AFPF casus 7
de algemene structuur van het oog beschrijven (Ross en Wilson figuur 8.8).
de definitie, risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling, complicaties en prognose van otitis media acuta beschrijven.
bij gehoorverlies de verschillen tussen geleidingsverlies en perceptief verlies beschrijven.
de risicofactoren, etiologie en pathofysiologie van slechthorendheid uitleggen.
definitie van presbyacusis beschrijven.
de risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling, complicaties, prognose en preventie van glaucoom beschrijven.
de risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling, complicaties, prognose en preventie van cataract beschrijven.
de risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling, prognose en preventie van maculadegeneratie beschrijven.
de structuur van de hypothalamus en de hypofyse beschrijven.
de invloed van de hypothalamus op de hypofyse uitleggen.
Structuur oog: bolvormig; 2,5 cm doorsnede, ligt in orbita. Het is mogelijk met 1 oog te kijken, maar door coördinatie beide kan je driedimensionaal zien en diepte
Twee ruimtes: voorste; kamervocht; helder en waterig
Achterste; glaslichaam; glasvocht = geleiachtig
Scheiding tussen ruimtes door; lens, straallichaam, en banden
3 weefsellagen in oogbol:
Buitenlaag; bindweefsel; sclera (harde oogrok), en cornea (hoornvlies
Middenlaag; vasculair/uvea: choroidea (vaatvlies) en corpus ciliaira (straallichaam) en iris
Binnenlaag; zenuwweefsel; retina (netvlies)
Harde oogrok/oogwit: behoudt vorm + aanhechting externe oogspieren
Hoornvlies; lichtstralen buigen, zodat focus op netvlies valt
Vaatvlies; bloedvaten +absorptie licht
Straallichaam; grootte en dikte lens bepaalt door banden
Lens; breekt lichtstralen
Iris; kleur, pupil samentrekken en verwijden door zenuwen
Netvlies; heeft zenuwcellen die licht in zenuwimpulsen omzetten
Otitis media acuta; infectie van het middenoor, met ophoping vocht achter het trommelvlies.
Risicofactoren; jonge leeftijd, familiair, eerder, tabaksrook, kinderdagverblijf en wintermaanden
Etiologie; bacteriën en virussen, meestal complicatie bij infectie bovenste luchtwegen
Pathofysiologie; buis van Eustachius loopt horizontaal bij kinds > minder goed gedrained, meestal verkoudheid > buis zwelt > minder belucht > ophoping ontstekingsvocht
Symptomen; oorpijn, met of zonder koorts, ottoroe, doofheid of algemene klachten als kids zich niet goed voelen
Diagnostiek; otoscopie; rood, dof, uitpuilend trommelvlies en bij een loopoor kan je een gat zien
Behandeling; pijnstilling, alleen AB bij ernstig ziek en verhoogde kan s op complicaties en bij aanhoudend koorts
Prognose; vanzelf over binnen een week, de vochtophoping kan nog weken tot maanden blijven
Complicaties; zeldzaam, lokale uitbreinding > mastorïditis of meningitis
Geleidingsverlies; afwijking in de gehoorgang, trommelvlies en middenoor
Perspectief gehoorverlies; door aandoening in slakkenhuis, gehoorzenuw of auditieve gebied hersenen
Slechthorendheid:
Risicofactoren: jong; verstandelijk beperkt, familiair, infecties, schedeltrauma
Adolescentie en volwassenen: lawaai
Oud: DM en roken
Etiologie: aangeboren of verworven. Verworven door: ophoping cerumen, lawaai, veroudering, en infecties
Pathofysiologie: gevolg van geleidings- of perspectief verlies of een combi van beiden
Ouderdomsslechthorendheid= presbyacusis
Glaucoom: progressieve schade aan nervus opticus: zenuwaandoening. Blindheid
