Kaarten: 4V Ausblick 1 Lektion 09 Teil 1 | Quizlet

abfahren (fuhr ab, ist abgefahren)

vertrekken

etw. anstreben

op iets aansturen, streven naar

etw. arrangieren

arrangeren

sich austoben

zich uitleven, uitrazen

jdn. auszeichnen

iemand bekronen

jdn. beschimpfen

iemand uitschelden

etw. bestaunen

iets bewonderen

bestehen auf (Akk.) / aus (Dat.) (bestand, bestanden)

bestaan uit

jdm. etw. empfehlen (empfahl, empfohlen)

iemand iets aanraden, aanbevelen

sich engagieren für (Akk.)

zich engageren voor, zich inzetten voor

etw. erhalten (erhielt, erhalten)

iets ontvangen

etw. erkennen

iets herkennen

etw. herstellen

iets produceren

sich konzentrieren auf (Akk.)

zich concentreren, focussen op

etw. nachholen

iets inhalen

proben

repeteren

die Abfahrtszeit, -en

de vertrektijd

der Anschluss, -schlüsse

de aansluiting

der Anspruch, -sprüche

de eis, de claim

der Aufenthaltsraum, -räume

de verblijfsruimte

der Ausschuss, -schüsse

het comité

die Ausstellung, -en

de tentoonstelling

der Bauernhof, -höfe

de boerderij

der Betreuer, -

de coach

die Erhaltung

de instandhouding, de conservatie

das Fachwerkhaus, -häuser

het vakwerkhuis

die Fahrkarte, -en

het ticket (ov)

die Farbe, -n

de kleur, de verf

das Gedächtnis

het geheugen

die Gestaltung

de uitbeelding

das Instrument, -e

het instrument

die Jugendbewegung, -en

de jeugdbeweging

die Komposition, -en

de compositie

der Küchendienst

de corvee

aktuell

actueel

ausgedient

afgedaan, onbruikbaar

enttäuscht

teleurgesteld

gelungen

geslaagd

hügelig

heuvelachtig

kometenhaft

pijlsnel

künstlerisch

kunstzinnig

schlagfertig

slagvaardig, snedig

ständig

doorlopend, voortdurend

stolz

trots

stundenlang

urenlang