Check - classroom vocabulary

What do we have to study for the test?

What do we have to study for the test?

Wat moeten we studeren voor de toets?

How do you spell scissors?

Hoe spel je schaar?

Write it on the blackboard.

Schrijf het op het bord.

Could you repeat that, please?

Kun je dat herhalen, alsjeblieft?

Sit down.

Ga zitten.

Listen carefully...

Luister aandachtig...

Take your English book page...

Neem je Engels boek pagina...

I don't understand this excercise...

Ik begrijp deze oefening niet.

Take a sheet of paper.

Neem een blad papier.

What does this word mean?

Wat betekent dit woord?

Be quiet!

Wees stil!

Open a window.

Doe een raam open.

Can you help me please?

Kun je me helpen, alsjeblieft?

Pardon?

Wat zegt u?

Close the door, please.

Doe de deur dicht, alsjeblieft.

Can I go to the bathroom, please?

Mag ik naar het toilet, alsjeblieft?

Good morning everybody.

Goedemorgen allemaal.

Raise your hand.

Steek je hand in de lucht.

Who knows the answer?

Wie weet het antwoord?

A chair has four legs.

Een stoel heeft vier poten.

Pay attention.

Let op.

Get your laptop.

Neem je laptop.

Close your laptop.

Sluit je laptop.

What time is it?

Hoe laat is het?

I have a question.

Ik heb een vraag.

Can we work in pairs?

Mogen we per twee werken?

Sorry I forgot my locker key.

Sorry ik ben mijn lockersleutel vergeten.

I'm finished

Ik ben klaar.