Risicofactoren: verhoogde oogdruk, hogere leeftijd, DM, familiair, etniciteit, hart- en vaat, myopie, oogletsel, migraine en chronische gebruik corticosteroïden
Etiologie: beschadiging van optische zenuwvezels: druk of bloeding
Pathofysiologie: verlies van zenuwvezels> gezichtsveld minder, progressie en onherstelbaar
Symptomen: acuut: plotseling visusverlies, rood oog pijn in oog, hoofdpijn, misselijk en braken
Chronisch: heel lang niks, okerzien= tegen dingen aanlopen en niet zien aankomen
Diagnostiek: pupil door fundoscopie, gezichstveldonderzoek, intracelulaire druk
Behandeling: handhaven gezichtsvermogen door: oogdruk verlagen, oogdruppels of laser/operatie
Complicaties: kwaliteit van leven minder
Prognose: levenslang oogarts en verloren zicht niet herstelbaar
Preventie: herkennen en behandelen
Catacart: staar: vertroebeling van de lens, ouderdomsziekte
Risicofactoren en etiologie: hogere leeftijd, genetisch, uv-licht, roken, DM, dingen met je ogen
Pathofysiologie: door verandering van eiwitten in lensvezels of beschadiging
Symptomen: visus minder, grauw en wazig zien, dubbelzien en nachtblindheid
Diagnostiek: spleetlamponderzoek
Behandeling: operatie door lens vervangen
Complicaties: blindheid en complicaties na operatie en nastaar
Prognose: na staaroperatie goed, 50% kans ook andere oog
Preventie: risicofactoren aanpakken
Maculadegeneratie: afname hoeveelheid kegeltjes in macula> blindheid
Risicofactoren: algemeen: hogere leeftijd, erfelijk, vrouw, blank, blauwe ogen. Leefstijlfactoren, en cardiovasculaire aandoeningen
Etiologie: idiopathisch
Pathofysiologie: natte en droge vorm, centrale deel macula aangetast: centraal zin, scherp en contrast, retinale epitheel aangetast + ophoping afvalstoffen > atrofie > nieuw slechtere bloedvaten = lekken> maculaoedeem, bloeding of netvliesloslating = litteken.
Nat gaat heel snel achteruit.
Symptomen: achteruitgang centrale zien: beeldvorming, minder scherp, wazig of grijze/zwarte vlek en kleuren vager
Diagnostiek: anamnese, fundoscopie, foto met contrastvloeistof, amlertest
Behandeling; gezonde levensstijl, supplementen, nat: medicatie, lasertherapie
Prognose: bij herkenning goed
Structuur hypofyse en hypothalamus:
Hypofyse: twee kwabben met verschillende celtypen
Voorkwab: klierweefsel dat hormonen afscheidt
Achterkwab; zenuwweefsel
Netwerk zenuwvezels tussen hypothalamus en achterkwab
Hypothalamus controleert secretie hormonen van voor- en achterkwab
de werking beschrijven van de hormonen die worden afgescheiden door de voorste en de achterste hypofysekwab.
de positie van de schildklier en de bijbehorende structuren aangeven.
de werking van de schildklierhormonen beschrijven.
uitleggen hoe de bloedspiegels van de schildklierhormonen T3 en T4 worden gereguleerd.
de risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen en diagnostiek van hypothyreoïdie en hyperthyreoïdie beschrijven.
de hormonen van de endocriene pancreas benoemen.
uitleggen hoe de bloedsuikerspiegel wordt gereguleerd door insuline en glucagon.
overeenkomsten en verschillen tussen diabetes mellitus type 1 en 2 benoemen.
de pathofysiologie, symptomen, diagnostiek en behandeling van diabetes type 1 beschrijven.
de pathofysiologie, symptomen, diagnostiek en behandeling van diabetes type 2 beschrijven.
de oorzaken en symptomen van hypoglykemie en hyperglykemie benoemen alsmede de behandeling ervan.
