knowt logo

Nederlands Examen

Deel 0: Canon

Oorsprong van het woordā€Canonā€

Grieks voor rietstengel; oorspronkelijk een meetinstrument

Huidige betekenis

Impliciete lijst van universele literaire meesterwerken die als belangrijk worden beschouwd.

Waarom?

  • Auteurs kunnen toegevoegd worden

  • Generationeel

  • Collectieve identiteit

Welke soort werk?

  • Universeel

  • Generationeel

  • Literatuur = psycologisch

  • Geschiedenis

Deel 1: Van den vos Reynaerde

  • Literatuurgenre: Middelnederlandse dierenepos geschreven door Willem.

  • Relevantie: Blijft relevant voor hedendaagse cultuuruitingen.

  • Doelgroep: Oorspronkelijk geschreven voor een rijke elite

Belangrijkste Personages

  • Nobel, de leeuw: Nobele karaktereigenschappen.

  • Isegrim, de wolf: Modest en soms gemene eigenschappen.

  • Courtois, het schoothondje: Loyaal maar soms naĆÆef.

  • Tybeert, de kat: Slim en sluw.

  • Reynaert, de vos: Sluw en sluw; roept negatieve associaties op.

  • Cuwaert, de haas: Energiek en snel.

  • Belijn, de ram: Kan met kalmte bekeken worden.

  • Grimbeert, de das: Grappig, schattig karakter.

Kritiek op de Ridderroman

  • Satirische elementen:

    • Het epos bevat kritiek op de klassieke ridderroman.

    • Onderwerpen zijn maatschappijkritiek en wreedheden in de middeleeuwse maatschappij.

Thema's en Motieven

  • Dieren als personages:

    • Methode om kritiek te leveren zonder gevolgen van lezers.

    • Lezers kunnen zich gemakkelijk verbinden met de allegorische dieren.

  • Stereotypen:

    • Openingsversen als klassiek voorbeeld van ridderverhalen.

Satire in Van den vos Reynaerde

  • Definitie van satire:

    • Kunstvorm die maatschappijkritiek levert met humor.

  • Maatschappijkritiek:

    => Aristocratie, clerus, derde stand: misbruik van macht en wreedheid.

Noodlot van Reynaert

  • Verraad:

    • Reynaert verraadt zijn familie, hetgeen onacceptabel was.

  • Einde van het verhaal:

    • Reynaert ontsnapt zijn leugens, terwijl anderen de gevolgen ondergaan.

Hedendaagse Cultuur en Bewerking

  • Graphic Novel:

    • Recent bewerkingen, bijvoorbeeld Reynaert de Vos.

  • Hertaling versus vertalen:

    • Verschil ligt in de mate van trouw aan de oorspronkelijke tekst.

  • Sympathie voor Reynaert:

    • Ondanks zijn wreedheden, blijft hij aantrekkelijk in zijn sluwheid.

Deel 2: Woorden

Denotatie

  • Definitie: Woord zoals het in het woordenboek staat.

Connotatie

  • Definitie: Gevoelens en associaties die met een woord verbonden zijn.

  • Positieve connotaties: bewondering, plezier, geluk, medelijden.

  • Negatieve connotaties: afkeer, verdriet, onverschilligheid.

Eufemisme

  • Gebruik: Om taboes rondom gevoelige onderwerpen voorzichtig aan te snijden.

  • Voorbeeld: "Ik moet naar het kleinste kamertje" in plaats van "Ik moet plassen."

Dysfemisme

  • Definitie: Woord gebruikt om opzettelijk pejoratief of kwetsend te zijn.

  • Voorbeeld: "Schijtluis" in plaats van "Bangerik."

Wat is Framing?

Framing is het gebruik van taal gekoppeld aan conceptuele kaders die beĆÆnvloeden hoe boodschappen worden ontvangen. Voorbeelden hierbij zijn:

  • Voorbeeld: "Warm" kan positieve gevoelens oproepen, zoals in de term "warm persoon".

