Frans

Commencer

Beginnen

Partipicer

Deelnemen

Penser

Denken

Se préparer

Zich klaarmaken

Avoir besoin

Nodig hebben

Avoir envie

Zich hebben om

Avoir peu

Bang zijn

Rêver

Dromen

Changer

Veranderen

L’advantage

Voordeel

Le danger

Het gevaar

L’endroit

De plaats

L’ambiance

De sfeer

La tenue

De outfit

Adapté

Aangepast

Capable de

In staat om

Poli

Beleefd

Prévu

Voorzien

Inoubliable

Onvergetelijk

Obligatoire

Verplicht

Utile

Nuttig

Apporter

Meebrengen

Avertir

Waarschuwen

Contrôler

Nakijken

Détendre

Ontspannen

Préparer

Voorbereiden

Rassurer

Geruststellen

À l’avance

Op voorhand

À l’heure

Op tijd

Arriver en retard

Te laat komen

Faire bonne

Goede indruk maken

Mauvaise impression

Slechte indruk maken

Le brevet

Het getuigenschrift

Le chantier

De werf

Le collèque

De collega

Le CV

Het sollicitatiegesprek

L’horaire

Het uurrooster

Le post vacant

De vacature

L’entreprise

Het bedrijf

L’équipe

De ploeg

La formation

De opleiding

L’offre d’emploi

De werkaanbieding

La section

De richting

La voiture de société

De bedrijfswagen

Attentif

Aandachtig

Supplémentaire

Bijkomend

Avoir le sens de l’humour

Gevoel voor humor hebben

Être desponible

Beschikbaar zijn

Être prêt à

Bereid zijn om

Poser sa candidature

Solliciteren