Hormonen uit hypofysevoorkwab:
Groeihormoon GH; reguleert stofwisseling, bevordert weefselgroei; botten en spieren
Schildklierstimulerend hormoon TSH; stimuleert groei en activiteit van de schildklier en secretie T3 en T4
Adrenocorticotroop hormoon ACTH; stimuleert de bijnierschors en afscheiden glucocorticoïden
Prolactine PRL; stimuleert melkproductie van de borsten
Follikelstimulerend hormoon FSH; stimuleert productie spermatozoa, secretie oestrogeen, rijping follikels en ovulatie
Lutenïserend hormoon LH; stimuleert secretie testosteron en secretie progesteron
Hormonen uit hypofyseachterkwab;
Oxytocine; tijdens bevalling; baarmoeder en borsten + seksuele voortplanting vermakkelijken
Antidiuretisch hormoon ADH; verminderen van urineproductie
Schildklier: twee kwabben + verbindingsstuk. Ronde follikels met kubisch epitheel (colloïd) en hiertussen liggen andere soorten cellen > maken calcitonine
Schildklierhormonen: thyroxine en tri-jodothyronine
--> dringen celkernen binnen en reguleren eiwitsynthese versnellen of vertragen + versterken effect van andere hormonen: snelheid stofwisseling, warmte-productie en reguleren stofwisseling koolhydraten, eiwitten en vetten + normale groei en ontwikkeling; vooral in skelet en zenuwstelsel
Calcitone: verlaagt gehalte calcium in de bloedspiegel
Stofwisseling, lichaamstemperatuur
Bloedspiegel T3 en T4: negatieve feedbackmechanismen.
Hypothalamus; TRH > hypofyse: TSH > schildklier T3 en T4
RH: releasing hormoon, SH: stimulerend hormoon
Hypothereoïdie; te langzaam/onvoldoende werkende schildklier
Risicofactoren; auto-immuunaandoening, thyreoïdits, erfelijk, jodiumgebrek, afwijking hypofyse of hypothalamus,
Etiologie; ziekte v Hasimoto, afwijking hypofyse of hypothalamus of behandeling voor hyperthereoïdie of jodiumgebrek.
Pathofysiologie: hormoonspiegel te laag > overmatig stimulering = vergrote schildklier
Symptomen; moeheid, zenuwstelsel; traag, geheugen-, concentratiestoornissen, psychose, spierzwakte, tintelingen, bradycardie en gewichtstoename, obstipatie, droge huid, menstruatie anders, koude-intolerantie, lagere stem, haaruitval en brokkelige nagels
Diagnostiek; anamnese, lichamelijk, bloedonderzoek, echografie en punctie
Hyperthereoïdie; te snel/overmatig werkende schildklier
Risicofactoren; erfelijk, auto-immuunaandoening, medicatie
Etiologie; ziekte v graves, thyreoïditis, toxisch adenoom, toxisch multinoduculis
Pathofysiologie; graves: auto-immuunziekte die TSH receptoren slecht maken, virus, en goedaardige zwelling> zorgt voor te veel productie = versnelling
Symptomen: struma, pijn, zenuwstelsel; gejaagd, ongeduld, trillen, slecht slapen, tachycardie, AF, gewichtsverlies, diarree, zweten en warmte
Diagnostiek; anamnese, lichamelijk, bloedonderzoek, schildklierscan en punctie
Hormonen uit pancreas; insuline, glucagon en somatostatine
Secretie insuline; hoge bloedsuikerspiegel, en verlaging; sympathisch, glucagon, adrenaline en somatostatine
Secretie glucago; lage bloedsuikerspiegel en verlaging door; insuline en somatostatine
DM1 vs DM2
Leeftijd: jong vs volwassenen en kind
Prevalentie; weinige vs veel
Oorzaak; auto-immuun vs insulineresistentie
Behandeling; insuline vs orale soms insuline
Ernstige ontregeling; ketoacidose vs hypermolair hyperglykemisch syndroom
Preventief; niet vs leefstijl
DM1: absoluut te kort aan insuline
Pathofysiologie: auto-immuunziekte waarbij eilandjes v langerhans worden vernietigd > geen insuline meer geproduceert= glucosespiegel in bloed stijgen en glucose tekort in de cellen
Hyperglykemie: hoger dan 11 mmol/l > overschot glucose in urine + trekt H2O aan > meer polyurie > dehydratie > polydipsie
Ernstig: hypovolemische shock.
