Studied by 10 people
de ingang van het station
l’entrée de la gare
het loket
le guichet
het ticket
le ticket
de ticketautomaat
le distributeur automatique de tickets
het vertrek
le départ
de aankomst
l’arrivée
het bord met vertrektijden
le tableau des departs
het bord met aankomsttijden
le tableau des arrivés
de dienstregeling
l’horaire des trains
de trappen
les escaliers
de roltrap
l’escalator
het perron
le quai
het spoor
la voie
het eindstation
le terminus
de stationschef
le chef de gare
de kaartjesknipper
le contrĂ´leur de billets
de eersteklaswagon
le wagon de première classe
vooraan in de trein zitten
ĂŞtre en tĂŞte du train
achteraan in de trein zitten
ĂŞtre en queue du train
het bagagerek
le porte-bagages
de reiziger
le voyageur
de bestemming
la destination
de richting
la direction
de HST
le TGV
de NMBS
la SNCB
opstappen
monter dans le train
afstappen
descendre du train
uitstappen
sortir d’une voiture
overstappen
prendre une correspondance
vertraging
retarder
enkel
aller simple
heen en terug
aller retourd
de bewijs
une preuve
de samenstelling van het gezin
la composition familiale
de uitwisseling
l'Ă©change
de 10 ritten kaart
une carte de 10 trajets
dat valt een stuck duurder uit
ça revient beaucoup plus cher
het kantoor
le bureau
de pasfoto
la photo d'identité
Note 
Flashcard (66)