Studied by 30 people
Hobbys + Geschiwster + Sprachen
die Freizeit
vrije tijd
die Musik
muziek
das Computerspiel
computerspel
das Gesellschaftsspiel
gezelschapsspel
das Hobby
hobby
basteln
knutselen
Fußball spielen
voetballen
im Garten arbeiten
tuinieren
in den Jugendverein gehen
naar de jeugbeweging gaan
ins Fitnessstudio gehen
gaan fitnessen
joggen
joggen
Klavier spielen
piano spelen
lesen
lezen
Musik hören
naar muziek luisteren
Rad fahren
fietsen
reiten
paardrijden
sammeln
verzamelen
schwimmen
zwemmen
tanzen
dansen
wandern
wandelen
zeichnen
tekenen
gern
graag
lieber
liever
toll
leuk
Gesellschaftsspiele spielen
gezelschapsspellen spelen
Computerspiele spielen
computerspellen spelen
Sport treiben
sporten, sport beoefenen
Basketball spielen
basketballen
Tennis spielen
tennissen
Schach spielen
schaken
kochen
koken
Fernsehen
tv kijken
ins Kino gehen
naar de cinema gaan
malen
schilderen
angeln
vissen
bergsteigen
bergbeklimmen
die Belgierin
Belgische
die Hauptstadt
hoofdstad
die Sprache
taal
die Muttersprache
moedertaal
das Musikinstrument
muziekinstrument
Belgien
België
Deutschland
Duitsland
Frankreich
Frankrijk
Großbritannien
Groot-Brittannië
Italien
Italië
Polen
Polen
Russland
Rusland
die Türkei
Turkije
Niederländisch
Nederlands
Französisch
Frans
Deutsch
Duits
Englisch
Engels
Italienisch
Italiaans
Polnisch
Pools
Russisch
Russisch
Türkisch
Turks
die Geschwister
broers en zussen
lernen
leren
sprechen
spreken
verstehen
begrijpen
(sehr) gut
(zeer) goed
ein bisschen
een beetje
der Bruder
broer
der Cousin
neef, kind van nonkel, tante
der Familienstand
burgerlijke staat
der Junge
jongen
der Mann
man
der Neffe
neef, kind van broer, zus
der Onkel
oom
der Opa
opa
der Großvater
grootvader
der Sohn
zoon
der Vater
vader
die Cousine
nicht, kind van oom, tante
die Familie
gezin
die Frau
vrouw
die Mutter
moeder
die Nichte
nicht, kind van broer, zus
die Oma
oma
die Großmutter
grootmoeder
die Schwester
zus
die Tante
tante
die Tochter
dochter
das Baby
baby
das Haustier
huisdier
das Mädchen
meisje
das Paar
koppel
die Eltern
ouders
die Großeltern
grootouders
hinten
achteraan
in der Mitte
in het midden
oben
bovenaan
unten
onderaan
vorn
vooraan
geschieden
gescheiden
getrennt
uit elkaar
ledig
niet getrouwd
single
single
verheiratet
getrouwd
Note 
Flashcard (22)