  • Politiek Framing: Termen zoals 'tax relief' hebben positieve connotaties, wat invloed heeft op de perceptie van politieke boodschappen.

  • Frames verschillen per persoon en kunnen krachtiger worden door herhaling.

  • Twee lagen van Framing:

    1. Gebruik een consistent frame voor een duidelijke boodschap.

    2. Kies frames die passen bij de doelgroep.

Deel 3: Betoog

  • Logos: logica en redenering in een betoog. Argumenten zijn gebaseerd op feiten, statistieken en andere bewijsstukken die de redenering ondersteunen.

  • Ethos: geloofwaardigheid van de spreker of schrijver. (expertise) en morele karakter. Een sterke ethos helpt om de boodschap overtuigender te maken.

  • Pathos: emotionele, de gevoelens van het publiek aanspreken, wat hen kan aanzetten tot actie of overtuigen van een bepaald standpunt.

I. KLANKHERHALINGEN EN KLANKSPEL

  • ALLITERATIE

    • Herhaling van de beginletter.

    • Voorbeeld: "Maten, makkers, Maes."

  • EINDRIJM / VOLRIJM

    • Herhaling van dezelfde eindklank op woord- of versniveau.

    • Voorbeeld: "Zijn kwetsbare ideeĆ«n stalde hij uit in een flinterdunne dichtbundel als orchideeĆ«n achter een winkelruit."

  • ASSONANTIE

    • Herhaling van dezelfde klinkerklanken in opeenvolgende woorden.

    • Voorbeeld: "Maten, makkers, Maes."

  • ONOMATOPEE

    • Klanknabootsend woord.

    • Voorbeelden: "Kraken, piepen, ritselen."

II. HERHALINGEN

  • ANAFOOR/ HERHALING

    • Herhaling van hetzelfde woord aan het begin van een zin of vers.

    • Voorbeeld: "Have a break, have a KitKat."

  • ANADIPLOSIS

    • Beginnen met het laatste woord van de vorige zin of zinssnede.

    • Voorbeeld: "Wie kan rekenen, rekent op Dreft."

  • POLYSYNDETON

    • Herhaling van het verbindingswoord.

    • Voorbeeld: "Ik wil Ć©n een auto, Ć©n een fiets, Ć©n een treinabonnement!"

  • CLIMAX / EPITASIS

    • Herhaling van eenzelfde gedachte, steeds versterkt.

    • Voorbeeld: "Je begaat een fout, een misdaad, hoogverraad!"

III. BIJZONDERE WOORDORDE

  • INVERSIE

    • Omkering van de gewone woordorde; werkwoord staat vooraan.

    • Voorbeeld: "Gedanst en gefeest hebben we, de hele nacht lang!"

  • PARALLELLISME

    • Herhaling van dezelfde woordorde in zinsneden of zinnen.

IV. INHOUDELIJKE STIJLFIGUREN

  • CLIMAX / EPITASIS

    • Herhaling van een gedachte, steeds versterkt

    • Voorbeeld: "Je begaat een fout, een misdaad, hoogverraad!"

  • ANTITHESE / TEGENSTELLING

    • Twee contrasterende begrippen naast elkaar geplaatst.

    • Voorbeeld: "Herman de Coninck over liefde: je hebt er niets aan, maar je kunt niet zonder."

  • LITOTES

    • Omschrijving door ontkenning van het tegendeel, vaak versterkt.

    • Voorbeeld: "Hij is beslist geen dommerik = Hij is best slim!"

  • HYPERBOOL

    • Overdrijving.

    • Voorbeeld: "Clooney is de knapste man op aarde!"

  • PLEONASME

    • Overtollig woordgebruik.

    • Voorbeeld: "Het rode bloed maakt een grote vlek in de witte sneeuw."

  • TRICOLON (REGEL VAN DRIE)

    • Driedelige zin of zinsdeel.

