VOC: Les finances et l'argent
4.2(6)
Studied by 19 people
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
FlashcardsCard Sorting
1/103
Study Analytics
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
104 Terms
1
New cards
het geld
l’argent/ les sous
2
New cards
het kleingeld/ de munstukken
la monnaie/ les pièces de monnaie
3
New cards
cash
le liquide/ les espèces/ le cash
4
New cards
cash betalen
payer en espèces/ cash
5
New cards
geld op zak hebben
avoir de l’argent sur moi
6
New cards
blut zijn/ geen geld hebben
ne pas avoir un rond
7
New cards
de uitgaven/ verkwistend zijn
les dépenses/ être dépensier
8
New cards
geld uitgeven
dépenser de l’argent
9
New cards
de bank
la banque
10
New cards
de bankkaart/ de kredietkaart
la carte bancaire/ la carte de crédit
11
New cards
de Visa-kaart
la carte bleue
12
New cards
de bankrekening
la compte en banque
13
New cards
de zichtrekening
le compte Ă vue/ courant
14
New cards
de spaarrekening
le compte/ le livret d’épargne
15
New cards
de gemeenschappelijke rekening
le compte commun
16
New cards
de interestvoet/ het percentage
le taux d’intérêt/ le pourcentage
17
New cards
de bankzaken
les affaires bancaires
18
New cards
geld afhalen (bij de bank)
retirer de l’argent (à la banque)
19
New cards
geld afhalen
effectuer/ faire un retrait
20
New cards
geld storten op zijn rekening
déposer de l’argent sur son compte
21
New cards
geld op zijn rekening zetten
alimenter son compte
22
New cards
betalingen uitvoeren (online)
effectuer des paiements (en ligne)
23
New cards
de contactloze betaling
le paiement sans contact
24
New cards
een overschrijving uitvoeren
effectuer un virement
25
New cards
inkomsten hebben
avoir des revenus
26
New cards
een salaris krijgen
recevoir un salaire
27
New cards
geld (uit)lenen bij de bank
emprunter de l’argent
28
New cards
een lening krijgen bij de bank
obtenir un prêt auprès de la banque
29
New cards
Geld lenen (= geven)
prĂŞter de l'argent
30
New cards
de bank leent geld
la banque prĂŞte de l'argent
31
New cards
een lening aangaan
prendre un crédit
32
New cards
schulden maken
s’endetter
33
New cards
een schuld
une dette
34
New cards
terugbetalen
rembourser
35
New cards
de terugbetaling
le remboursement
36
New cards
zij (zak)geld beheren
gérer son argent /argent de poche
37
New cards
zijn uitgaven niet uit het oog verliezen
garder un oeil sur ses dépenses
38
New cards
sparen
Ă©pargner/ Ă©conomiser
39
New cards
besparen
faire des Ă©conomies
40
New cards
geld opzij zetten
mettre de l’argent de côté
41
New cards
spaarzaam zijn
ĂŞtre Ă©conome
42
New cards
verkwistend zijn
être dépensier
43
New cards
gierig zijn
ĂŞtre avare
44
New cards
vrijgevig zijn
être généreux
45
New cards
zijn geld / budget beheren
gérer son argent / son budget
46
New cards
het beheer
la gestion
47
New cards
het wanbeheer
la mauvaise gestion
48
New cards
moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen
avoir du mal Ă joindre les deux bouts
49
New cards
de rendabele en veilige beleggingen
les placements rentables et sécurisés
50
New cards
investeringsproducten
les produits d’investissement
51
New cards
investeren
investir
52
New cards
een investeringsplan
un plan d’investissement
53
New cards
zijn geld doen opbrengen
faire fructifier son argent
54
New cards
de belastingen
les impĂ´ts
55
New cards
het BTW-tarief
le taux de TVA (la taxe sur la valeur ajoutée)
56
New cards
de fiscus
le fisc /l’administration fiscale
57
New cards
de inkomensbelasting
les impĂ´ts sur le revenu
58
New cards
het belastingtarief
le taux d’imposition
59
New cards
de belastingontduiking
la fraude fiscale
60
New cards
een fiscale contrĂ´le - fiscale controles
un contrĂ´le fiscal - des contrĂ´les fiscaux
61
New cards
het bedrijf
l’entreprise
62
New cards
een beursgenoteerd bedrijf
une société cotée en bourse
63
New cards
winst boeken
réaliser des bénéfices
64
New cards
een meerwaarde genereren
réaliser une plus-value
65
New cards
verlies lijden
enregistrer des pertes
66
New cards
de markt schommelt
le marché fluctue
67
New cards
de marktschommelingen
les fluctuations du marché
68
New cards
een project financieren via kapitaal
financer un projet par des capitaux
69
New cards
de financiering van een project
le financement d’un projet
70
New cards
geld investeren
investir de l’argent
71
New cards
geld in een bedrijf investeren / steken
injecter de l’argent dans une entreprise
72
New cards
de kapitaalverhoging
la recapitalisation
73
New cards
de productiviteit
la productivité
74
New cards
het rendement
le rendement
75
New cards
het concurrentievermogen van de bedrijven
la compétitivité des entreprises
76
New cards
de productie is in volle groei
la production est en plein essor
77
New cards
de productie gaat achteruit /is in vrije val
la production est en déclin /en chute libre
78
New cards
de economie
l’économe
79
New cards
de economische conjunctuur is gunstig /ongunstig
la conjoncture Ă©conomique est bonne /mauvaise
80
New cards
de financiële crisis
la crise financière
81
New cards
de speculanten
les spéculateurs
82
New cards
op de beurs spelen
spéculer en bourse
83
New cards
de (staats)kas vullen
renflouer les caisses (de l’Etat)
84
New cards
de financiële middelen
les ressources financières /les moyens financiers
85
New cards
het bezuinigingsbeleid
la politique d’austérité
86
New cards
het economisch herstel
la relance Ă©conomique
87
New cards
de koopkracht van de gezinnen
le pouvoir d’achat des ménages
88
New cards
de vermindering van de koopkracht
la baisse du pouvoir d’achat
89
New cards
de stijging van de koopkracht
la hausse du pouvoir d'achat
90
New cards
het kwijtschelden van de buitenlandse schuld
la liquidation /annulation de la dette extérieure
91
New cards
gokken op een groei van 2 percent
parier sur une croissance de 2 pour cent
92
New cards
de groeivoorspellingen zijn optimistisch
les prévisions de croissance sont optimistes
93
New cards
een vrijhandelsverdrag
un accord de libre-Ă©change
94
New cards
de begroting afsluiten
boucler le budget
95
New cards
een budgettair evenwicht bereiken
atteindre un équilibre budgétaire
96
New cards
de uitgaven en de inkomsten in evenwicht brengen
équilibrer les dépenses et les recettes
97
New cards
het budget verkleint
le budget rétrécit
98
New cards
de bezuinigingen
les coupes budgétaires
99
New cards
draconische (zware) maatregelen
les mesures draconiennes (très dures)
100
New cards
de welvaart
la prospérité
Note 
Flashcards (30)