verlässlich
betrouwbaar
aufsässig
opstandig
die Beziehung
de relatie, het contract
anständig
net, fatsoenlijk
die Ehe
het huwelijk
der Familienstand
de burgerlijke staat
der Nachwuchs
de kinderen
die Zuwendung
de aandacht
vernachlässingen
verwaarlozen
der Unterhalt
de alimentatie
die Verwandtschaft
de familie
die Ähnlichkeit
de gelijkenis
die Angehörigen
de familieleden
die Vorfahren
de voorouders
die Nachkommen
de nakomelingen
die Herkunft
de afkomst
das Alter
de leeftijd
der Ehebruch
het overspel
die Geselligkeit
het gezelschap
Das benehmen
het gedrag
üble Nachrede
smaad
tadeln
afkeuren
verheimlichen
geheimhouden
der Tratsch
het geroddel
hetzen
ophitsen
seicht
oppervlakkig
zwiespältig
verdeeld
das Misstrauen
het wantrouwen
der Krach
de ruzie
zumutbar
redelijk
sich zieren
aarzelen uit schaamte
der Ruf
de (goede) naam
beabsichtigen
van plan zijn
berücksichtigen
rekening houden met
vernetzt
in een netwerk verbonden
die Ausländerquote
het percentage buitenlande
die Gleichberechtigung
de emancipatie
das Gemeinwohl
het algemeen welzijn
das Schicksal
het lot
die Tatsache
het feit
de gunst
der Gefallen
met "u" aanspreken
siezen