Frans vocabulaire Unité 2
0.0(0)
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
FlashcardsCard Sorting
1/139
Study Analytics
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
140 Terms
1
New cards
le caméscope
de videocamera
2
New cards
les infos
het nieuws
3
New cards
déguster
met smaak proeven
4
New cards
tracasser
dwarszitten / kwellen
5
New cards
trop bien
super
6
New cards
se tenir droit
rechtop staan
7
New cards
s'imaginer
zich indenken
8
New cards
sage
braaf
9
New cards
la geuele
de bek
10
New cards
causer
praten
11
New cards
aborder quelqu'un
iemand aanspreken
12
New cards
les impôts
de belasting
13
New cards
l'appli(cation)
de app
14
New cards
s'entraîner
trainen
15
New cards
se taire
zwijgen
16
New cards
interrompre quelqu'un
iemand in de rede vallen
17
New cards
être silencieux
stil/zwijgzaam zijn
18
New cards
être muet
niets zeggen
19
New cards
être bavard
spraakzaam zijn
20
New cards
prendre la parole
het woord nemen
21
New cards
contredire
tegenspreken
22
New cards
consécutif
achtereenvolgend
23
New cards
réussir
slagen
24
New cards
la paresse
de luiheid
25
New cards
fournir
leveren
26
New cards
la conviction
de overtuiging
27
New cards
accessible
toegankelijk
28
New cards
désigner
aanwijzen
29
New cards
l'avenir
de toekomst
30
New cards
estimer
menen
31
New cards
la perception
de waarneming
32
New cards
inférieur à
lager dan
33
New cards
mentionner
noemen
34
New cards
vain
vergeefs
35
New cards
l'étude
het onderzoek / de studie
36
New cards
juger
beoordelen
37
New cards
d'après
volgens
38
New cards
le regard
de blik
39
New cards
la confiance
het vertrouwen
40
New cards
à propos de
met betrekking tot
41
New cards
traiter
behandelen
42
New cards
le domaine
het gebied
43
New cards
vaste
uitgebreid
44
New cards
la moyenne
het gemiddelde
45
New cards
se sentir bien dans sa peau
goed in je vel zitten
46
New cards
fixer des objectifs
doelen stellen
47
New cards
la confiance en soi
het zelfvertrouwen
48
New cards
le courage
het moed
49
New cards
le bonheur
het geluk
50
New cards
la réussite
het succes
51
New cards
de mobiel
le portable
52
New cards
uit(gezet)
éteint
53
New cards
de diefstal
le vol
54
New cards
verdenken
soupçonner
55
New cards
beschuldigen
accuser
56
New cards
het geld
le fric
57
New cards
wantrouwen
se méfier de
58
New cards
ontbreken / missen
manquer
59
New cards
ik kan (infinitief) wat ik wil
j'ai beau (infinitif)
60
New cards
zich zorgen maken
s'inquiéter
61
New cards
de kassa
la caisse
62
New cards
bovendien
en plus
63
New cards
vertrouwen hebben in
avoir confiance en
64
New cards
prévenir
waarschuwen
65
New cards
wanhopig
désespéré
66
New cards
ontslaan
licencier
67
New cards
woedend
furieux
68
New cards
gehaast
pressé
69
New cards
het is beter
il vaut mieux
70
New cards
werken
bosser
71
New cards
gebeuren
se passer
72
New cards
tegelijkertijd
en même temps
73
New cards
kleingeld hebben
avoir de la monnaie
74
New cards
geld pinnen
retirer de l'argent
75
New cards
lenen (van iemand)
emprunter
76
New cards
de pincode
le code confidentiel
77
New cards
de geldautomaat
le distributeur automatique
78
New cards
pinnen / met pin betalen
payer par carte
79
New cards
de schuld
la dette
80
New cards
betalen
régler
81
New cards
la tension
de spanning
82
New cards
dépendre de
afhangen van
83
New cards
aboutir à
uitlopen op
84
New cards
la thèse
de stelling
85
New cards
se presser
zich haasten
86
New cards
la pub(licité)
de reclame
87
New cards
par rapport à
in vergelijking met
88
New cards
souffrir
lijden
89
New cards
hostile
vijandig
90
New cards
valoir la peine
de moeite waard zijn
91
New cards
exclu
uitgesloten
92
New cards
embêter
lastigvallen
93
New cards
cesser
ophouden
94
New cards
apaisé
rustig / bedaard
95
New cards
se ruer sur
zich storten op
96
New cards
d'une parte ... d'autre part
aan de ene kant ... aan de andere kant
97
New cards
fréquenter
omgaan met
98
New cards
se distinguer
zich onderscheiden
99
New cards
s'entendre avec
kunnen opschieten met
100
New cards
la béquille
de kruk
Note 
Flashcards (48)