Pädiatrie

die Onkohematologie

onco-hematologie (kankerafdeling)

die Intensivstation

intensieve zorgen

die Urologie

urologie

die spezialistische pediatrische Abteilung

specialistische pediatrische afdeling

die innere Medizin, innere Erkrankungen

interne geneeskunde, internistische discipline

der Kardiologe(n)/in, der Herzspezialist(en)/in

cardioloog

der Herzchirurg(en)

hartchirurg

Übertragung haben (Informationen übertragen nach jeder Schicht)

overdracht hebben (na de shift de volgende verpleegkundigen briefen)

Labortest

labo-onderzoek

die Runde machen, touren

de tour/ronde doen, touren

unter der Aufsicht stehen von

onder supervisie staan van

die Wirkung der Betäubung/Anästesie/Narkose ist vorüber/ klingt ab/ lässt nach

verdoving werkt uit

Betäubung dazugeben, zusätzlich verabreichen

verdoving bijgeven

der Aufwachraum, die Aufwacheinheit

ontwaakzaal

Bericht/Notiz bekommen; telefonisch benachrichtet werden

nota/telefoon krijgen

der Stent, die Gefäßprothese (entfernen)

stent (verwijderen)

die Sinde, der Katheter (anlegen, einführen)

sonde, katheter (inbrengen)

aktiv bluten

actief bloeden

sich (dat) das Herz und die Lungen ansehen, untersuchen

naar hart en longen kijken

blau aussehen

blauw uitlopen

die Wunde blutet

een wondje bloedt

die Vorhaut (verbreitern)

voorhuid (verbreden)

zur Beobachtung bleiben

ter observatie blijven

intravenös Antibiotika verabreichen

intraveneus antibiotica toedienen

schaukeln, wippen

wiebelen

Ein Kind ist lebhaft, laut.

Een kind is druk.

Entzündungswerte (im Blut)

infectiewaarden, ontstekingswaarden

Wie gelingt das Wasserlassen/urinieren?

Kan iemand goed plassen, Hoe lukt het plassen?

die Komplikation

complicatie

eine Abneigung gegen etw hegen, sich vor etw ekeln

afkeer hebben van

die Infusion

baxter

die Klammer (auf einer Röhre)

klemmetje (op buisje)

der Chirurg(en) - die Chirurgie

chirurg - chirurgie

während einer Operation lokal vorgehen können

tijdens de operatie klein kunnen blijven/lokaal opereren

benommen, dösig, beduselt sein

suf zijn

der Verband, die Binde

verband(je)

die Haare wurden abrasiert

haar wegscheren

unter der Haut etwas entfernen

via de huid iets weghalen

der Schädel nicht öffnen müssen

de schedel niet moeten openbreken/aantasten/wegsnijden

die postoperative Planung

post-operatieve planning

der Operationssaal, der OP

operatiezaal, OP (operatiekamer)

die Zyste

cyste

die Schädeldecke

schedeldak (kruin vd hersenen)

???

aragonale bloeding

die Fraktur, der (Knochen)bruch(¨e)

fractuur

der Rehabilitationsarzt(¨e)

revalidatie-arts

schweres Trauma (Verletzungen)

ernstig trauma (letsel)

die Rehabilitation

revalidatie

das Szintigramm des Mittelohres

scan van het middenoor

der Bruch im Schädel

breuk (doorheen de schedel)

der HNO-Arzt/¨in, der Hals-Nasen-Ohren-Arzt

neuskeeloorarts

Hörtests

gehoortesten

der Logopäde(n)/in

logopedist

der Physiotherapeut(en)/in

kinesiste

jn kitzeln, kraulen

iemand kietelen

etwas untersuchen

onderzoek doen

der Plauderer, Schwätzer, das Plaudermaul, die Plaudertasche

een babbelgat, babbelaar

der Kinderpsychologe(n)/in

kinderpsycholoog

der Schrank fällt auf jn

kast valt op iemand

das Schädeltrauma

een schedeltrauma

der Spielplatz

het speelplein

das Armband

een armbandje

das Seil, die Schnur, die Leine

een koordje

die Schublade, das Schubfach

een lade, schof

die (Tür)klinke, der Türgriff

een klink

der Hebebaum, der Hebel

de hefboom

keine Reaktion erhalten

geen reactie krijgen (buiten westen zijn, niet reageren)

logopädisch

logopedisch

Kognitive Untersuchung

cognitief onderzoek

ambulant arbeiten (nicht bettlägerig, ohne festen Platz)

ambulant werken met (niet bedlegerig, zonder vaste plaats)

(Ge)Hirnfunktionen

hersenfuncties

nicht in der Nähe, nicht unweit

niet bij de deur zijn

Wir müssen sie noch eine Weile zur Beobachtung behalten.

we moeten haar nog houden (ter observatie)

beratschlagen, beraten, besprechen

overleggen

Beratung, Besprechung

overlegmoment

eine Runde in der Abteilung machen

een ronde doen

die neue Aufnahme

de nieuwe opname

die Einweisung in ein Krankenhaus

iemand doen opnemen in een ziekenhuis

Pyelonephritis (Nieren(becken)entzündung)

pyelonefritis (nier(bekken)ontsteking)

die Nierenkapsel

nierkapsel (vlies rond de nier)

Mukoviszidose (zäher Schleim)

mucoviscidose (taaislijmziekte)

kurzer Aufenthalt

turn-over (kort verblijf)

Bluterkrankung

bloedziekte

die Nachuntersuchung, Folgekonsultation

opvolgconsult

die Pathologie

pathologie (ziekteleer)

die Pyeloplastik

pyeloplastie (verbreden van de aangeboren vernauwing tussen nierbekken en urineleider)

die Pneumonie, Lungenentzündung

pneumonie, longontsteking

klinische Untersichung

klinisch onderzoek

das Stethoskop

stethoscoop

präoperativ, zur Vorbereitung der Operation

preoperatief

die Echo, der Ultraschall vs. das Szintigramm

echo vs. scan

Spritz-Schicht (jeden Morgen Blut abnehmen)

prik-ploeg (bloedafnemen elk ochtend)

die Blutabnahme, -Entnahme

bloedafname

die Pflegekraft

verpleegkundige

weißer Blutzellen/-Körperchen, Leukozyten

witte bloedcellen (leukocyt)

das rote Blutkörperchen, der Erythrozyt

rode bloedcel (erytrocyt)

vorstationäre Aufnahme

vooropname

die Herzfrequenz

hartfrequentie

die Sauerstoffsättigung

zuurstofsaturatie (mate van zuurstof in rode bloedcellen)

die Bronchitis

bronchitis (slijmvliesontsteking)