toneel begrippen

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/93

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

94 Terms

1
New cards

Achterdoek

Meestal een zwart doek dat achter op het toneel hangt.

2
New cards

Akoestiek

Kwaliteit van het geluid in de zaal.

3
New cards

Akte

Het aantal delen waarin een voorstelling wordt gespeeld, meestal twee.

4
New cards

Amateurtoneel

Spelers die graag toneelspelen maar hier geen geld voor krijgen.

5
New cards

Amfitheater

Rond, open theater oorspronkelijk uit de Romeinse oudheid.

6
New cards

Antagonist

Een tegenspeler op het toneel.

7
New cards

Anticlimax

Indien spanning wordt opgebouwd maar teleurstellend afloopt.

8
New cards

Applaus halen

Terwijl het publiek klapt komen de spelers het toneel op en buigen als dank voor de waardering.

9
New cards

Applaus melken

Net voordat het publiek wil stoppen met klappen komen de spelers weer het toneel op om het applaus langer te laten duren.

10
New cards

Arenatoneel

Een toneel in het midden van de zaal waarbij het publiek rondom het toneel zit.

11
New cards

Auditie

Proefoptreden specifiek voor een rol in een voorstelling.

12
New cards

Auteur

De schrijver van een voorstelling.

13
New cards

Avant-première

De allereerste voorstelling met publiek.

14
New cards

Backstage

Hetgeen zich allemaal achter de schermen afspeelt en niet zichtbaar is voor publiek.

15
New cards

Bezetting

De rolverdeling.

16
New cards

Blackout

Speler die zijn tekst niet meer weet.

17
New cards

Blijspel

Een vrolijke komische voorstelling.

18
New cards

Blooper

Als er iets fout gaat tijdens een voorstelling.

19
New cards

Break-a-leg

Het wensen van succes aan een speler.

20
New cards

Bühne

Het toneel / podium.

21
New cards

Cabotineren

Overdreven acteren.

22
New cards

Cast

Alle spelers die deel uitmaken van een productie.

23
New cards

Casting

Zoeken van geschikte acteurs voor de rollen van een voorstelling.

24
New cards

Cue

Het specifieke moment waarop een speler wacht om te spreken of om een bepaalde handeling uit te voeren.

25
New cards

Changement

Wisselen van decor van tijdens de voorstelling of in de pauze.

26
New cards

Climax

Een hoogtepunt in de show waar qua spanning naar toe is gewerkt.

27
New cards

Claque

Mensen die worden ingehuurd om op gewenste momenten te klappen.

28
New cards

Coucheren

Het afdekken / afschermen van iemand op het toneel.

29
New cards

Coulissen

De ruimte aan de zijkant van het toneel waar de spelers vandaan komen.

30
New cards

Couperen

Een speler zijn tekst niet laten uitspreken.

31
New cards

Debuut

De eerste keer dat een speler publiekelijk speelt.

32
New cards

Doorloop

Het doorlopen / repeteren van de hele voorstelling.

33
New cards

Dresscode

Kledingvoorschrift voor bijvoorbeeld een première.

34
New cards

Dubbelrol

Een speler die meerdere rollen speelt in een voorstelling.

35
New cards

Eenakter

Een voorstelling dat bestaat uit één akte, dus zonder pauze.

36
New cards

Engelenbak

Vroeger de hoogste en tevens de goedkoopste zitplaats.

37
New cards

Ensemble

Groep dansers/zangers die in een voorstelling diverse nummers meedansen en meezingen.

38
New cards

Entr'acte

Tussenspel dat zich afspeelt tussen de normale bedrijven.

39
New cards

Epiloog

Bij een voorstelling aan het einde vaak gebruikt om nadere uitleg te geven over de inhoud.

40
New cards

Farce

Komisch toneelstuk.

41
New cards

Figurant

Iemand die meespeelt maar verder geen tekst.

42
New cards

Foyer

Ruimte in het theater om iets te drinken, voorafgaand aan een voorstelling, in de pauze en na afloop.

43
New cards

Garderobe

De ruimte in het theater waar jassen gebracht kunnen worden.

