Studied by 0 peopleDas Abenteuer
Het avontuur
Die Aktivität
De activiteit
Das Angebot
Het aanbod, de aanbieding
Der Ausflug
Het uitstapje
Die Broschüre
De brochure
Das Fahrrad
De fiets
Die Fantasie
De fantasie
Die Ferien
De vakantie
Der Ferienpark
Het vakantiepark
Das Freibad
Het openluchtzwembad
Der Fußballplatz
Het voetbalveld
Der Golfplatz
Het golfterrein
Die Jugend
De jeugd
Das Langlaufen
Het langlaufen
Das Pferd
Het paard
Der Preis
De prijs
Das Programm
Het programma
Die Reitausbildung
De paardrijcursus
Das Reiten
Het paardrijden
Die Ruhe
De rust
Die Sauna
De sauna
Das Schwimmbad
Het zwembad
Der Sommer
De zomer
Die Sommerferien
De zomervakantie
Der Spaß
Het plezier
Der Spielplatz
Het sportveld, speelterrein
Der Sport
De sport
Die Sporthalle
De sporthal
Der Urlaub
De vakantie, het verlof
Das Volleyballfeld
Het volleybalveld
Die Wanderkarte
De wandelkaart
Die Wanderung
De wandeling
Der Wanderweg
De wandelweg
Der Winter
De winter
Der Wintersport
De wintersport
Der Felsen
De rots
Die Gegend
De streek
Die Natur
De natuur
Der Schnee
De sneeuw
Der Schwarzwald
Het Zwarte Woud
Die Sonne
De zon
Das Strandbad
Het strandbad
Die Region
De streek
Der Wald
Het bos, het woud
Der Wasserfall
De waterval
Ab
Vanaf
Abenteuerlich
Avontuurlijk
Erhältlich
Verkrijgbaar
Geführt
Geleid
Günstig
Gunstig
Jetzt
Nu
Übrigens
Trouwens
Vermutlich
Vermoedelijk
Vielleicht
Misschien
Wahrscheinlich
Waarschijnlijk
Wunderbar
Wonderbaarlijk
Keine Ahnung!
Geen idee!
Darauf habe ich heute keinen Bock.
Daar heb ik vandaag geen zin in.
Worauf hast du Bock?
Waar heb je zin in?
Einverstanden!
Akkoord!
Ich freue mich schon!
Ik zie er al naar uit.
Zum Glück
Gelukkig
Guck mal!
Kijk eens!
Nach Herzenslust.
Naar hartenlust.
Tolle Idee
Tof idee
Stimmt!
Dat klopt!
Worauf hast du Lust?
Waarin heb je zin in?
Freiburg ist einen Besuch wert.
Freiburg is een bezoek waard.
Die Sauna steht Ihnen zur Verfügung.
De sauna staat u ter beschiking.
besuchen
bezoeken
bieten
bieden
bleiben
blijven
buchen
boeken
faulenzen
luieren
genieSen
genieten (van)
klettern
(be)klimmen
lieben
houden (van)
meinen
bedoelen
mieten
huren
regnen
regenen
reiten
paardrijden
rudern
roeien
sich langweilen
zich vervelen
träumen
dromen
treiben
hier: doen (aan)
wandern
wandelen
werden
zullen, worden
wissen
weten
Was machen wir denn heute?
Wat doen we vandaag?
Was möchtest du denn heute machen?
Wat zou je graag doen?
Ich möchte gern schwimmen gehen.
Ik zou graag gaan zwemmen.
Wir können ins Freibad gehen.
We kunnen naar het openluchtzwembad gaan.
WeiS nicht.
Ik heb geen idee!
Keine Ahnung
Ik weet het niet!
Worauf hast du Bock?
Waar heb je zin in?
Worauf hast du Lust?
Waar heb je zin in?
Worauf haben Sie Lust?
Waar heeft u zin in?
Ich habe Lust auf eine Radtour.
Ik heb zin in een fietstocht.
Ich habe Bock auf eine lange Wanderung.
Ik heb zin in een lange wandeling.
Wie ist die Wettervorhersage?
Wat is de weersvoorspelling?
Note
Flashcard