    • Voorbeeld: "Veni, vidi, vici."

V. BEELDSPRAAK ALS STIJLFIGUUR

  • PERSONIFICATIO

    • Dieren of zaken met menselijke gevoelens.

    • Voorbeeld: "De hoge burchten van Rhodopeia huilden."

  • METONYMIE

    • Vervangen van een woord op grond van betekenisrelatie.

    • Voorbeelden:

      • Product / materiaal: "Hij reeg hem aan het staal."

      • Geheel / deel: "Een dakloze is eigenlijk huisloos."

  • METAFOOR

    • Vervangen van een woord door een andere op basis van een gezamenlijke eigenschap.

    • Voorbeeld: "Haar haar was een waterval van zonnestralen."

  • VERGELIJKING

    • Vergelijking met "als" of "zoals."

    • Voorbeeld: "Hij vocht als een leeuw."

  • ALLEGORIE

    • Reeks samenhangende metaforen over een thema.

    • Voorbeeld: "In Van den vos Reynaerde houdt de schrijver het publiek een allegorische spiegel voor."

VI. TYPISCHE RETORISCHE FIGUREN

  • CAPTATIO BENEVOLENTIAE

    • De spreker wint het publiek voor zich door complimenten.

    • Voorbeeld uitspraak door Obama: "I am honored to be in the timeless city of Cairo..."

  • PRAETERITIO

    • Aankondigen iets over te slaan, maar het toch vermelden.

    • Voorbeeld: Trump over Clinton: "Ik was van plan iets enorm pijnlijks..."

  • RETORISCHE VRAAG

    • Vraag waarvan het antwoord bekend is en niet verwacht wordt.

    • Voorbeeld: "Had je nu echt niks beters kunnen bedenken?"

  • SELF DISCLOSURE

    • De spreker stelt zich kwetsbaar op.

  • ONELINER

    • Korte, kernachtige uitspraak.

    • Voorbeeld: "Yes we can!"

VII. Structuu:

Inleiding op een Betoog

  • Aanspreking: Begin met het aanspreken van het publiek of de lezer om betrokkenheid te creĆ«ren.

  • Captatio Benevolentiae: Een techniek om de goodwill van het publiek te winnen, vaak door complimenten of het tonen van respect.

  • Stelling: Duidelijk en beknopt de hoofdstelling of het standpunt formuleren waar je voor staat.

Midden

  • Argumentatie:

    • Eigen argumenten:

    • Weerlegging mogelijke tegenargumenten: Anticipeer op tegenargumenten. Geef krachtige weerleggingen om jouw standpunt verder te versterken.

    • Signaalwoorden: Gebruik signaalwoorden zoals "Ten eerste", "ten tweede", "bovendien" om de structuur van je argumentatie te verduidelijken.

Slot

  • Conclusie: Trek een duidelijke, krachtige conclusie die de kern van je betoog omvat. Wees beknopt en geef de lezer een helder eindoordeel over jouw argumentatie.

Deel 4: Katern

1. ZELLI: Wat is een Ellips?

  • Een ellips of hiaat is een vorm van onbewuste luiheid.

  • Het verwijst naar het niet vermelden van Ć©Ć©n of meerdere woorden in een zin.

  • Er zijn vier mogelijke verklaringen voor elliptische zinnen:

    1. Vergeetachtigheid

      • Bij het formuleren van een zin kan je een woord vergeten op te schrijven.

      • Vaak lees je over deze fouten heen, vooral in de redactiefase.

    2. Gedachtesprong

      • Soms bedenk je wel iets maar druk je het niet uit.

      • Dit kan meer aandacht vergen om de denkfout te herkennen.

    3. Notitiestijl

      • Noteren is een beknopte manier van schrijven die snelheid wint.

      • Lidwoorden en overbodige voorzetsels kunnen worden weggelaten.

      • Deze stijl is nuttig bij notities, maar niet in uitgewerkte teksten.

