Studied by 0 people
l’agent de police (m), l’agente de police (f)
de politieagent, de politieagente
l’autoroute (f)
de autosnelweg
la barrière
de slagboom
la camionnette
de bestelwagen
le carrefour
het kruispunt
le conducteur, la conductrice
de bestuurder, de bestuurster
la direction
de richting
le panneau
het bord
le passage à niveau
de overweg
le passage pour piétons
het zebrapad
le piéton
de voetganger
la piste cyclable
het fietspad
le rond-point
de rotonde
le sens
de richting
la sortie
de afrit, de uitgang
se garer
parkeren
traverser
oversteken
l'aire de repos (f)
de rustplaats
l'aire de stationnement (f)
de parkeerplaats
la bande d’arrêt d’urgence
de pechstrook
la voie de circulation de droite
de rechterrijstrook
la voie de circulation de gauche
de linkerrijstrook
la bande de circulation de droite
de rechterrijstrook (B)
la bande de circulation de gauche
de linkerrijstrook (B)
l’automobiliste (m / f)
de automobilist(e)
le poids lourd
de vrachtwagen
le véhicule
het voertuig
l’arrêt (m)
de stilstand
circuler
circuleren, (door)rijden
déboucher de / sur
komen uit / uitkomen op
dépasser
inhalen
freiner
remmen
quitter
verlaten
ralentir
vertragen
s’engager (sur / dans)
inslaan, inrijden, ingaan
s’immobiliser
tot stilstand komen
virer à gauche / à droite
links / rechts afslaan
en sens inverse
in tegengestelde richting
la ceinture de sécurité
de veiligheidsgordel
l’examen pratique (m)
het praktisch examen
l’examen théorique (m)
het theoretisch examen
les feux (tricolores) (m)
de verkeerslichten
l’intersection (f)
het kruispunt
la limitation de vitesse
de snelheidsbeperking
la priorité
de voorrang
le ralentisseur
de verkeersdrempel
céder le passage
voorrang verlenen
clignoter
knipperen
stationner
parkeren
la collision
de botsing
le conducteur fantôme
de spookrijder
les dégâts matériels
de materiële schade
l’excès de vitesse (m)
de snelheidsovertreding
l’infraction (f)
de overtreding
le verglas
de ijzel
glissant(e)
glad, glibberig
déraper
slippen
entrer en collision (avec)
botsen tegen
heurter
botsen tegen, aanrijden
percuter
hard botsen tegen
perdre le contrôle du véhicule
de controle over het voertuig verliezen
renverser
omverrijden
succomber (à ses blessures)
bezwijken (aan zijn verwondingen)
sur le coup
op slag
Note 
Flashcard (24)