Double check - classroom vocabulary

Good morning everyone.

Good morning everyone.

Goedemorgen iedereen.

How are you this morning?

Hoe gaat het deze ochtend?

Do you have a cold?

Heb je een verkoudheid?

What a lovely day!

Wat een prachtige dag!

What a rainy day!

Wat een regenachtige dag!

Isn't it warm this morning?

Is het niet warm deze ochtend?

Today is very cold, isn't it?

Vandaag is het erg koud, niet?

Let's begin today's lesson.

Laat ons met de les van vandaag beginnen.

It's time to begin, please stop talking.

Het is tijd om te beginnen, stop met praten alsjeblieft.

Try to answer my questions.

Probeer eens op mijn vragen te antwoorden.

Let's start on page 60.

Laat ons starten op pagina 60.

Turn to page 12.

Blader door naar pagina 12.

Please look at the blackboard.

Kijk naar het bord alsjeblieft.

Look at your textbooks.

Kijk naar jullie handboeken.

Come to the blackboard.

Kom naar het bord.

Write this down in your notebooks.

Schrijf dit in jullie notitieboekjes.

Pass back these sheets/handouts.

Geef deze blaadjes/ hand-outs door naar achteren.

Please listen carefully (to me).

Luister alsjeblieft goed (naar mij).

Repeat after me.

Zeg mij na.

Read this out loud.

Lees dit luidop.

Begin reading at line 5.

Begin te lezen op lijn 5.

Next.

Volgende.

What is the English word for . . . ?

Wat is het Engelse woord voor ...?

How do you say it in English?

Hoe zeg je dat in het Engels?

Any questions?

Zijn er vragen?

Now I'm going to ask you some questions.

Nu ga ik jullie enkele vragen stellen.

Who knows the answer?

Wie kent het antwoord?

Raise your hand.

Steek je hand in de lucht.

Try to answer by yourself.

Probeer het alleen op te lossen.

Try again.

Probeer het nog eens.

A full sentence, please.

Een volle zin, alsjeblieft.

Use a full sentence please.

Gebruik een volle zin alsjeblieft.

Say it out loud.

Zeg het hardop.

Make a sentence.

Maak een zin.

Louder, please!

Luider, alsjeblieft.

Again, please.

Opnieuw, alsjeblieft.

That's all for today.

Dat zal het zijn voor vandaag.

The lesson is over for today.

De les is gedaan voor vandaag.

We've run out of time.

We hebben geen tijd meer.