1/15
Deze flashcards bevatten belangrijke termen en definities gerelateerd aan de ontwikkeling van de Nederlandse taal van het verleden tot heden.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Oudnederlands
De oude vorm van de Nederlandse taal tot 1100.
Middelnederlands
De Nederlandse taal zoals deze gesproken werd tot 1500.
Vroeg-modern Nederlands
De fase van de Nederlandse taal tot 1800.
Modern Nederlands
De huidige vorm van de Nederlandse taal tot heden.
koineĂŻsatie
Het ontstaan van een nieuwe gemeenschappelijke variant van een taal.
Grammatica
De studietaalsystematiek en structuren binnen een taal.
negatie
Het gebruik van woorden om iets te ontkennen.
naamval
Verschillende vormen van een zelfstandig naamwoord die de functie van het woord in een zin aanduiden.
geslacht
De classificatie van zelfstandig naamwoorden in de categorieën mannelijke, vrouwelijke en onzijdige.
stabilisatie
Het proces waarbij een taalelement of systeem constant blijft over de tijd.
verbuigingsklasse
De categorie waartoe een naamwoord volgens zijn verbuiging behoort.
regiolect
De variëteit van een taal die sterk regionaal gekleurd is.
Statenbijbel
De bijbelvertaling uit 1637 die invloedrijk was voor de ontwikkeling van het Nederlands.
vernacular
De dagelijkse spreektaal of volkstaal in een bepaalde regio.
etymologie
De studie van de oorsprong en geschiedenis van woorden.
dialect
Een variant van een taal die specifiek is voor een bepaalde regio of groep.