DEEL 4 - La distinction des biens (DEEL 1 BIENS)

une disposition légale

een wettelijke bepaling

meuble (adj. ou n.m.)

roerend ; een roerend goed

immeuble (adj. ou n.m.)

onroerend ; een onroerend goed

la destination

de bestemming

être destiné à

bestemd zijn om

l’usufruit

het vruchtgebruik

l'extinction de l'usufruit

het verval van het vruchtgebruik

recevoir (qqc.) en usufruit

(iets) in vruchtgebruik ontvangen

un(e) usufruitier (-ière)

vruchtgebruiker, vruchtgebruikster

mobilier (adj. ou n.m.)

roerend ; een roerend goed

immobilier (adj.ou n.m.)

onroerend ; een onroerend goed

une servitude

een erfdienstbaarheid

un service foncier

een grondlast (\= een last die op een erf rust)

une action

(juridisch ) rechtsvordering

une action civile

burgerlijke rechtsvordering

une action en diffamation

eis, vordering wegens belediging

une action en dommages-intérêts

eis, vordering tot schadevergoeding

une action immobilière

vordering inzake een onroerend goed

intenter / introduire une action (en justice)

een aanklacht indienen

l’action publique

strafvordering

Revendiquer

opeisen,

une revendication

een eis

la nature (d’un bien)

de aard (van een goed)

la détermination

de bepaling

déterminer

bepalen

déterminable

bepaalbaar

déterminant

bepalend, beslissend, doorslaggevend

une obligation

een verplichting, verbintenis ; een obligatie

exigible

opeisbaar

exiger

eisen

une exigence

een eis

exigeant

veeleisend

l’exigibilité

de opeisbaarheid

un effet

een effect, papier met geldwaarde

un intérêt

een belang, een interest, een rente

une rente perpétuelle

een altijddurende rente

une rente viagère

een lijfrente

la cession

overdracht, vervreemding, afstand

un acte de cession

overdrachtsakte, akte van cessie

la cession de créances, de dettes

overdracht van vorderingen, schulden

faire cession de

overdragen, afstand doen van

céder

(jurid.) overdragen, vervreemden, verkopen

bien qu'on ne peut céder

onvervreemdbaar goed

cessionnaire ( m. & v. )

cessionaris, persoon aan wie iets wordt overgedragen, verkrijger

cessible

(jurid.) overdraagbaar, vervreemdbaar

la cessibilité

(jurid.) overdraagbaarheid, vervreemdbaarheid

à titre onéreux

onder bezwarende titel, tegen vergoeding / betaling

à titre gratuit

ten kosteloze titel, gratis

un fonds

grond, grondbezit, land, erf

rachetable

terugkoopbaar, afkoopbaar

le rachat

racheter

opkomen

Stipuler

(jur.) stipuleren, bedingen, bepalen, vastleggen

le contrat stipule que

in het contract wordt vastgelegd dat

stipuler une garantie

een garantie bedingen

(onpers.) il est stipulé que

er wordt uitdrukkelijk gesteld / gezegd dat

rembourser

terugbetalen, vergoeden

le remboursement

De terugbetaling

remboursable

Terugbetaalbaar

Excéder

overschrijden

Être nul

nietig zijn

la nullité

de nietigheid

Appartenir (à)

behoren tot

l’appartenance (à)

het behoren tot

Administrer un bien

een goed besturen

l’administration

het bestuur

aliéner

vervreemden, overdragen

l’aliénation

de vervreemding

aliénable

vervreemdbaar

un bien vacant ou sans maître

een onbeheerd goed

un héritier, une héritière

de erfgenaam

hériter (qqc, de qqn)

erven (iets, van iemand)

un héritage

erfenis, nalatenschap, erfgoed, erfdeel

faire un héritage

erven, laisser en / pour héritage, nalaten

transmettre qqch. en héritage

iets nalaten

une succession

opvolging, erfopvolging, successie, erfenis, nalatenschap

droit de succession

successierecht

la succession testamentaire

testamentaire erfopvolging

droits de succession

successierechten

la part de (la) succession

erfdeel

le droit de propriété

het eigendomsrecht

le droit de jouissance

het genotsrecht

prétendre (à)

aanspraak maken op

la prétention

de eis, aanspraak

une disposition légale

een wettelijke bepaling

meuble (adj. ou n.m.)

roerend ; een roerend goed

immeuble (adj. ou n.m.)

onroerend ; een onroerend goed

la destination

de bestemming

être destiné à

bestemd zijn om

l’usufruit

het vruchtgebruik

l'extinction de l'usufruit

het verval van het vruchtgebruik

recevoir (qqc.) en usufruit

(iets) in vruchtgebruik ontvangen

un(e) usufruitier (-ière)

vruchtgebruiker, vruchtgebruikster

mobilier (adj. ou n.m.)

roerend ; een roerend goed

immobilier (adj.ou n.m.)

onroerend ; een onroerend goed

une servitude

een erfdienstbaarheid

un service foncier

een grondlast (\= een last die op een erf rust)

une action

(juridisch ) rechtsvordering

une action civile

burgerlijke rechtsvordering