AFPF casus 2
een definitie geven van een voedingsstof en een essentiële voedingsstof.
de voedingsgroepen benoemen die onderdeel uitmaken van een evenwichtig voedingspatroon.
de formule van de body mass index toepassen en benoemen wanneer en sprake is van ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht en obesitas.
de groepen mensen beschrijven met specifieke voedingsvereisten.
de voornaamste mono-, di- en polysachariden beschrijven.
de voedingsfuncties van verteerbare koolhydraten benoemen.
de bronnen van dierlijk en plantaardig eiwit opsommen.
de functies van eiwitten opsommen.
de hoofdbronnen van vet uit voeding beschrijven.
de functies van vet in het lichaam benoemen.
globaal de bronnen en functies van de vetoplosbare vitaminen: A, D, E en K beschrijven.
globaal de bronnen en functies van de wateroplosbare vitaminen: B-complex en C beschrijven.
de meest voorkomende mineralen (natrium, kalium, calcium, fosfaat) en spoorelementen (ijzer en jodium) opsommen die het lichaam nodig heeft en hun functies beschrijven.
de functies van water in het lichaam uitleggen.
de bronnen en functies van voedingsvezels beschrijven.
Definitie van voedingsstof: stoffen die het lichaam nodig heeft voor; energie, groei, herstel, en cellulair metabolisme
Essentiële voedingsstof; stof die niet door het lichaam gemaakt kan worden en dus gegeten moet worden
Voedingsgroepen; [groenten en fruit], [aardappelen, rijst, pasta, brood en andere zetmeelproducten] [zuivel en alternatieve zuivelproducten],[bonen, peulvruchten, vis, eieren, vlees en andere eiwitten], [olie en smeersels]
BMI: body mass index = gewicht / lente (m)2
Ondergewicht < 18,45
Normaal 18,5- 24,9
Overgewicht >25
Obesitas > 30
Groepen mensen met specifieke voedingsvereisten
Zwangere en zogende vrouwen
Menstruerende vrouwen
baby's en opgroeiende kindern
Maag- en darmafwijkingen
Monosachariden: glucose en fructose
Disachariden: sucrose
Polysachariden; glycogeen, veel mono's aan elkaar
Functies verteerbare koolhydraten:
Beschikbare energie + warmte vrijgeven. Mono + O2 = ATP + warmte
Eiwitbesparing: genoeg koolhydraten = eiwitten gebruiken voor nieuwe en vervanging lichaamseiwitten ipv energie
Energievoorraad: te veel koolhydraten --> glycogeen opslag
Functies eiwitten/aminozuren;
Groei en herstel lichaamseiwitten en weefsels
Aanmaak enzymen, plasmaproteïnen, antilichamen en hormonen
Energielevering, als koolhydraten en vetten zijn uitgeput
Hoofdbronnen eiwitten: dierlijk en plantaardig, essentieel en niet-essentieel
Hoofdbronnen vetten:
Verzadigd: dierlijke bronnen
Onverzadigd: plantaardige bronnen
Linolzuur, linoleenzuur en arachidonzuur: vette vis
Cholesterol: restanten van verzadigde vetten
Functies van vetten:
Steunweefsels voor organen
Bron van chemische energie en warmte
Absorptie, transport en opslag vet oplosbare vitamine
Bestandsdeel myelineschede en talg
Energieopslag (vetweefsel onder de huid en mesentrium
Isolatie
Verzadiging (in de maag, honger blijft weg)
Grondstof voor steroïden
Vet oplosbare vitaminen: KADE
K: bron; lever, groene bladgroentes + plantaardige oliën en in de lever maken.
Functie: voor bloedstolling > protrombine aanmaak
A: bron: room, eigeel, lever, visolie, kaas, boter, melk en lichaam maken uit; wortel, oranje fruit en groene groentes.
