Samenvatting colleges politiek

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/231

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Flashcards gegenereerd op basis van collegeaantekeningen over maatschappelijke problemen, politieke actoren, verzorgingsstaat, pluriforme samenleving en parlementaire democratie.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

232 Terms

1
New cards

Wat is een waarde?

Idealen waar je zelf niet altijd beter van wordt, maar de wereld wel.

2
New cards

Wat is een belang?

Iets wat jij nodig hebt voor je eigen geluk.

3
New cards

Wat is een dilemma?

Een keuze tussen twee zaken (wensen) die niet samengaan.

4
New cards

Wat zijn de drie kernwaarden van Nederland?

Vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit.

5
New cards

Wat is een actor?

Persoon/groep die (actief) betrokken is bij een maatschappelijk probleem.

6
New cards

Waar staat ASWB-schema voor?

Actor, standpunt, waarde en belang.

7
New cards

Wat zijn de criteria voor een maatschappelijk probleem?

Er zijn veel mensen bij het probleem betrokken, veel verschillende meningen, het krijgt veel aandacht in de media, en betrokken actoren kunnen het niet oplossen zonder hulp van de overheid.

8
New cards

Waar staat een redeneerschema voor?

Van probleem naar ideaal.

9
New cards

Welke twee vragen staan centraal bij mensbeelden (basis voor ideologie)?

Hoe goed en sociaal zijn mensen van nature? Hoe verschillen de talenten van mensen?

10
New cards

Wat is een links mensbeeld?

Veel vertrouwen, mensen helpen elkaar, iedereen heeft talenten (maar andere talenten).

11
New cards

Wat is een rechts mensbeeld?

Minder vertrouwen, mensen kiezen eerst voor zichzelf, niet iedereen heeft talent.

12
New cards

Wat is een ideologie?

Samenhangend geheel van denkbeelden over de gewenste inrichting van de samenleving.

13
New cards

Wat zijn kenmerken van links op het politieke assenstelsel?

(Economische) gelijkheid, sturende rol overheid, opkomen voor de zwakkeren in de samenleving.

14
New cards

Wat zijn kenmerken van rechts op het politieke assenstelsel?

(Economische) vrijheid, terughoudende rol overheid, eigen verantwoordelijkheid.

15
New cards

Wat betekent conservatief?

Dingen laten zoals het is.

16
New cards

Wat betekent reactionair?

Extreem conservatief, heel veel terug zoals het vroeger was.

17
New cards

Wat betekent progressief?

Vooruitstrevend, wil vooruitgang, nieuwe plannen en ideeën.

18
New cards

Wat zijn voorbeelden van extreem linkse ideologieën?

Anarchisme en communisme.

19
New cards

Wat zijn voorbeelden van linkse ideologieën?

Socialisme en sociaaldemocratie.

20
New cards

Wat zijn voorbeelden van rechtse ideologieën?

Liberalisme, conservatisme en christendemocratie.

21
New cards

Wat zijn voorbeelden van extreem rechtse ideologieën?

Fascisme en nazisme.

22
New cards

Waar staat anarchisme voor?

Gelijkheid op gebied van macht.

23
New cards

Waar staat communisme voor?

Gelijkheid op het gebied van welvaart.

24
New cards

Waar staat socialisme voor?

Gelijkheid op gebied van inkomen (zoveel mogelijk gelijkheid).

25
New cards

Waar staat sociaaldemocratie voor?

Gelijkheid op gebied van inkomen en kansen om op te klimmen (kansengelijkheid).

26
New cards

Wat is populisme?

Claim dat zij – als enige – het volk vertegenwoordigen.

27
New cards

Wat zijn de vijf kenmerken van populisme?

Charismatische leider, vaderlandsliefde, stem van het volk, aangepast taalgebruik, afkeer van de gevestigde orde.

28
New cards

Wat is fascisme?

Het volk/de natie is allerbelangrijkste, aanpassing is mogelijk, minder extreem.

29
New cards

Wat is nazisme?

Het Arische ras is allerbelangrijkste, aanpassing is niet mogelijk, extreem.

30
New cards

Wat zijn de overeenkomsten tussen fascisme en nazisme?

Sterke leider/sterke overheid, sterk nationalisme, uitsluiten van bepaalde groepen, gebruik van geweld wordt toegestaan.

31
New cards

Wat is een etnostaat?

Samenleving van één groep met dezelfde etniciteit.