    4. Tussentaal

      • De ellips kan voortkomen uit invloed van tussentaal, die niet per se standaardtaal is.

      • Dit betreft vaak voorzetsels die cruciaal zijn in bepaalde constructies.

2. ZFORM: Zinnen Formuleren

  • Iedereen kan formuleren

    • Formuleren is een dagelijkse activiteit.

    • Goede zinnen vereisen geen jarenlange grammaticastudies, maar eerder een schema en een alledaagse benadering.

Problemen in Zinnen

  • "Je klinkt als een robot of notaris"

    • Vermijd onpersoonlijke of complexe zinnen.

    • Schrijf zoals je het normaal zou zeggen:

      • Slechte formulering: "Deze weg volgend, wordt de reisduur behoorlijk ingekort."

      • Betere formuleringen:

        • "Als je deze weg volgt, dan is de reisduur heel wat korter."

        • "Langs deze weg kom je er sneller."

  • "Je schrijft zoals je spreekt"

    • "Je ratelt" betekent dat je springt van de hak op de tak met weinig structuur.

    • Gebruik een tekstschema om de structuur te verbeteren.

    • Wees duidelijk in je formuleringen, zonder de regels van de standaardtaal te negeren.

  • "Je tekst is saai"

    • Kleinere fouten kunnen saaiheid veroorzaken.

    • Schrijvers zonder schema kunnen:

      • Traag formuleren, met enkelvoudige zinnen.

      • Een staccato-patroon creĆ«ren: alleen "onderwerp" + "persoonsvorm".

  • "Je zinnen kloppen gewoon niet"

    • Fouten kunnen voortkomen uit:

      • Slechte spelling.

      • Onjuiste woordkeuze.

      • Gebrek aan signaalwoorden zoals 'want', 'omdat'.

    • Begin met een goed tekstschema om de zinsstructuur te verbeteren.

    • Let op woordvolgorde en variatie in zinslengte.

3. ZWW

Regel: ā€˜t kofschip = laatste letter = T

F

Nederlands Examen

Deel 0: Canon

Oorsprong van het woordā€Canonā€

Grieks voor rietstengel; oorspronkelijk een meetinstrument

Huidige betekenis

Impliciete lijst van universele literaire meesterwerken die als belangrijk worden beschouwd.

Waarom?

  • Auteurs kunnen toegevoegd worden

  • Generationeel

  • Collectieve identiteit

Welke soort werk?

  • Universeel

  • Generationeel

  • Literatuur = psycologisch

  • Geschiedenis

Deel 1: Van den vos Reynaerde

  • Literatuurgenre: Middelnederlandse dierenepos geschreven door Willem.

  • Relevantie: Blijft relevant voor hedendaagse cultuuruitingen.

  • Doelgroep: Oorspronkelijk geschreven voor een rijke elite

Belangrijkste Personages

  • Nobel, de leeuw: Nobele karaktereigenschappen.

  • Isegrim, de wolf: Modest en soms gemene eigenschappen.

  • Courtois, het schoothondje: Loyaal maar soms naĆÆef.

  • Tybeert, de kat: Slim en sluw.

  • Reynaert, de vos: Sluw en sluw; roept negatieve associaties op.

  • Cuwaert, de haas: Energiek en snel.

  • Belijn, de ram: Kan met kalmte bekeken worden.

  • Grimbeert, de das: Grappig, schattig karakter.

Kritiek op de Ridderroman

  • Satirische elementen:

    • Het epos bevat kritiek op de klassieke ridderroman.

    • Onderwerpen zijn maatschappijkritiek en wreedheden in de middeleeuwse maatschappij.

Thema's en Motieven

  • Dieren als personages:

    • Methode om kritiek te leveren zonder gevolgen van lezers.

    • Lezers kunnen zich gemakkelijk verbinden met de allegorische dieren.

  • Stereotypen:

    • Openingsversen als klassiek voorbeeld van ridderverhalen.

