H1: sociologie

4.5(2)
studied byStudied by 16 people
4.5(2)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/63

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

64 Terms

1
New cards

Sociologie

de wetenschap van het sociale

2
New cards

Sociologische perspectief

een algemene denktrant die het sociale gedurig uiteenlegt in sociale relaties en vooral, geziene en ongeziene afhankelijkheden van vaak onbekende anderen

3
New cards

Kwantitatief onderzoek

in cijfers uitdrukbare bevindingen of ‘harde data’ die bovendien gelden voor onderzochte sociale groeperingen

4
New cards

Kwalitatief onderzoek

bestudeerd sociale fenomenen ‘in de diepgang’

5
New cards

Sociologische driehoek

komt de feitelijke sociologiebeoefening neer op een drieledig gebeuren dat pendelt tussen theorievorming, empirisch onderzoek en sociale sturing

6
New cards

Sociale verhouding/relatie/betrekking

relatie tussen twee of meer personen (zowel + als - geladen), sociale handelingen tussen individuen met elkaar verweven (de ene handeling refereert naar de vorige handeling, waarop weer georienteerd wordt), komt tot stand door samenhandelen ~ zakelijk of intiem, tijdelijk of langer, mogelijks over meerdere decennia, maar ook voor enkele seconden (treinloket)

7
New cards

Sociaal handelen

handelen waarbij het handelen van een actor is georienteerd op het handelen van een of meer andere actoren ~ impliceert invloed van handeling actor A op handelingen van actor B

!passieve acties als tv kijken is wel sociaal handelen, maar geen sociale relatie/verhouding

8
New cards

Actor

iemand die handelingen stelt en dus handelingsvermogen bezit= agency

9
New cards

collectieve actoren

iets (meerdere actoren) die handelingen stelt en dus handelingsvermogen bezit= agency, vb: staat, bedrijf

10
New cards

Samenhandelen

iedere handeling van A wordt gevormd door orientatie op handelen van B enzovoort

11
New cards

Zelfreferentieel (zelfreferentialiteit)

wederzijdse orientatie: binnen een proces van samenhandelen refereet iedere handelen/nieuw element aan eenzelfde handeling/soort element (van eventueel andere actor)

12
New cards

dynamisch, tijdsgebonden

relaties veranderen voortduerend, onvoorspelbaar in zekere maten

13
New cards

contigent, onvoorspelbaar

gebaseerd op agency; kan onvoorspelbaar zijn

14
New cards

agency

verwijst naar feit dat iedereen controle heeft over eigen handelingen en op ieder moment kan beslissen wat die zelf doet

15
New cards

Reflexieve monitoring van handelen

het voortdurend succesvol sturen en controleren door actoren van zijn eigen activiteit (=registreren en memoriseren wat er gezegd werd, vooruitlopen op mogelijke toekomstige handelingen)

16
New cards

Afhankelijkheidsverhouding/sociale binding

de actoren hebben elkaar nodig

17
New cards

Sociaal verband

een samenhangend geheel van sociale bindingen met een zekere duurzaamheid (langere periode) en voor derden observeerbare grenzen vb: gezin, familie, bedrijf, ..;

18
New cards

Cognitive binding

kennisoverdracht (vb: schoolklas: leerkracht-leerling)

19
New cards

economische binding

economische redenen (vb: brood kopen bij bakker: bakker-klant)

20
New cards

politieke binding

politieke gronding (vb: wederzijdse afhankelijkheid, staat en burgers)

21
New cards

affectieve binding

persoonsgebonden gronding (vb: vienden, familie, ..)

