eusocialiteit / eusociale dieren
zeer intense vorm van coƶperatievorm waarbij arbeidsverdeling plaatsvind
interspecifieke interacties
interacties tussen verschillende soorten
intraspecifieke interacties
interacties binnen een soort / tussen soortgenoten
symbiose
het langdurig samenleven tussen 2 organismen van verschillende soort (minstens 1 van beide heeft een voordeel)
symbionten
partners bij symbiose
waardplant
plant waar een symbiont op of in leeft
predatie
relatie tussen 2 organismen waarbij de predator de levende prooi aanvalt om zich te voeden
gastheer
prooi die niet geconsumeerd wordt maar waarvan de predator zal profiteren, hierin leeft volwassen parasiet en plant voort
parasitisme
interactie die zeer lang tot levenslang blijft duren. De parasiet probeert zo lang mogelijk te leven, groeien en voortplanten van de energierijke stoffen van de gastheer.
parasiet heeft voordeel, gastheer heeft nadeel
ectoparasiet
uitwendige parasiet / parasiet leeft op gastheer
endoparasiet
inwendige parasiet / parasiet leeft in gastheer
broedparasiet
een parasiet die niet levenslang bij hun symbiont blijft, maar zijn eieren achterlaat bij een nest van een andere soort
amensalisme
een organisme hindert een ander organisme in zijn ontwikkeling zonder er zelf voor- of nadeel van te ondervinden
competitie
een overlap in hulpbronvoorkeur tussen organismen uit dezelfde leefgemeenschap
beide organismen hebben nadeel
mutualisme
beide organismen hebben voordeel
commensalisme
2 organismen leven samen en 1 van beide heeft een uitgesproken voordeel en de ander heeft geen voor- of nadeel
microbioom
verzameling van alle micro-organismen in en op ons lichaam
voedselinfectie
ziek door teveel bacterie in voedsel
voedselvergiftiging
ziek door giftige stoffen (toxines) in het voedsel
bacteriƫle voedselvergiftiging
ziek door toxines afkomstig van ziekteverwekkende bacterie die in contact is geweest met voedsel, maar vaak al dood is door bv. koken
infectie van de huid via besmette naald
micro-organismen gebruiken onze cellen als voedsel
intraspecifieke concurrentie
soortgenoten hebben dezelfde voorkeur voor bepaalde hulbronnen
aggregatie
soortgenoten toevallig op dezelfde plaats, leven niet in groep
associatie
soortgenoten zijn niet toevallig samen, halen voordeel uit groepsleven
coƶperatie
soortgenoten werken samen
arbeidsverdeling
elk individu heeft een speciale taak
broedzorg
verzorgen, beschermen en voeden van jongen
solitaire dieren
dieren die meestal alleen leven
sociale dieren
dieren die in groep leven
gedragsbiologie / ethologie
men onderzoekt hoe het komt dat dieren zich op een bepaalde manier gedragen
gedrag
wijze waarop een organisme reageer op zijn omgeving nadat het prikkels heeft ontvangen en verwerkt
aangeboren gedrag
noodzakelijk om te overleven, doorgegeven van generatie op generatie (erfelijk)
instinct
genetisch voorgeprogrammeerde reactie op bepaalde prikkels
reflex
automatische onvrijwillige reactie op prikkel
aangeleerd gedrag
verkregen tijdens leven, als reactie op omgeving, flexibeler, kan verschillen tussen individuen van een soort
gewenning
onderscheid leren maken tussen belangrijke en onbelangrijke prikkels
inprenting
in prilste levensfase, zeer snel, kan niet afgeleerd worden
imitatie
leren door het gedrag van soortgenoten na te doen
klassieke conditionering
reactie met een reflex op een niet-natuurlijke prikkel nadat ze geassocieerd is met een natuurlijke prikkel
operante conditionering
gewenst gedrag aanleren door middel van beloning of ongewenst gedrag afleren door middel van straf (= instrumentaal leren)
trial-and-error / proefonvriendelijk leren
leren uit ervaring
inzicht
gedrag dat in een totaal andere situatie aangeleerd werd, toepassen in een nieuwe situatie. Een nieuw probleem succesvol oplossen
oefenen en herhalen
gedrag verfijnen
communicatie
informatie die een zender verstuurt en de ontvangen waarneemt, met als doel het gedrag van de ontvanger te sturen
mutatie
toevallige verandering in DNA
survival of the fittest
de best aangepaste overleeft
classificeren
het plaatsen van organismen met gemeenschappelijke eigenschappen in dezelfde groep
primaire geslachtskenmerken
aangeboren verschillen tussen een jongen en een meisje
secundaire geslachtskenmerken
de verschillen tussen beide geslachten worden nog duidelijker in de puberteit door een sterke toename van geslachtshormonen
stamcellen
ongespecialiseerde cellen die zich kunnen differentiƫren tot diverse celtypes met specifieke functies (celdifferentiatie)
ioniserende straling
straling met een hoge energie-inhoud
hormoonverstoorders
lichaamsvreemde stoffen die de werkingen van biologische processen in ons lichaam verstoren en hierdoor schadelijk zijn
feromonen
vluchtige stoffen die de ontwikkeling en / of de activiteiten van andere leden van de staat bepalen
kudde
groep samenlevende, meestal grazende zoogdieren, 1 duidelijke leider + rangorde