1/101
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
schildklier
hormoonklier die thyroxine produceert; ligt in de hals, voor het strottenhoofd, tegen de luchtpijp aan
thyroxine (schildklierhormoon)
stimuleert de stofwisseling en groei en ontwikkeling bij kinderen
insuline en glucagon
Deze hormonen houden het glucosegehalte van het bloed min of meer constant
nieren produceren epo wanneer...
wanneer ze onvoldeonde zuurstof krijgen
Zenuwcellen (neuronen)
cellen die impulsen geleiden en neurotransmitters afgeven
cellichamen van zenuwcellen liggen...
vlak of in het centerale zenuwstelsel
Gevoelscentra
Hersencentra waarin impulsen worden ontvangen die afkomstig zijn van zintuigen
Bewuste reactie
Reactie waarbij de impulsen altijd via de hersenen verlopen
rustpotentiaal
het verschil in lading tussen de binnen- en buitenzijde van het celmembraan van zenuwcellen als ze geen impulsen voortgeleiden
ionenpomp
kan ionen tegen het concentratieverval in, de cel in of uit transporteren
impulsfrequentie
het aantal impulsen per tijdseenheid die door een zenuwcel wordt voortgeleid
pezen
hiermee zitten spieren aan botten vast
spierbundel
is omgeven door een laag bindweefsel en bestaat uit een aantal spiervezels
Hormonen
chemische stoffen die door hormoonklieren aan het bloed worden afgegeven en processen in het lichaam regelen
doelwitorganen
De organen die door specifieke hormonen worden beïnvloed.
Hormoonstelsel
alle hormoonklieren in het lichaam
Hypofyse
Een hormoonklier onder aan de hersenen, die in verbinding staat met de hypothalamus en o.a. stimulerende hormonen afscheidt. Stimulerende hormonen stimuleren de werking van andere hormoonklieren
regelkring
bestaat uit een sensor, een controlecentrum en een effector en zorgt voor het handhaven van een bepaalde normwaarde in een organisme
Homeostase
het in stand houden van een dynamisch evenwicht in het inwendige milieu van organismen
Normwaarde
Het gewenste niveau van een bepaalde factor.
dynamisch evenwicht
Een bepaald evenwicht dat steeds schommelt rondom de normwaarde.
negatieve terugkoppeling
een stof remt zijn eigen aanmaak
Positieve terugkoppeling
Wanneer een toename van het resultaat het proces versterkt.
uitwendig milieu van een organisme
de omgeving buiten iets dat is omgeven door andere cellen, weefsels en organen
Inwendig milieu van een organisme
Het inwendig milieu is de weefselvloeistof rond de cellen, de lymfevloeistof en het bloed. Wat tot het inwendig milieu van een organisme behoort, kan in principe het lichaam niet verlaten.
signaalmoleculen
Stoffen die communicatie tussen cellen mogelijk maken in een meercellig organisme.
receptoren
eiwitten in het celmembraan, het cytoplasma of de celkern, waaraan een specifiek molecuul kan binden
doelwitcellen
cellen die receptoren bezitten waaraan bepaalde signaalmoleculen kunnen binden
endocriene klieren
Klieren die geen afvoerbuis hebben en hun product afgeven aan het bloed.
Exocriene klieren
Klieren met een afvoerbuis waarmee ze hun product afgeven aan hun omgeving.
hormoonconcentratie
De concentratie van een bepaald hormoon in het bloed.
hormoonklieren
1. Hypofyse
2. Schildklier
3. Bijnieren
4. Eilandjes van Langerhans
5. Ovaria of Testes
Hypothalamus en Hypofyse
verbinden het zenuwstelsel en hormoonstelsel met elkaar
hypofysevoorkwab
Produceert :
groeihormoon (GH)
TSH
ACTH
FSH
LH
prolactine
hypofyseachterkwab
Produceert :
ADH
Oxytocine
ADH (antidiuretisch hormoon)
Een hormoon dat de resorptie van water in de nieren stimuleert. (bij de vorming van urine)
Oxytocine
hormoon dat het ontstaan van weeën aan het einde van de zwangerschap en tijdens de geboorte stimuleert, dat bij het zogen zorgt voor de melksecretie uit de melkklieren in de borsten.