32
New cards

Wat zijn religieus extremisten?

Prediken specifieke versie van hun religie en veroordelen iedereen die het daar niet mee eens is.

33
New cards

Wat zijn kenmerken van rechts-liberalisme?

Individuele verantwoordelijkheid, marktwerking.

34
New cards

Wat zijn kenmerken van christendemocratie?

Burgers zorgen voor elkaar met hulp van de overheid, we hebben de aarde te leen gekregen van God.

35
New cards

Wat zijn kenmerken van conservatisme?

Nadruk op traditie en gezag, behoudend karakter, vinden traditie en normen en waarden van vroeger belangrijk.

36
New cards

Wat is een verzorgingsstaat?

Een staatsvorm, waarin de overheid verantwoordelijk is voor het welzijn van de burgers.

37
New cards

Wat zijn basisbehoeften?

Eten, drinken, onderdak, kleding, zorg, onderwijs.

38
New cards

Wat is het welzijnsdillema?

Bestaanszekerheid

39
New cards

Wat zijn sociale grondrechten?

Rechten waarbij de overheid een actieve taak heeft om te zorgen voor het welzijn van mensen.

40
New cards

Wat is basisinkomen?

Inkomen waar iedereen recht op heeft, ongeacht functie/leeftijd/ect.

41
New cards

Wat is een participatiesamenleving?

Mensen mee laten betalen in de maatschappij.

42
New cards

Wat is een pluriforme samenleving?

Verschillende groepen in een land leven met elkaar samen en passen zich (gedeeltelijk) aan elkaar aan.

43
New cards

Wat is tolerantie?

Het verdragen van mensen die anders denken en zich anders gedragen dan jij.

44
New cards

Wat is het cultuurdilemma?

Hoe gaan we om met cultuurverschillen in een samenleving?

45
New cards

Waar staat diversiteit voor?

Gelijke kansen, verzet tegen discriminatie, emancipatie belangrijk.

46
New cards

Waar staat pluriformiteit voor?

Aanpassen aan elkaar.

47
New cards

Waar staat uniformiteit voor?

Mensen moeten zich aanpassen aan de cultuur in een land.

48
New cards

Wat is discriminatie?

Het ongelijk behandelen van mensen op grond van groepskenmerken die op dat moment niet van belang zijn.

49
New cards

Wat doet het College voor de Rechten van de Mens?

Instelling van de overheid die de mensenrechten in Nederland beschermt en bevordert.

50
New cards

Wat is sociale cohesie?

De mate van verbondenheid in de Nederlandse samenleving.

51
New cards

Wat is polarisatie?

Het versterken van tegenstellingen tussen groepen (cultuurstrijd).

52
New cards

Wat is integratie?

Wederzijdse aanpassing.

53
New cards

Wat is assimilatie?

Oorspronkelijke cultuur migrant verdwijnt en gaat volledig op in de dominante cultuur.

54
New cards

Wat is segregatie?

De cultuur van de migrant en de dominante cultuur mengen totaal niet, het blijft volledig zelfstandig en los staan.

55
New cards

Wat is het machtsdilemma?

In hoeverre laat je mensen meebeslissen in een land?

56
New cards

Waar staat inspraak voor?

Iedereen beslist mee.

57
New cards

Waar staat daadkracht voor?

Snel en efficiënt nemen van besluiten.

58
New cards

Waar staat kiesrecht voor?

Iedereen kiest (inspraak) wie de besluiten neemt (daadkracht).

59
New cards

Wat is een parlementaire democratie?

Een land is een democratie als het volk inspraak heeft.

60
New cards

Wat is een indirecte democratie?

Mensen stemmen volksvertegenwoordigers, die in de 1e en 2e kamer stemmen voor wetten.

61
New cards

Wat doet de Nationale ombudsman?

Helpt burgers als ze vastlopen bij de overheid.

62
New cards

Wat is representatieve democratie?

Heeft Nederland: parlement (bedoelt als soort mini-volk).

63
New cards

Wat is de kloof tussen burgers en politiek?

Inwoners hebben steeds minder vertrouwen in de overheid als oplosser van maatschappelijke problemen.

64
New cards

Wat is showpolitiek?

Politici hebben stemmen = bekendheid nodig. Hun boodschap wordt: simpeler, persoonlijker, extremer.

65
New cards

Hoe komen mensen huidige situatie situatie in de kamer?

De Kamer komt er door verkiezingen.

66
New cards

Wat is een referendum?