Functies; immuniteit, celgroei en differentiatie, aanmaak rodopsine
D: bron; dierlijke vetten en uit zonlicht voor het lichaam
Functies; reguleren absorptie calcium en fosfaat darmen en stimuleert behoud in nieren
E; bron; noten, eigeel, volle granen, melk en boter
Functie; antioxidant= beschermt tegen oxidatie
Wateroplosbare vitamine:
Vitamine B1 (thiamine): bron; noten, gist, eigeel, vlees, peulvruchten
Functie; volledig vrijlaten komen energie uit koolhydraten en zenuwstelsel
Vitamine B2 (riboflavine) bron; gist, groene groentes, melk, eieren en lever
Functies; metabolisme koolhydraten en eiwitten
Vitamine B3 (niacine) bron; lever, kaas, gist, volle granen, eieren en melk en lichaam uit aminozuur
Functies; energievoorzieningen, onderdrukt productie cholesterol en helpt afbraak van vet
Vitamine B6 (pyridopine) bron; eigeel, erwten, bonen, gevogelte, witvis
Functies; aminozuurmetabolisme
Vitamine B12 (cobalamine) bron; dierlijke producten
Functies; aanmaak DNA, myelineschede onderhouden
Foliumzuur; bron; lever, groene groentes, bonen, noten melk en bacteriën in de dikke darm maken
Functies; DNA-synthese, embryo neurale buis ontwikkeling
Patholeenzuur; bron; veel
Functie; energie opwekkende stofwisseling
Biotine bron; vele en bacteriën in de darmen
Functie; metabolisme van; koolhydraten eiwitten en vetten
Vitamine C (cascorbinzuur): verst fruit, groene groentes, rozenbottel
Functie; eiwitmetabolisme en antioxidant
Mineralen: Na, K, C en fosfaat
Na: spiercontractie, overdracht zenuwprikkels
K: spiercontractie, overdracht zenuwprikkels
Calcium: bestandsdeel beenderen en tanden, bloedstolling en werking zenuwen en spieren
Fosfaat; harder maken botten en tanden
Spoorelementen; ijzer en jodium
IJzer: vorming hemoglobine, koolhydraatstofwisseling en aanmaak hormonen en neurotransmitter
Jodium: voor thyroxine en tri-jodothyronine
Functies water:
Oplosmiddel en transportmedium
Bevochtigen voedsel voor doorslikken
Reguleren lichaamstemperatuur
Bestandsdeel; bloed en weefselvocht
Verdunnen afvalproducten en toxinen
Uitscheiden afvalproducten
Bron en functie voedingsvezels (niet-verteerbare polysacharide)
Bron: granen, groenten en fruit
Functies; volume voedingsbrij > verzadiging, stimuleert peristaltiek, trekt water aan, beschermt tegen spijsverteringsaandoeningen.
de algemene principes van de stofwisseling benoemen, waaronder anabolisme, katabolisme, energie-eenheden en stofwisselingssnelheid.
de belangrijkste energiebronnen (koolhydraten, eiwitten en vetten) van het lichaam met elkaar vergelijken en aangeven in welke volgorde de energiebronnen worden aangesproken bij toename van de energiebehoefte.
in eenvoudige bewoordingen de centrale stofwisselingspaden beschrijven: glycolyse, citroenzuurcyclus en oxidatieve fosforylering.
Stofwisseling: alle chemische reacties in het lichaam om chemische energie te leveren voor cellulaire activiteiten
Katabolisme: grote moleculen afbreken en vrijkomen chemische energie
Anabolisme: opbouwen grote moleculen en energiebron gebruiken
Energie-eenheden: arbeid (joules) of warmte (kilocalorieën)
Stofwisselingssnelheid: snelheid waarmee enrgie wordt vrijgemaakt uit brandstofmoleculen in de cellen.
Glucose= voorkeurs brandstofmolecuul, alternatieven: aminozuren, glycerol en kernzuren.
Volgorde energiebronnen aanspreking:
Glucose (koolhydraten), want glucose voor erytrocyten en neuronen. Omzetbaar in ATP en glycogeen (poly)
Aminozuren (eiwitten), want potentiële brandstof als er weinig glucose is. Door spieren afbreken en aminozuren omzetten in glucose
Vetten, want opgeslagen vetten kunnen worden omgezet in ketonen.
Maken van ATP in 3 stappen:
Glycolyse (in cytoplasma): glucose --> 2x pyrodruivensuiker --> Acetyl-CoA = begin van citroenzuurcyclus
Citroenzuurcyclus (in mitochondriën): Acetyl-CoA, veel reacties en wordt veel dingen gevormd: 2 ATP, H2O, CO2
Oxidatieve fosforylering (in mitochondriën): maakt nog meer ATP door de H20 moleculen uit stap 2 (38 ATP)
de voornaamste factoren beschrijven die een rol spelen bij het ontstaan van ondervoeding bij ouderen.
uitleggen hoe ondervoeding ontstaat en wat de voornaamste oorzaken zijn.
uitleggen welke zorgvragers een groter risico op ondervoeding hebben.