Hypothalamus functie
regelt secretie van hormonen door hypofyse
TSH (thyroïdstimulerend hormoon)
Stimuleert secretie van thyroxine en vorming van schildklierweefsel
Jodium is...
noodxkelijk voor vorming van thyroxine
thyroxine remt...
productie en secretie van TSH
eilandjes van Langerhans
celgroepjes in de alvleesklier die voor de vorming van de hormonen insuline en glucagon zorgen
Bloedsuikerspiegel
glucoseconcentratie in het bloed
tussen 4,0 en 8,0 mmol/L
glycogeen
Lange ketting van glucosedeeltjes
wordt gevormd door de lever bij de opslag van glucose
reservecellen
epo (erytropoëtine)
hormoon dat de productie van rode bloedcellen in het rode beenmerg stimuleert
Bijnieren
Liggen op de nieren, maken o.a. adrenaline (stresshormoon)
bestaan uit bijnierschors en bijniermerg
zenuwstelsel
Bestaat uit hersenen, ruggenmerg en zenuwen; de taak is het aansturen en laten samenwerken van je organen
centrale zenuwstelsel
bestaat uit grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg
perifere zenuwstelsel
zenuwen
animale zenuwstelsel
regelt bewuste reacties en de houding en beweging van het lichaam
autonome zenuwstelsel
regelt je ademhaling, de werking van je hart en andere inwendige organen; werkt buiten de wil om
werking van zenuwstelsel
1. receptoren
2. conducturen
3. effectoren
receptoren
Vangen prikkels op uit het milieu en zetten deze om in impulsen
Conductoren
zenuwcellen die impulsen geleiden
effectoren
spieren die reageren op impulsen door samen te trekken of te ontspannen en klieren die reageren op impulsen door stoffen af te scheiden
Neurotransmitters zijn
signaalmoleculen
dendriet
uitlopers van een zenuwcel die impulsen naar het cellichaam toe geleiden
axon (neuriet)
uitloper van een neuron die impulsen van het cellichaam af geleidt
myelineschede
isolerende laag om uitlopers van zenuwcellen
bestaan uit cellen van Schwann
cellen van Schwann
cellen die de myelineschede vormen die veel axonen omgeeft
Synapse (Synaps)
plaats van prikkeloverdracht tussen de cellen
einde van vertakking van axon
synaptische spleet
Spleet tussen het uiteinde van een axon van een neuron en een doelwitcel waar celcommunicatie plaatsvindt met behulp van neurotransmitters.
gevoelszenuwcellen
geleiden impulsen van zintuigcellen naar het centrale zenuwstelsel
Schakelcellen
Geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel.
bewegingszenuwcellen
geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar spieren en klieren
Gemengde zenuw
Bevat uitlopers van gevoelszenuwcellen en bewegingszenuwcellen
grote hersenen
Deel van de hersenen dat gaat over bewuste waarneming en beweging, onthouden en nadenken
kleine hersenen
deel van hersenen dat bewegingen coordineert en het evenwicht handhaaft
hersenschors
buitenste, grijze (sterk geplooide) gedeelte van de grote en de kleine hersenen
grijze stof
hierin liggen de cellichamen van schakelcellen en van bewegingszenuwcellen
witte stof
weefsel aan de buitenkant van het ruggenmerg en de binnenkant van de grote hersenen. In de witte stof liggen veel gemyeleiniseerde zenuwvezels
hersenstam
gedeelte van de hersenen, gelegen tussen grote hersenen en ruggenmerg.
De hersenstam bevat centra voor het autonome zenuwstelsel, is de verbinding tussen hersenen en ruggenmerg.
De reflexen van hoofd en hals lopen via de hersenstam.