Volksraadpleging, waarbij wordt gestemd over één maatschappelijk probleem.

67
New cards

Wat is een raadgevende referendum?

Je vraagt aan de bevolking wat ze willen/advies, maar de overheid is niet verplicht om dat uit te voeren.

68
New cards

Wat is een bindend referendum?

Je vraagt aan de bevolking wat ze willen en de overheid moet zich daar aan houden.

69
New cards

Wat is correctief referendum?

Burgers kunnen een referendum aanvragen of over al bestaande wetten.

70
New cards

Wat is een basisdemocratie?

In een basisdemocratie beslist de groep als geheel over alle maatschappelijke problemen.

71
New cards

Wat is een directe democratie?

In een directe democratie kunnen burgers rechtstreeks invloed uitoefenen op politieke beslissingen.

72
New cards

Wat is parlementaire democratie?

Kiezen volksvertegenwoordigers die in het parlement politieke besluiten nemen.

73
New cards

Wat is presidentiële democratie?

Kiest het volk zowel een parlement als een president.

74
New cards

Wat is een dictatuur?

Bestuurt een sterke leider het land zonder inspraak van andere politieke partijen.

75
New cards

Wat is willekeur?

Recht wordt niet gebaseerd en toegepast volgens vaste regels.

76
New cards

Wat is codificatie?

Vastleggen van wetten en regels op schrift (geschreven wetten).

77
New cards

Wat is het geweldsmonopolie?

Overheid is de enige die legitiem geweld mag gebruiken.

78
New cards

Wat is een rechtstaat?

Staatsvorm waarbij rechten en plichten van overheid en burgers vastgelegd zijn in wetten.

79
New cards

Wat is rechtshandhaving?

Hoe zorg je dat Nederland veilig is?

80
New cards

Waar staat rechtsbescherming voor?

Zorgen dat je burgers veilig zijn

81
New cards

Wat is een overtreding?

Relatief licht strafbaar feit.

82
New cards

Wat zijn misdrijven?

Zwaardere vormen van strafbare feiten.

83
New cards

Wat is preventie?

Voorkomen van criminaliteit.

84
New cards

Wat is resocialisatie?

Dader actief werken aan verbeteren leven.

85
New cards

Wat is recidive?

Eerder veroordeelde gaat opnieuw de fout in.

86
New cards

Wat is repressie?

Terugdringen en bestraffen van criminaliteit.

87
New cards

Wat is de scheiding der machten?

Verschillende actoren hebben macht, niet één groep met alle macht.

88
New cards

Wat is het legaliteitsbeginsel?

Gedrag is alleen strafbaar als het in de wet staat.

89
New cards

Wat is onafhankelijke rechtspraak?

Rechters zijn onpartijdig en onafhankelijk.

90
New cards

Wat is onschuldsvermoeden?

Je bent onschuldig tot het tegendeel bewezen is.

91
New cards

Wat is een strafbepaling?

Dit is het exacte gedrag wat strafbaar is (omschrijving in de wet van strafbare handelingen).

92
New cards

Wat is een strafmaat?

Maximumstraf die de rechter mag opleggen, per delict wettelijk vastgelegd.

93
New cards

Wat is de verjaringstermijn?

Hoelang je het nog voor de rechter kan gebeuren, na de tijd dat het is gebeurd.

94
New cards

Wat is de ne bis in idem-regel?

Je kan niet twee keer vervolgd worden voor hetzelfde vergrijp.

95
New cards

Wat is doodslag?

Opzettelijk, maar niet met voorbedachten rade, beroven van het leven van een ander. Er is wel sprake van opzet.

96
New cards

Wat is moord?

Sprake van een daadwerkelijk vooropgezet plan om een ander van het leven te beroven.

97
New cards

Wat is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf?

Deze straf moet je ook werkelijk uitzitten.

98
New cards

Wat is een voorwaardelijke gevangenisstraf?

Deze straf hoef je niet uit te zitten, tenzij je binnen een bepaalde tijd (de proeftijd) weer iets doet.

99
New cards

Wat is reclassering?

Instantie die jou helpt als je vast hebt gezeten, om je leven weer op te pakken en terug te komen in de maatschappij.

100
New cards

Wat zijn rechtvaardigingsgronden?

Omstandigheden die ervoor zorgen dat een handeling, die normaal gesproken strafbaar zou zijn, niet strafbaar is, door bijzondere omstandigheden.