Ondervoeding:
Factoren: arme landen, onderliggende lichamelijke oorzaak, anorexia gebrek aan eetlust.
Gevolg van onvoldoende inname: koolhydraten, eiwitten en vetten
Grote risico; ouderen, zieken, baby's en kids.
Water:
Functies: voeding, stofwisseling, regulatie temperatuur, weefsels, verdunning, uitscheiding 55-60 % water.
Vitaminen en mineralen; v
Vet oplosbare vitamine: K (klont = stolling) A (visus) D (botten) E (antioxidant)
Wateroplosbare vitamine: B1, B11/B12 en C
B1: co-enzym en zenuwen
B11/B12: nodig voor hb
C: aanleg colageen en antioxidant: het gaat celschade tegen.
Mineralen en spoorelementen
Na/k: geleiding en elektrolytenbalans
C: bot/tanden, bloedstolling, werking zenuwen en spieren
Fosfaat: DNA/RNA en ATP
IJzer: hb
Jodium: schildklierhormonen
Te veel D zorgt voor zenuwschade
Bronnen van eiwit: dierlijk en plantaardig
Aminozuren: 20 verschillende essentieel en niet essentieel
Functies:
Groei en herstel van lichaamsfuncties en weefsels
Aanmaak van enzymen, plasmaproteïne, antilichamen en sommige hormonen
Energielevering ( als koolhydraten en vetvoorraden uitgeput raken)
Ongebruitk: afgebroken, NH2-groep (aminogroep) omgezet in ureum; andeer deel wordt glucose of ketonlichaam.
Essentieel: heb je van je geboorte al in je lichaam
Niet- essentieel moet je via het voedsel binnen krijgen anders krijg je eht niet
Bronnen van vetten: onverzadigd en verzadigd.
Triglyceriden en cholesterol.
Triglceride = glycerol en 3 vetzuurmolecuul
Essentiele vetzuren: linolzuur, linoleenzuur en arachidonzuur
Functies vetten: opslag energie en warmte, steunweefsel, transport en opslag vet oplosbare vitaminen, myelineschede en talg
Cholesterol maakt het lichaam ook zelf. Steroïdenstructuur nodig voor celmembraan en steroïdhormonen.
Bronnen koolhydraten: mono, di en polysarachiden. Poly= voedingsvezels
Stofwisseling= metabolisme = het proces van het generen van energie (ATP) uit voedingsstoffen
Anabolisme = opbouwen
Katabolisme = afbraak
Katabolen toestand: ondervoeding > mensen zijn aan het aftakelen
ATP niet uit vitamine en mineralen.
ATP het beste uit koolhydraten + zuurstof = meeste ATP.
Verzuring: spiercellen kunnen niet goed ATP meer maken omdat ze te weinig O2 hebben.
Pob: door te weinig O2 in het hart > lactaat productie = een zuur, dit prikkelt de zenuwcellen > gaat omhoog > hersen verwerken dit > reactie pijn en armen, rug
Hoge lactaat = lichaam in paniek.
ATP: er zijn 3 centrale stofwisselingspaden (die met elkaar verboden zijn)
Glycolyse > cytoplasma
Citroenzuurcyclus (krebs-cyclus) > mitochondriën
Oxidatieve fosforylering (meeste ATP) > mitochondriën
Factoren die metabole snelheid beïnvloeden:
Leeftijd, geslacht, lengte, gewicht
Temperatuur, schildklierhormoon
Verhongering
Zwangerschap, lactatie en menstruatie
Ondervoeding: klinsiche blik
Uiterlijke van de patient> ingevallen gelaat
Reactie> apathische moe passief
Handdruk > slap
Conditie huid> droog schilferig
Oorzaken en prevalentie ondervoeding:
Gebrek aan eetlust door onderliggende lijden: chronische ziekte en kanker
Reuk en smaakzintuigen verminderen
Te geringe voedselopname: angst, kauw en slikproblemen en slechte eetlust
Prevalentie stijgt aanzienlijk met de leeftijd.
Voedingstherapie: orale voeding, dieetpreparaten, sondevoeding en parenterale voeding.