geschiedenis examen 1

5.0(4)
studied byStudied by 13 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/29

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

30 Terms

1
New cards

Weimarrepubliek

Democratische regering in Duitsland tussen 1919 en 1933, gekenmerkt door politieke instabiliteit en economische problemen.

2
New cards

Dolkstootlegende

Complottheorie die stelt dat Duitsland de Eerste Wereldoorlog niet op het slagveld verloor, maar door verraad van binnenuit, bijvoorbeeld door socialisten.

3
New cards

Hyperinflatie

Extreem snelle waardevermindering van geld, zoals in Duitsland in de vroege jaren 1920, waardoor prijzen exponentieel stegen.

4
New cards

Vrije markt

Economisch systeem waarin prijzen en productie worden bepaald door vraag en aanbod, zonder of met minimale overheidsinterventie.

5
New cards

Laissez-faire economie

Economische benadering waarbij de overheid zo weinig mogelijk ingrijpt in de marktwerking en bedrijven hun gang kunnen gaan.

6
New cards

Passief verzet

Vreedzaam protest, zoals stakingen, zonder actief geweld te gebruiken; toegepast door Duitse arbeiders tijdens de Ruhrbezetting.

7
New cards

Rentenmark

Nieuwe Duitse munteenheid die in 1923 werd geïntroduceerd om de hyperinflatie te stabiliseren. 

8
New cards

Isolationisme

Politieke en economische benadering waarbij een land zich afzijdig houdt van internationale zaken en conflicten, zoals het VS-beleid in de jaren 1920.

9
New cards

Massaproductie

Productieproces waarbij goederen in grote hoeveelheden worden gemaakt, vaak met behulp van de lopende band, zoals in de autosector.

10
New cards

Appeasement

Beleidsstrategie van Frankrijk en het VK in de jaren 1930 om conflicten met Duitsland te vermijden door concessies te doen.

11
New cards

Biltzkrieg

Militaire tactiek die snelle, verrassende aanvallen combineert met tanks, luchtmacht en infanterie om vijanden te overweldigen.

12
New cards

Totalitaire staat

Een politiek systeem waarin de overheid volledige controle heeft over alle aspecten van het openbare en privéleven van burgers.

13
New cards

Gleichschaltung

Proces van nazificatie waarbij alle aspecten van de Duitse samenleving werden aangepast aan nazi-ideologie.

14
New cards

Propaganda

Gecontroleerde informatieverspreiding door de staat om de publieke opinie te beïnvloeden en politieke ideologie te promoten.

15
New cards

Hitler-jugend

Jeugdorganisatie van de nazi’s waarin Duitse jongens werden geïndoctrineerd met nazistische waarden en militaire training kregen.

16
New cards

Bund Deutscher Mädel

Nazi-jeugdorganisatie voor meisjes waarin ze werden opgeleid tot goede moeders en verzorgers in dienst van het nazistische ideaal.

17
New cards

Antisemitisme

Vijandigheid, vooroordelen of discriminatie tegen Joden, een centraal thema in de nazi-ideologie.

18
New cards

Lebensraum

Concept in de nazi-ideologie dat stelt dat Duitsland territorium moest uitbreiden naar Oost-Europa voor "levensruimte" voor het Duitse volk.

19
New cards

Asmogendheden

Bondgenootschap tussen Duitsland, Italië en Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog, gericht op expansie en agressie.

20
New cards

Volkenbond

Internationale organisatie opgericht na de Eerste Wereldoorlog om vrede te handhaven, maar zonder effectief machtsmiddel tegen agressie.

21
New cards

Molotov-Ribbentroppact

Niet-aanvalsverdrag tussen Duitsland en de Sovjet-Unie in 1939, met een geheime afspraak om Polen te verdelen.

22
New cards

Populisme

Politieke strategie die inspeelt op de gevoelens en angsten van “het gewone volk” door een tegenstelling te creëren tussen “het volk” en “de elite”.

23
New cards

Volksmenner

Een demagogische leider die met retoriek en manipulatie de massa probeert te mobiliseren of te beïnvloeden, vaak om autoritaire doelen te bereiken.

24
New cards

Machtigingswet

Wet uit 1933 die Hitler macht gaf om zonder parlementaire goedkeuring wetten uit te vaardigen, wat leidde tot zijn dictatuur.

25
New cards

Nationaalsocialisme

Politieke ideologie van de nazi-partij, gebaseerd op racisme, antisemitisme, ultranationalisme en de controle van de samenleving door de staat.

26
New cards

Indoctrinatie

Het systematisch en dwingend onderwijzen van een ideologie om kritische gedachtevorming te onderdrukken en loyaliteit te verzekeren.

27
New cards

Censuur

Beperking van de vrijheid van meningsuiting door het verbieden van informatie die als schadelijk of onwenselijk wordt gezien door de overheid.

28
New cards

Arische superioriteit

Nazi-ideologie die beweerde dat het Arische ras superieur was aan alle andere rassen, met name Joden, Roma en Slavische volkeren.

29
New cards

Eugenetica

Pseudo-wetenschappelijke praktijk die gericht is op het verbeteren van de genetische samenstelling van een bevolking, vaak door uitsluiting van minderheden.

30
New cards

Bajonet-diplomatie

Tactiek waarbij militaire dreiging wordt gebruikt om politieke doelen te bereiken, zoals de Japanse expansie in Azië.