Hersencentra
delen van de grote hersenen met speciale functies
Bewegingscentra
Hersencentra waarin impulsen ontstaan die bewuste bewegingen veroorzaken
ruggenmerg
deel van het zenuwstelsel dat in de wervelkolom ligt; via je ruggenmerg gaan impulsen van zintuigen naar de hersenen en van de hersenen naar de spieren
Ruggenmergzenuwknopen (spinale ganglia)
verdikkingen in de gevoelszenuwen vlak bij het ruggenmerg die worden gevormd door een opeenhoping van cellichamen van gevoelszenuwcellen
Onbewuste reactie, reflex
Directe, onwillekeurige reactie op een zenuwprikkel
reflexboog
de weg die impulsen bij een reflex afleggen. Een reflexboog bestaat uit:
een receptor
een sensorisch neuron
een deel van het centrale zenuwstelsel
motorische neuronen
en effectoren.
orthosympatisch zenuwstelsel
deel van het autonome zenuwstelsel dat organen zodanig beïnvloedt dat het lichaam activiteiten kan doen waar energie voor nodig is. (bij adrenline)
parasympatisch zenuwstelsel
het deel van het autonome zenuwstelsel dat het lichaam in rust brengt
innerveren
alle organen in het lichaam zijn verbonden met zenuwen die de organen van impulsen kunnen
dubbele innervatie
het doelwitorgaan wordt geïnnerveerd door een zenuw van het orthosympatische zenuwstelsel en een zenuw van het parasympatische zenuwstelsel
natrium-kaliumpomp
ionenpomp in het celmembraan waarvan de transporteiwitten actief natriumionen de cel uit transporteren en kaliumionen de cel in transporteren met behulp van energie uit ATP
natriumkanalen
kanalen in het membraan van een zenuwcel die een rol spelen bij de impulsgeleiding naar binnen
drempelwaarde
minimale sterkte van een prikkel die effect heeft, de prikkeldrempel
actiefase
wanneer in een zenuwcel een impuls ontstaat doordat de binnenkant van het celmembraan van de zenuwcel door het transport van Na+-ionen de cel in een positieve lading krijgt ten opzichte van de buitenkant
kaliumkanaal
kanalen in het membraan van een zenuwcel die een rol spelen bij de impulsgeleiding naar buiten
Herstelfase
periode waarin een bepaald deel van het celmembraan niet of minder goed in staat is nieuwe impulsen te geleiden doordat de normale ionenverdeling nog niet is hersteld
impulssterkte
de grootte van de verandering in elektrische lading van het celmembraan
Sprongsgewijze impulsgeleiding
impuls 'springt' van insnoering naar insnoering bij een uitloper met een myelineschede doordat alleen bij de insnoeringen ionentransport plaatsvindt
impulsoverdracht
van een zenuwce naar een ander zenuw-, spier- of kliercel met neurotransmitters di vrijkomen uit het uiteinde van een axon
Glad spierweefsel
spierweefsel in de wand van buisvormige of holle organen dat wordt geïnnerveerd door het autonome zenuwstelsel en dat bestaat uit langwerpige spiercellen met elk een celkern. traag maar moeijlijk vermoeid
Dwarsgestreept spierweefsel
spierweefsel in skeletspieren; ziet er door een microscoop gestreept uit, staat onder invloed van de wil, sterk maar snel moe
spiervezel
langwerpige vezelvormige cel in dwarsgestreept spierweefsel. Elke spiervezel is ontstaan door versmelting van vele spiercellen
spierschede
Stevig bindweefsel om een spier
motorische eindplaatjes
de uiteinden van de vertakkingen van een axon van een bewegingszenuwcel
motorisch eenheid
alle spiervezels die impulsen krijgen van hetzelfde motorisch neuron
spierfibrillen
in de spiervezel
tussen in zitten mitochondriën en en glycogeenkorrels
filamenten
eiwitdraden in een spierfibril
Actine
dunne filamenten in een spierfibril