schooltaal woorden

argument/ argumenten

wat je gebruikt om de bewering bij te staven

discussiëren

van gedachten wisselen over iets met iemand

elimineren

verwijderen/ uitschakelen

fictief

verzonnen

overigens

voor het overige/ wat de rest betreft

reconstrueren

opnieuw opbouwen met de gegevens die je hebt

selecteren

kiezen

associëren -de associatie - associatief

samenvoegen, koppelen, een verbinding maken, een verband zien

continent/ continenten

een werelddeel

geografisch

wat de plaats en ligging betreft, aardrijkskundig (de geografie)

opiniërend

een mening of opinie geven

prescriptief

iets voorschrijven/ een instructie geven

sleutelwoord

kernwoord

stabiliteit

de stevigheid

stereotiep

traditioneel/ vastgeroest

aankruisen

een kruisje voor plaatsen

alternatief/ alternatieven

een ander mogelijkheid/ een keuzemogelijkheid

effect/ effecten

de invloed/ uitwerkingin

instructie/ instructies

een richtlijn of aanwijzing over hoe iets uitgevoerd moet worden

instructiewoord/ instructiewoorden

een woord dat aangeeft wat je moet doen

markeren

aanduiden met een markeerstift

mening

hoe jij denkt over iets of iemand

noteren

opschrijven

omcirkelen

een cirkel rond tekenen

portofolio

een verzameling van creatieve uitingen waarmee iemand toont wat hij kan

selecteren

kiezen

taalvariëteit

taalregister bv dialect, standaardtaal, jongerentaal

typeren

kenmerkend zijn voor iemand

waarnemen

kunnen zien, horen, ruiken,..