Studied by 1 person
aburrirse
zich vervelen
acostarse (ue)
gaan slapen/ naar bed gaan
afeitarse
zich scheren
amanecer
dag worden/ licht worden
bañarse
in bad gaan
barrer
vegen
cepillarse (los dientes)
(je tanden) poetsen
charlar
babbelen
desayunar
ontbijten
despertarse (ie)
wakker worden
ducharse
douchen
encontrarse (ue)
elkaar ontmoeten
equivocarse
zich vergissen
escuchar
luisteren
fregar (ie) el suelo
dweilen
fregar (ie) los platos
afwassen
hacer la cama
het bed opmaken
irse (irr)
weggaan
lavar el coche
de auto wassen
lavar la ropa
de was doen
lavarse
zich wassen
levantarse
opstaan
limpiar
schoonmaken, poetsen
madrugar
vroeg opstaan
maquillarse
zich opmaken
pasar la aspiradora
stofzuigen
peinarse el pelo
je haar kammen
planchar
strijken
poner la lavadora
de was doen
poner la mesa
de tafel dekken
quitar el polvo
afstoffen
quitar la mesa, recoger la mesa
de tafel afruimen
regar (ie) las plantas
de planten water geven
relajarse
relaxen/ontspannen
sacar al perro
de hond uitlaten
sacar la basura
het vuilnis buitenzetten
tender la ropa
de was ophangen
vestirse (i)
zich aankleden
volver a +inf
terug / opnieuw + inf
el amanecer
de dageraad
el hogar
het gezin
el horario
het uurrooster / het schema
el machismo
het machogedrag
el recado
de boodschap
la igualdad
de gelijkheid
la inigualdad
de ongelijkheid
la rutina
de routine
la ventana
het raam
las compras
de boodschappen
doméstico/a
huis-
machista
macho-
rutinario
routine-
al final
ten slotte, uiteindelijk
a menudo
vaak, dikwijls
antes de + inf.
voor/voordat/alvorens
a veces
soms
cada
elk, ieder
casi
bijna
después de+inf
na/nadat
frecuentemente
frequent/vaak
luego
vervolgens, daarna
nunca
nooit
primero
eerst / ten eerste
siempre
altijd
sobre (las diez)
rond tien uur
alquilar
huren, verhuren
compartir
delen
comprar
kopen
mudarse
verhuizen
pintar
schilderen
vender
verkopen
el adosado
het rijhuis
el ático
penthouse/ de zolder
el chalet/chalé
het vrijstaand huis
el edificio
het gebouw
el palacio
het paleis
el piso
het appartement, de verdieping
la cabaña
de hut
la casa de campo
het huis op het platteland
la habitación
de slaapkamer
la villa
de villa
la vivienda
de woning
el balcón
het balkon
el baño
het toilet
el comedor
de eetkamer
el cuarto de baño
de badkamer
el cuarto
de kamer, het vertrek
el despacho
het bureau, het kantoor
el desván
de zolder
el garaje
de garage
el jardín
de tuin
el pasillo
de gang
el sótano
de kelder
el trastero
het berghok
la cocina
de keuken
la mascota
het huisdier
la piscina
het zwembad
la planta
de plant / de verdieping
la sala de estar/el salón
de woonkamer
la terraza
het terras
Note 
Flashcard (36)