Satire in Van den vos Reynaerde

  • Definitie van satire:

    • Kunstvorm die maatschappijkritiek levert met humor.

  • Maatschappijkritiek:

    => Aristocratie, clerus, derde stand: misbruik van macht en wreedheid.

Noodlot van Reynaert

  • Verraad:

    • Reynaert verraadt zijn familie, hetgeen onacceptabel was.

  • Einde van het verhaal:

    • Reynaert ontsnapt zijn leugens, terwijl anderen de gevolgen ondergaan.

Hedendaagse Cultuur en Bewerking

  • Graphic Novel:

    • Recent bewerkingen, bijvoorbeeld Reynaert de Vos.

  • Hertaling versus vertalen:

    • Verschil ligt in de mate van trouw aan de oorspronkelijke tekst.

  • Sympathie voor Reynaert:

    • Ondanks zijn wreedheden, blijft hij aantrekkelijk in zijn sluwheid.

Deel 2: Woorden

Denotatie

  • Definitie: Woord zoals het in het woordenboek staat.

Connotatie

  • Definitie: Gevoelens en associaties die met een woord verbonden zijn.

  • Positieve connotaties: bewondering, plezier, geluk, medelijden.

  • Negatieve connotaties: afkeer, verdriet, onverschilligheid.

Eufemisme

  • Gebruik: Om taboes rondom gevoelige onderwerpen voorzichtig aan te snijden.

  • Voorbeeld: "Ik moet naar het kleinste kamertje" in plaats van "Ik moet plassen."

Dysfemisme

  • Definitie: Woord gebruikt om opzettelijk pejoratief of kwetsend te zijn.

  • Voorbeeld: "Schijtluis" in plaats van "Bangerik."

Wat is Framing?

Framing is het gebruik van taal gekoppeld aan conceptuele kaders die beĆÆnvloeden hoe boodschappen worden ontvangen. Voorbeelden hierbij zijn:

  • Voorbeeld: "Warm" kan positieve gevoelens oproepen, zoals in de term "warm persoon".

  • Politiek Framing: Termen zoals 'tax relief' hebben positieve connotaties, wat invloed heeft op de perceptie van politieke boodschappen.

  • Frames verschillen per persoon en kunnen krachtiger worden door herhaling.

  • Twee lagen van Framing:

    1. Gebruik een consistent frame voor een duidelijke boodschap.

    2. Kies frames die passen bij de doelgroep.

Deel 3: Betoog

  • Logos: logica en redenering in een betoog. Argumenten zijn gebaseerd op feiten, statistieken en andere bewijsstukken die de redenering ondersteunen.

  • Ethos: geloofwaardigheid van de spreker of schrijver. (expertise) en morele karakter. Een sterke ethos helpt om de boodschap overtuigender te maken.

  • Pathos: emotionele, de gevoelens van het publiek aanspreken, wat hen kan aanzetten tot actie of overtuigen van een bepaald standpunt.

I. KLANKHERHALINGEN EN KLANKSPEL

  • ALLITERATIE

    • Herhaling van de beginletter.

    • Voorbeeld: "Maten, makkers, Maes."

  • EINDRIJM / VOLRIJM

    • Herhaling van dezelfde eindklank op woord- of versniveau.

    • Voorbeeld: "Zijn kwetsbare ideeĆ«n stalde hij uit in een flinterdunne dichtbundel als orchideeĆ«n achter een winkelruit."

  • ASSONANTIE

    • Herhaling van dezelfde klinkerklanken in opeenvolgende woorden.

    • Voorbeeld: "Maten, makkers, Maes."

  • ONOMATOPEE

    • Klanknabootsend woord.

    • Voorbeelden: "Kraken, piepen, ritselen."

II. HERHALINGEN

  • ANAFOOR/ HERHALING

    • Herhaling van hetzelfde woord aan het begin van een zin of vers.

    • Voorbeeld: "Have a break, have a KitKat."