44
New cards

Genre

Het soort voorstelling zoals bijvoorbeeld komedie.

45
New cards

Generale repetitie

Aan het einde van een periode repeteren de allerlaatste repetitie.

46
New cards

Grime

De make-up/schmink die een speler krijgt voor zijn rol.

47
New cards

Grimeur

Degene die verantwoordelijk is voor het opmaken van de spelers.

48
New cards

Imitatie / Imiteren

Iemand anders nadoen.

49
New cards

Improvisatie

Het spontaan spelen zonder dat dit vast staat in een script.

50
New cards

Interlude (Interludium)

Een instrumentaal tussenspel.

51
New cards

Intrige

De lijn van het verhaal.

52
New cards

Jabbertalk

Niet bestaande taal vaak gebruikt door acteurs bij repetities en trainingen.

53
New cards

Klucht

Een komisch genre, vaak met situaties die overdreven worden.

54
New cards

Lichtplan

Een plan met alle lichtstanden gebruikt tijdens een voorstelling.

55
New cards

Lichttafel

Apparaat waarmee alle lampen worden aangestuurd tijdens een voorstelling.

56
New cards

Loge

Een aparte ruimte in de zaal van een theater met meestal 2 tot 6 zitplaatsen.

57
New cards

Maquette

Een kleine kartonnen versie van het decor.

58
New cards

Matinee

Middagvoorstelling.

59
New cards

Mimiek

Gezichtsuitdrukkingen.

60
New cards

Mimespeler

Acteur die een verhaal vertelt met gebaren, mimiek en lichaamstaal.

61
New cards

Monoloog

Één persoon die aan het woord is.

62
New cards

Musical

Theatervoorstelling waarbij muziek, liedjes, dialogen en dans gecombineerd wordt.

63
New cards

Nulpunt

Vast punt op het toneel.

64
New cards

Open doekje

Een spontaan applaus van het publiek tijdens de voorstelling.

65
New cards

Orkestbak

Plaats waar het live-orkest zit.

66
New cards

Ovatie

Een groot slotapplaus na afloop van een voorstelling.

67
New cards

Pente

Hellend toneel.

68
New cards

Personage

Een karakter in een voorstelling.

69
New cards

Plankenkoorts

De angst om op het toneel te staan.

70
New cards

Plot

De structuur van een verhaal.

71
New cards

Première

Eerste officiële voorstelling voor publiek.

72
New cards

Proscenium

Het voorste gedeelte van het toneel.

73
New cards

Protagonist

Hoofdrolspeler op het toneel.

74
New cards

Reading

Het hardop lezen van het script met alle spelers.

75
New cards

Rekwisieten

Voorwerpen die tijdens de voorstelling op het toneel worden gebruikt.

76
New cards

Repetitie

Het oefenen voor een voorstelling.

77
New cards

Reprise

Het weer opnieuw opvoeren van een voorstelling.

78
New cards

Scene

Sluitend deel van een voorstelling.

79
New cards

Script

De geschreven tekst van een voorstelling.

80
New cards

Sierdoek

Het meestal rode doek dat voor het toneel hangt.

81
New cards

Sketch

Een kort komisch optreden.

82
New cards

Speelvlak

De plek waarop gespeeld wordt.

83
New cards

Souffleur

Een persoon die de tekst volgt en acteurs hun tekst kan helpen herinneren.

84
New cards

Synopsis

Een samenvatting van de voorstelling.

85
New cards

Swing

Een acteur die verschillende rollen leert.

86
New cards

Theatercoup

Een onverwachte wending.

87
New cards

Theatraal

Dramatisch en overdreven spel.

88
New cards

Try-out

Proefvoorstellingen met publiek.

89
New cards

Uit de rol vallen

Tijdens de voorstelling iets doen wat niet bij de rol hoort.

90
New cards

Underacting

Tegenovergestelde van overacting.

91
New cards

Voetlicht

Het licht vooraan op het toneel.

92
New cards

Vierde wand

De voorkant van het toneel.

93
New cards

Volgspot

Een schijnwerper die een speler op het toneel volgt.

94
New cards

W's

De vijf W's. Wie? Wat? Waarom? Waar? Wanneer?