HS2: Natuurlijke oorzaken van de climate change EX2

1 Veranderingen in de beweging van de aarde

Milankovic-variabelen: Beschrijven variaties in

  • De vorm van de baan van de aarde rond de zon

  • De stand van de aardas

  • De tollende beweging die de aardas maakt

Zorgen ervoor dat aarde meer/minder zonne-energie ontvangt → ijstijd/tussenijstijd

Lage CO2-gehalte + verdeling continenten → in pleistoceen: milankovic-variabelen → ijstijd

1.1 Excentriciteit

Excentriciteit: In welke mate de vorm van de aardbaan rond de zon afwijkt van een cirkel

→ aarde verder van de zon: lagere stralingsintensiteit → groter verschil winter/zomer

1.2 Obliquiteit

Obliquiteit: inclinatiehoek van de aardas ten opzichte van het vlak van de aardbaan (eclipticavlak):

Hoe kleiner de hoek → minder uitgesproken seizoenen

(zomer koeler: minder hoge zon → minder lange dagen)

(winter milter: hogere zon → langere dagen)

1.3 Precessie

Precessie: verandering van de richting van de aardas, die een tolbeweging maakt met een periodiciteit van 23K jaar

→ verandering tijdstip waar aarde dichtst bij de zon

→ Nu: winter: N halfrond → minder koud

2 Veranderingen in de stralingsbalans van de aarde

2.1 zonneactiviteit

Hoge zonneactiviteit → verhoogt straling

Oppervlak van zon: zonnevlekken (cyclus 11j)→ helderder→ geen effect temp. aarde

2.2 Vulkaanuitbarstingen

2.2.1 Uitstoot van gassen en as

Vulkaanuitbarsting → uitstoot gas/as

Asdeeltjes → afkoeling → houden zonlicht tegen (Zware vallen neer/ lichtere blijven in lucht)

Gas: waterdamp → geen invloed

Gas: koolstofdioxide → vasthouden warmte → opwarming

Zwavelhoudende gassen → sulfaataerosolen

Aerosolen: luchtdeeltjes die nevel vormen → weerkaatsen zonlicht → afkoeling

2.2.2 Hoogte vulkanische uitstoot

Hogere gassen → groter effect

Trage uitwisseling tussen lagen atmosfeer → lang blijven hangen as

2.2.3 Geografische locatie vulkaan

Tropen: as/gassen → hoger in lucht (luchtstromingen)

3 Herverdeling energie op aarde

Verschuivingen continenten → klimaatverandering

3.1 Spreiding landmassa’s

Supercontinent: droogte/ extreme temperatuurschommeling

→ daling plaatbewegingen/ vulkanische activiteit/ concentratie koolzuurgas

Platen zakten door hogere dichtheid weg → diepe oceaanbekkens → verlaagde zeespiegel: Icehouse earth

Gondwana (cambrium): ijstijd

Pangea: carboonpermglaciatie→ afkoeling→

Landplanten: CO2→O2

Vorming steenkool: tropisch klimaat + moerasbos/kustgebied

Greenhouse earth (krijt): Hoge concentratie broeikasgassen → warm

Continenten ver van elkaar → plaatbewegingen / vulkaanactiviteit

Jonge oceanen → ondiep → hoge zeespiegel

3.2 Ligging van de landmassa’s

Broeikaswereld: norm

Veel land ter hoogte polen → meer ijs → albedo → temp. daalt → groeien ijskappen

Antarctica isolated zuidpool + dalende concentratie CO2 → groei antarctische ijskappen

Eoceen: zeestroming evenaar→zuidpool → voerde warm water aan

→ zeestraat antarctica/ zuid-amerika → wijziging patroon: koude zeestroming: blokkeert aanvoer warm water → groei ijskap Antarctica

Noordelijk halfrond: landmassa’s: Eurazië + Noord-Amerika → dichter noordpool → ook ijskap