~enorm grote afhankelijk, want persoonlijk

22
New cards

Veralgemeende/ gegeneraliseerde afhankelijkheid

we zijn afhankelijk van bijzonder veel gespecialiseerde beroep(sbeoefenaren) ~van allemaal een beetje afhankelijk, maar dus niet zo erg als bij affectieve bindingen

23
New cards

Sociaal netwerk

een lange ketting van afhankelijkheden

24
New cards

Verdinglijking of reïficatie

suggereren van bestaan van een autonoom object dat buiten ons om staat en zich als actor gedraagt (vb: de maatschappij bepaalt ons handelen)

25
New cards

De maatschappij/samenleving

het momentane geheel van alle sociale relaties, bindingen , verbanden en netwerken (2 visies: nationalistisch vs kosmopolitisch) ~hyperdynamisch, steeds veranderende realiteit

26
New cards

kosmopolitisme

globaal: overstijgt landsgrenzen

27
New cards

nationalistisch

Een nationale of regionale samenleving met territoriale en vaak ook politieke grenzen is…

28
New cards

Globaliseren/mondialiseren

verruiming, verdieping en versnelling van wereldwijde verbondenheid in alle dimensies van het hedendaagse sociale leven (cultureel, crimineel, industrieel)

~ zowel sociale relaties als sociale netwerken (grote bedrijven als Microsoft)

m.a.w. toename in sociale relaties, bindingen en verbandentussen(soms)verafgelegenactorendie lands- en geografische grenzen overstijgen

29
New cards

De wereldmaatschappij

het momentane geheel van transcontinentale, mondiale sociale relaties, bindingen, verbanden en netwerken —> ontstaan kosmopolitisme (wereldbewustzijn, mensheid als één geheel)

30
New cards

Het Dominant egocentrisch maatschappijbeeld

de samenleving als een reeks van concentrische cirkels van andere rondom een ik of ego

men ziet elke nieuwe (en grotere) cirkel als grotere afstand van individu en dus mindere sociale betrokkenheid

~ sociale blindheid, niet (h)erkennen van afhankelijkheden en relaties

in deze visie komt men onder andere aan “kloof tussenburgerenpolitiek”,maarinwerkelijkheidspreken we van een verband (politiek is ook afhankelijk van burger)

31
New cards

Decentrering

las socioloog egocentrische bril leren afzetten

32
New cards

Sociologische verbeelding 1

het vermogen om zichzelf te observeren als een knooppunt van én in menigvuldige sociale bindingen, verbanden of netwerken die het eigen denken en handelen mede vormgeven

33
New cards

Sociologische verbeelding 2

het vermogen om persoonlijke problemen met sociale feiten of veranderen te verbinden

34
New cards

depersonalisatie

sociaal probleem is niet individueel, maar met anderen gedeeld

35
New cards

persoonlijke moeilijkheden

problemen die autobiografisch of als private kwesties worden beleefd

36
New cards

sociale problemen

een of meerder sociale factoren brengen grotere groep mensen in problemen —> collectieve zaak

37
New cards

emancipatie van feminisme

-veel vrouwen vroeger grof behandeld door partner: gezien als individueel probleem (“elk huisje heeft zijn kruisje”)

-eind jaren 60: tweede feministische beweging komt op, zaak wordt erkend als groter sociaal probleem; geen privézaak meer, maar structurele machtsongelijkheid over groot deel van samenleving sociaal probleem= patriarchaat

-politieke bemoeienissen zorgden naast de opkomst van feminisme voor meer gelijkheid

38
New cards

Victim blaming/slachtofferblamage

het slachtoffer krijgt de schuld en is daarom de eigenlijke dader of minstens medeverantwoordelijk

39
New cards

Defamilialisering

eerder vertrouwde stukjes sociale realiteit blijken (na nieuw licht erop) onvertrouwd; schijnbaar bekend terrein bevat blijkbaar toch meerdere dimensies

40
New cards

Waarderingsvrijheid

morele neutraliteit, gebaseerd op feiten, neutrale kijk

41
New cards

Standpunttheorie

neemt duidelijk afstand van eis van waarderingsvrije kennis

~ neutrale objectieve kennis is onmogelijk, omdat iedere onderzoeker binnen de onderzochte sociale wereld zélf ook nog eens de positie van man of vrouw inneemt

socioloogheeftpaszichtopvormenvanongelijkheid als deze standpunt van de onderdrukte inneemt

42
New cards

sociaal Reformisme

streven naar rechtvaardigheid, sociale kansengelijkheid, =hervorming/verandering

43
New cards

Onbedoelde gevolgen

uitkomsten die anders uitvallen dan werd bedoeld door de handelende actor

44
New cards

Perverse effecten

(onbedoelde of onverwacht of) tegenovergestelde effecten van datgeen dat werd beoogd

45
New cards

Het Mattheüseffect

aan hem die heeft, zal gegeven worden” het verschijnsel dat baten van bepaalde (overheids) uitgaven disproportioneel méér vloeien naar mensen die al voldoende middelen bezitten dan naar mensen die (te) weinig middelen bezitten.

