Kaarten: Let's Connect 3: English History, in the long run | Quizlet

a purpose

een doel

a trial

een rechtzaak, een proces

a defence

een verdediging

a ruler

een regeerder, een heerser

a marriage

een huwelijk

to marry

huwen, trouwen

to divorce

scheiden

male

mannelijk (geslacht)

female

vrouwelijk

an heir

een erfgenaam

arranged

geregeld, gearrangeerd

to influence

beïnvloeden

the Pope

de paus

a prosecutor

aanklager

a villain

een schurk

an explorer

een ontdekker

to expand

uitbreiden

unemployment

werkloosheid

ancient

oud

an empire

een (keizer)rijk

sudden

plots

an invasion

een inval

a traitor

een verrader

to reign

heersen, regeren

a monarch

een vorst, een heerser

a spouse

een echtgenoot

a poisoning

een vergiftiging

to poison

vergiftigen

to succeed

opvolgen

a succession

de opvolging

a law

een wet

to execute

executeren, terechtstellen

an execution

een terechtstelling (terechtstellen/executeren)

a spectator

een toeschouwer

to behead

onthoofden

a court

een hof(houding)

ought to

zou moeten

cheeky

brutaal

a mass

een mis(viering)

a fine

een boete

to attend

bijwonen

to dominate

overheersen

to ascend

bestijgen, beklimmen

to acknowledge

erkennen

a division

een af(scheiding)

gunpowder

buskruit

holy

heilig

a cellar/a basement

de kelder

the plot

het complot

to plot (against)

samenzweren

a civil war

een burgeroorlog

to defeat

verslaan

to hesitate

aarzelen

briefly

kort

to restore

herstellen

to hide

verbergen, verstoppen

a rival

een rivaal, een vijand

to sentence

veroordelen, berechten

to invade

binnenvallen

a monastery/a convent

een klooster

a bastard

een bastaard, een onwettig kind

a vision

een visioen

to chase

achtervolgen

to surrender

zich overgeven

to taste

proeven

to gossip

roddelen

to light

aansteken

to pour in

(in)schenken