat is een heuristiek?

Een mentale vuistregel die snelle beslissingen mogelijk maakt.

50
New cards

Waarom werken heuristieken goed in communicatie?

Ze vereisen weinig inspanning en sluiten aan bij automatische verwerking.

51
New cards

Wat is loss aversion?

Mensen vermijden verliezen sterker dan dat ze winsten nastreven.

52
New cards

Wat is message fatigue?

Afname van aandacht of irritatie door te veel herhaling van een boodschap.

53
New cards

Wat is reactance?

Een tegenreactie wanneer mensen het gevoel hebben dat hun vrijheid wordt ingeperkt.

54
New cards

Hoe voorkom je reactance?

Door autonomie te benadrukken, opties te bieden en dwingende taal te vermijden.

55
New cards

Wat is de rol van emoties in gedragsverandering?

Emoties sturen gedrag vaak sterker dan rationele argumenten.

56
New cards

Wat is het gevaar van humor in campagnes?

Humor kan de boodschap overschaduwen of het probleem bagatelliseren.

57
New cards

Waarom werkt creativiteit soms averechts?

Te veel creativiteit kan afleiden of tot verkeerde interpretatie leiden.

58
New cards

Wat betekent 'salience'?

Opvallendheid van een stimulus die aandacht trekt en gedrag triggert.

59
New cards

Wat is prompting?

Een herinnering op het juiste moment en de juiste plaats.

60
New cards

Wat is een enabling factor?

Een hulpmiddel dat gewenst gedrag makkelijker maakt (bijv. gratis afvalzakken).

61
New cards

Wat is choice architecture?

De manier waarop keuzes worden gepresenteerd, wat gedrag beïnvloedt zonder expliciet te sturen.

62
New cards

Wat is het default effect?

Mensen kiezen vaak de standaardoptie omdat die de minste moeite kost.

63
New cards

Hoe kan het default effect door overheden worden gebruikt?

Automatisch donorschap, standaard groene energie, automatische pensioeninleg.

64
New cards

Wat is behavioral insight?

Kennis over hoe mensen werkelijk beslissen, gebaseerd op gedragseconomie en psychologie.

65
New cards

Wat betekent "perifere route van verwerking"?

Verwerking via oppervlakkige kenmerken van een boodschap, passend bij Systeem 1.

66
New cards

Wat betekent "centrale route van verwerking"?

Grondige verwerking van inhoud en argumentkwaliteit, passend bij Systeem 2.

67
New cards

Wat is een cue-to-action?

Een prikkel die iemand direct aanzet tot bepaald gedrag.

68
New cards

Wat is een barrière-analyse?

Het identificeren van drempels die gewenst gedrag in de weg staan.

69
New cards

Wat is een motivator-analyse?

Het identificeren van factoren die gewenst gedrag stimuleren.

70
New cards

Wat is het risico van enkel inzetten op informatie?

Informatie verandert zelden gedrag wanneer gedrag automatisch of gewoontegedreven is.

71
New cards

Wat is self-efficacy?

Het geloof in het eigen vermogen om gedrag succesvol uit te voeren.

72
New cards

Waarom is self-efficacy cruciaal bij fear appeals?

Zonder hoge self-efficacy leidt angst tot vermijding.

73
New cards

Wat is social proof?

Mensen volgen wat anderen doen, vooral in onduidelijke situaties.

74
New cards

Wat is het spotlight effect in communicatie?

De neiging om te overschatten hoeveel aandacht mensen aan een campagne besteden.

75
New cards

Wat is message framing?

Het selectief benadrukken van aspecten van een boodschap om interpretatie te sturen.

76
New cards

Wat is benefit segmentation?

Segmentatie op basis van wat groepen willen bereiken (bijv. gemak, status, veiligheid).

77
New cards

Wat is psychografische segmentatie?

Segmentatie op basis van waarden, leefstijl, interesses en persoonlijkheid.

78
New cards

Waarom is psychografische segmentatie vaak noodzakelijk?

Omdat gedrag vooral wordt bepaald door motivaties en gewoontes, niet door demografie.

79
New cards

Wat is behaviorale segmentatie?

Segmentatie op basis van gedrag, zoals gebruiksfrequentie of gewoontes.

80
New cards

Waarom zijn mixed-methods nuttig in social marketing?

Ze combineren kwantitatieve cijfers en kwalitatieve inzichten.

81
New cards

Wat is een pretest?

Het testen van een boodschap vóór lancering om effectiviteit en misinterpretaties te voorkomen.

82
New cards

Waarom zijn pretests cruciaal bij creatieve campagnes?

Om te voorkomen dat creativiteit de boodschap overschaduwt of verkeerd wordt geïnterpreteerd.

83
New cards

Wat is een commitment device?

Een manier waarop mensen zichzelf vastleggen op gedrag, zoals afsprakenkaartjes of beloftes.

84
New cards

Wat is het verschil tussen bewustwording en gedragsverandering?

Bewustwording is kennis; gedragsverandering vereist motivatie, contextaanpassing en drempelverlaging.

85
New cards

Wat is een multi-level interventie?

Een aanpak die werkt op meerdere niveaus: individu, omgeving en beleid.

86
New cards

Wat is een touchpoint?

Een contactmoment tussen doelgroep en campagne waar beïnvloeding kan plaatsvinden.

87
New cards

Waarom is timing belangrijk in gedragsinterventies?

Gedrag wordt makkelijker beïnvloed op momenten van verandering of wanneer aandacht hoog is.

88
New cards

Wat is het availability effect?

Mensen overschatten informatie die makkelijk of recent in het geheugen opkomt.

89
New cards

Wat is het anchoring effect?

De neiging om vast te houden aan een eerste getoond cijfer of referentiepunt bij beslissingen.

90
New cards

Wat is priming in communicatie?

Het activeren van bepaalde associaties waardoor gedrag of interpretaties onbewust worden beïnvloed.

91
New cards

Wat betekent 'opportunity' in gedragsmodellen?

De fysieke en sociale omstandigheden die bepalen of gedrag mogelijk is.

92
New cards

Wat is het verschil tussen capability en motivation?

Capability = vaardigheden en kennis; motivation = interne processen die gedrag starten of volhouden.

93
New cards

Wat is een social marketing exchange?

De perceptie dat de voordelen van gewenst gedrag opwegen tegen de kosten.

94
New cards

Wat is tailoring?

Het aanpassen van boodschappen op individueel niveau op basis van persoonlijke data of profiel.

95
New cards

Wat is personalization?

Het aanpassen van boodschappen aan kenmerken van een individu zonder volledige maatwerkcustomisatie.

96
New cards

Wat is een feedback loop in gedragsverandering?

Het terugkoppelen van informatie over gedrag om motivatie of bewustzijn te verhogen.

97
New cards

Wat is het halo-effect in communicatie?

De neiging om één positief kenmerk door te trekken naar een algemene positieve indruk.

98
New cards

Wat is het doel van A/B-testing in campagnes?

Twee varianten testen om te bepalen welke effectiever is.

99
New cards

Waarom mislukken campagnes die te veel rationele argumenten geven?

Omdat de doelgroep vaak niet in de mindset is voor diepgaande Systeem 2-verwerking.

100
New cards

Wat is een environmental cue?

Een omgevingssignaal dat automatisch gedrag triggert of stuurt.