46
New cards

Self-denying prophecy/ Zichzelf verleggende/ zichzelf vernietigende voorspelling

een aanvankelijk correcte of ware voorspelling zorgt onbedoeld voor een handelen dat voorspelling tenietdoet

47
New cards

Thomas-theorama

‘if men define situations as real, they are real in their consequences’ Wanneer mensen situaties als reëel definiëren, hebben die reële gevolgen

~ we baseren ons handelen vaak op geruchten, stereotypen, opinies

indien men objectief gebrekkige situatie definitie aanziet voor correct, heeft dit reële consequenties

48
New cards

Situatiedefinitie

interpretatie van verschijnsel die zegt wat dat verschijnsel is

49
New cards

Self fullfilling prophecie/ Zichzelf waarmakende/zichzelf bevestigende voorspelling

een aanvankelijk onware situatiedefinitie resulteert onbedoeld in handelen dat de oorspronkelijkonware voorstelling van zake waarmaakt

50
New cards

Sociale vooroordelen/stereotype

Een geschematiseerde collectieve voorstelling van een sociale groepering en haar leden

51
New cards

Meesleur effect

de een handelt omdat die in bepaalde handeling gelooft, en sleurt zo anderen mee, cumulatief effect (bv influencers)

52
New cards

Sociale geloofscirkel

de onbewijsbare definitie van een toekomstige situatie iis een handelen dat de voorspelling bevestigd, waardoor de geloofwaardigheid van de voorspellers toeneemt

53
New cards

Begrip/concept

een notie die abstractie maakt van de meer specifieke en concrete uitingen van het omschreven fenomeen (ieder begrip staat niet op zichzelf, verwijst ook naar andere concepten, basiseenheden van theorie)

54
New cards

Theorie

een samenhangend geheel van naar elkaar verwijzende abstracte begrippen en daaruit afgeleide conceptuele uitspraken

55
New cards

Beschrijven

weinig conceptueel, theoretisch werk

~ bv hoeveel mensen bezoeken een kunstexhibitie en wat is hun opleidingsniveau?

56
New cards

Grounded theory/gefundeerde theorie

inductief ontwikkelen van begrippen en conceptuele uitspraken vanuit concreet onderzoek onbevooroordeeld, empirische waarnemingen, moet losstaan van reeds gekende theorieën en andere kennis

57
New cards

Middle-range theory

beperkte reikwijdte

~ deductie van empirisch toetsbare hypothesen uit een aangemaakte theorie, theorievorming richt zich op bepaald sociaal verschijnsel, bevindt zich tussen empirische beschrijving en alomvattende theorie

58
New cards

Grand-theory/ Supertheorieën

genereren van nieuwe, meer algemene ideeën, universaliteit totaaltheorie van het sociale die de drie basisvragen kan beantwoorden

59
New cards

conceptuele bril

nadeel van iederen sociologische theorie

~men ziet bepaalde dingen net zeer goed en sommige dingen ontgaan men gewoon

60
New cards

Grondslagenonderzoek

onderzoek dat zich focust op de gebruikte basisbegrippen

61
New cards

Theoretisch pluralisme

er is niet slechts1allesomvattend geheel van opvattingen over studie objecten te gebruiken onderzoeksmethoden⇒verschillende sociologische stromingen

~het gegeven van uiteenlopende theoretische referentiekaders

niet alle sociologen hanteren zelfde zienswijze

62
New cards

Theoretisch referentiekader

een globale visie op de basiselementen van het sociale en hoe die moeten worden bestudeerd

63
New cards

Complementair

divergerende theoretische referentiekaders vullen elkaar vaak aan en kunnen daarom in onderzoek worden gecombineerd; deze theorien zijn …

64
New cards

Rational choice

mensen handelen primair vanuit rationele keuzes gebaseerd op eigenbelang