  • ANADIPLOSIS

    • Beginnen met het laatste woord van de vorige zin of zinssnede.

    • Voorbeeld: "Wie kan rekenen, rekent op Dreft."

  • POLYSYNDETON

    • Herhaling van het verbindingswoord.

    • Voorbeeld: "Ik wil Ć©n een auto, Ć©n een fiets, Ć©n een treinabonnement!"

  • CLIMAX / EPITASIS

    • Herhaling van eenzelfde gedachte, steeds versterkt.

    • Voorbeeld: "Je begaat een fout, een misdaad, hoogverraad!"

III. BIJZONDERE WOORDORDE

  • INVERSIE

    • Omkering van de gewone woordorde; werkwoord staat vooraan.

    • Voorbeeld: "Gedanst en gefeest hebben we, de hele nacht lang!"

  • PARALLELLISME

    • Herhaling van dezelfde woordorde in zinsneden of zinnen.

IV. INHOUDELIJKE STIJLFIGUREN

  • CLIMAX / EPITASIS

    • Herhaling van een gedachte, steeds versterkt

    • Voorbeeld: "Je begaat een fout, een misdaad, hoogverraad!"

  • ANTITHESE / TEGENSTELLING

    • Twee contrasterende begrippen naast elkaar geplaatst.

    • Voorbeeld: "Herman de Coninck over liefde: je hebt er niets aan, maar je kunt niet zonder."

  • LITOTES

    • Omschrijving door ontkenning van het tegendeel, vaak versterkt.

    • Voorbeeld: "Hij is beslist geen dommerik = Hij is best slim!"

  • HYPERBOOL

    • Overdrijving.

    • Voorbeeld: "Clooney is de knapste man op aarde!"

  • PLEONASME

    • Overtollig woordgebruik.

    • Voorbeeld: "Het rode bloed maakt een grote vlek in de witte sneeuw."

  • TRICOLON (REGEL VAN DRIE)

    • Driedelige zin of zinsdeel.

    • Voorbeeld: "Veni, vidi, vici."

V. BEELDSPRAAK ALS STIJLFIGUUR

  • PERSONIFICATIO

    • Dieren of zaken met menselijke gevoelens.

    • Voorbeeld: "De hoge burchten van Rhodopeia huilden."

  • METONYMIE

    • Vervangen van een woord op grond van betekenisrelatie.

    • Voorbeelden:

      • Product / materiaal: "Hij reeg hem aan het staal."

      • Geheel / deel: "Een dakloze is eigenlijk huisloos."

  • METAFOOR

    • Vervangen van een woord door een andere op basis van een gezamenlijke eigenschap.

    • Voorbeeld: "Haar haar was een waterval van zonnestralen."

  • VERGELIJKING

    • Vergelijking met "als" of "zoals."

    • Voorbeeld: "Hij vocht als een leeuw."

  • ALLEGORIE

    • Reeks samenhangende metaforen over een thema.

    • Voorbeeld: "In Van den vos Reynaerde houdt de schrijver het publiek een allegorische spiegel voor."

VI. TYPISCHE RETORISCHE FIGUREN

  • CAPTATIO BENEVOLENTIAE

    • De spreker wint het publiek voor zich door complimenten.

    • Voorbeeld uitspraak door Obama: "I am honored to be in the timeless city of Cairo..."

  • PRAETERITIO

    • Aankondigen iets over te slaan, maar het toch vermelden.

    • Voorbeeld: Trump over Clinton: "Ik was van plan iets enorm pijnlijks..."

  • RETORISCHE VRAAG

    • Vraag waarvan het antwoord bekend is en niet verwacht wordt.

    • Voorbeeld: "Had je nu echt niks beters kunnen bedenken?"

  • SELF DISCLOSURE

    • De spreker stelt zich kwetsbaar op.

  • ONELINER

    • Korte, kernachtige uitspraak.

    • Voorbeeld: "Yes we can!"

