HS 1 Klimaat doorheen de geologische tijd: EX2
1/ Greenhouse earth en icehouse earth
Greenhouse earth (broeikasaarde): Concentratie CO2/ gem wereldwijde temp. → boven huidig
Icehouse earth (diepvriesaarde): lage concentraties broeikasgassen
1.1.2 Greenhouse earth: paleoceen-eoceen thermisch max. (PETM)
2 warme periodes → overgang paleoceen→ eoceen = warm
PETM: NP: 23°C/ Groenland: palmbomen/ Evenaar: 37°C
CO2-gehalte paleoceen/eoceen: 1000ppm<
Samenging met hoge temp., geen ijskappen, hogere zeespiegel
Oorzaak toename CO2→ vrijkomen methaanhydraat→ oxideert→ ontstaan CO2
Kantelpunt/tipping point: Temp zo hoog → instabiele methaanhydraat→ ontsnappen CO2→ verzuring oceanen/ oplossing kalkskeletten (geen in PETM)
→na CO2-stijging→ warmer→ chemische verwering van oude gesteenten → minder CO2
1.2 Icehouse earth
1.2.1 Eoceen→ oligoceen
34M jaar geleden → afkoeling aarde
Minder dan 100.000 jaar: antarctica bedekt ijskap
→ breidde uit → daling zeespiegel
1.2.2 Pleistocene ijstijden
Pleistoceen (2,6M jaar):
Glacialen/ ijstijden: lange koude periodes
Daling temp. 5-10°c → aangroeien ijsmassa → daling zeespiegel
Interglacialen/ tussenijstijden: kortere warmere periodes van 10K-15K → stijgen temp. → smelten ijsmassa → stijgen zeespiegel
1.3 Einde pleistoceen, start holoceen
Grote temperatuurvariaties: 12,9K-11,5K geleden: Jonge dryas
→opwarming einde ijstijd → daling temp. sterk in korte tijd in jonge dryas
→ abrupt einde: stijgen temp. → stabiel klimaat holoceen

2/ Onderzoeksmethoden
Paleoklimatologen: wetenschapper die klimaat uit verleden bestudeerd
→ gebruiken indirecte indicatoren: proxy’s
Dendrochronologie (analyse boomringen) 1K terug
Palynologie (analyse stuifmeelkorrels) 1M terug
Analyse diepzeesedimenten 10M terug
2.1 Dendrochronologie
Jaarringen:
Zomercellen: breed/ licht van kleur
Wintercellen: smal/ donker van kleur
Jongste jaarringen: buitenkant van stam
→ tellen= leeftijd boom
Breedte jaarringen: afhankelijk klimaat/ groeiomstandigheden
Jaarringpatronen van bomen uit zelfde regio → referentiekader
→ gesch. klimaat in regio reconstrueren en bestuderen
2.2 Pollenanalyse
Stuifmeelkorrels/ zaadplanten→ harde buitenlaag → moeilijk afbreekbaar → goed bewaard in afzetting → vroegere vegetatie + klimaat reconstrueren
2.3 Analyse diepzeesedimenten
Diepzee: continue opstapeling sedimenten + fossielen organismen met kalkskelet
Diepzeesedimenten: foraminiferen belangrijk
Foraminiferen: organismen die kalkskeletjes aanmaken/ halen koolstof, zuurstof uit oceaan. Er bestaan verschillende isotopen zuurstof/ koolstof → bij zuurstof: 16O en 18O → paleoklimatologen meten verhouding in kalkskelet
Verdamping oceaanwater: Vooral met lichtere 16O, 18O zwaar en blijft achter
Warmere periode: neerslag regen → vult lichtere zuurstofisotoop aan
Koude periode: neerslag sneeuw → vormen ijs → met veel 16O → zwaardere 18O blijft in oceaan → foraminiferen slagen dus veel meer 18O op