VII. Structuu:

Inleiding op een Betoog

  • Aanspreking: Begin met het aanspreken van het publiek of de lezer om betrokkenheid te creĆ«ren.

  • Captatio Benevolentiae: Een techniek om de goodwill van het publiek te winnen, vaak door complimenten of het tonen van respect.

  • Stelling: Duidelijk en beknopt de hoofdstelling of het standpunt formuleren waar je voor staat.

Midden

  • Argumentatie:

    • Eigen argumenten:

    • Weerlegging mogelijke tegenargumenten: Anticipeer op tegenargumenten. Geef krachtige weerleggingen om jouw standpunt verder te versterken.

    • Signaalwoorden: Gebruik signaalwoorden zoals "Ten eerste", "ten tweede", "bovendien" om de structuur van je argumentatie te verduidelijken.

Slot

  • Conclusie: Trek een duidelijke, krachtige conclusie die de kern van je betoog omvat. Wees beknopt en geef de lezer een helder eindoordeel over jouw argumentatie.

Deel 4: Katern

1. ZELLI: Wat is een Ellips?

  • Een ellips of hiaat is een vorm van onbewuste luiheid.

  • Het verwijst naar het niet vermelden van Ć©Ć©n of meerdere woorden in een zin.

  • Er zijn vier mogelijke verklaringen voor elliptische zinnen:

    1. Vergeetachtigheid

      • Bij het formuleren van een zin kan je een woord vergeten op te schrijven.

      • Vaak lees je over deze fouten heen, vooral in de redactiefase.

    2. Gedachtesprong

      • Soms bedenk je wel iets maar druk je het niet uit.

      • Dit kan meer aandacht vergen om de denkfout te herkennen.

    3. Notitiestijl

      • Noteren is een beknopte manier van schrijven die snelheid wint.

      • Lidwoorden en overbodige voorzetsels kunnen worden weggelaten.

      • Deze stijl is nuttig bij notities, maar niet in uitgewerkte teksten.

    4. Tussentaal

      • De ellips kan voortkomen uit invloed van tussentaal, die niet per se standaardtaal is.

      • Dit betreft vaak voorzetsels die cruciaal zijn in bepaalde constructies.

2. ZFORM: Zinnen Formuleren

  • Iedereen kan formuleren

    • Formuleren is een dagelijkse activiteit.

    • Goede zinnen vereisen geen jarenlange grammaticastudies, maar eerder een schema en een alledaagse benadering.

Problemen in Zinnen

  • "Je klinkt als een robot of notaris"

    • Vermijd onpersoonlijke of complexe zinnen.

    • Schrijf zoals je het normaal zou zeggen:

      • Slechte formulering: "Deze weg volgend, wordt de reisduur behoorlijk ingekort."

      • Betere formuleringen:

        • "Als je deze weg volgt, dan is de reisduur heel wat korter."

        • "Langs deze weg kom je er sneller."

  • "Je schrijft zoals je spreekt"

    • "Je ratelt" betekent dat je springt van de hak op de tak met weinig structuur.

    • Gebruik een tekstschema om de structuur te verbeteren.

    • Wees duidelijk in je formuleringen, zonder de regels van de standaardtaal te negeren.

  • "Je tekst is saai"

    • Kleinere fouten kunnen saaiheid veroorzaken.

    • Schrijvers zonder schema kunnen:

      • Traag formuleren, met enkelvoudige zinnen.

      • Een staccato-patroon creĆ«ren: alleen "onderwerp" + "persoonsvorm".

  • "Je zinnen kloppen gewoon niet"

    • Fouten kunnen voortkomen uit:

      • Slechte spelling.

      • Onjuiste woordkeuze.

      • Gebrek aan signaalwoorden zoals 'want', 'omdat'.

    • Begin met een goed tekstschema om de zinsstructuur te verbeteren.

    • Let op woordvolgorde en variatie in zinslengte.

3. ZWW

Regel: ā€˜t kofschip = laatste letter = T

robot