Ketoacidose en ketoacidotische coma; door te kort aan glucose in cellen bij voornamelijk de hersencellen > verwardheid. Oplossen door vetverbranding (honger en gewichtsverlies) > hierdoor komt bijproduct ketonen. Dit kan aceton worden (zoete geur in adem),
Ketonen > leiden tot ketoacidose = verzuring van het bloed.
Lage pH > AHC = kussmaul AH
Symptomen: klachten die passen bij hyper: polyurie, polydipsie, droge mond, snel gewichtsverlies, vermoeid, algehele malaise, geïrriteerd
Ernstige ontregeling; dehydratie klachten, hypovolemische shock, tachycardie en hypotensie,
Ketoacidose; kussmaul, aceton, misselijk, verminderd bewustzijn
Diagnostiek; anamnese, lichamelijk, vingerprik; 2x nuchter 7 mmol of hoger, 1x nuchter 7mmol + klachten en niet nuchter > 11mmol en klachten
Behandeling; niet te genezen, insuline en zelfmanagment.
DM2: relatief te kort aan insuline: lichaamscellen steeds meer resistent voor insuline en mindere aanmaak. Minder heftige symptomen
Pathofysiologie: insulineresisitentie: geleidelij proces. Cellen kunnen minder glucose opnemen > glucose spiegel stijgt
Non-ketotische hyperglykemische hyperosmolaire ontregeling
Symptomen: van chronische hyperglykemie: infecties, vertraagde wondgenezing
HHS: dehydratie, hypovolemische shock, neurologische klachten
Diagnostiek: zelfde als DM1, regelmatig controles: BMI, RR, voet, bloed, urine onderzoek genezing/symptoomvrij is vaak mogelijk door leefstijlaanpassingen, diëtiste, educatie, metformine en insuline
Behandeling: glucosegehalte te regeluren, langetermijncomplicaties verminderen door niet-medicamenteus: leefstijl en medicamenteus: oraal en insuline
Hoe meer vet je hebt, hoe minder goed je lichaam reageert op insuline. Minder glucose naar cellen en minder glucose omgezet worden in glycogeen met zelfde hoeveelheid insuline.
Pancreas werkt steeds minder goed: ouderdomsdiabetes.
Risicofactoren: ernstig overgewicht, abnormale vetverdeling.
Je krijgt dorst door: zoet in het bloed > wil je verdunnen = trekt water aan. En je nieren willen ook de glucose uitplassen.
Je hebt te veel suiker in je bloed, maar een suiker te kort in je hersenen en lichaamscellen. > afvallen.
Gevoelsstoornissen (voeten en handen) door beschadiging van de vaatjes door te lang hyperglykemie. Er zitten ook bloedvaatjes rondom je zenuwen.
Het zorgt er ook voor dat je witte bloedcellen minder goed werken.
Gevolg gevoelsstoornissen: wondjes niet voelen, minder goed evenwicht
Symptomen: dorst&droge mond, veel plassen, vermoeidheid, misselijkheid, duizelig en onscherp zijn, gevoelsstoornissen, verhoogd vatbaar voor infecties, verzuring en uitdroging.
DM1: keto-acidose en afvallen en grote eetlust.
Verzuring kan je kwijtraken door: nieren en ademhaling. > Kussmaul: heel diep en heel snel ademhaling.
Hypoglykemie:
Oorzaak: te laag, te veel insuline en te weinig glucose door intake en inspanning
Symptomen: stress: trillen, transpireren, bleek en honger
Neurologisch: hoofdpijn, wazig, verward, duizelig, agitatie
Behandeling; glucose, glucagon, injectie en boterham.
Hyperglykemie: door stress, corticosteroïden, te weinig insuline of resistentie ontwikkelen.
Corticosertoïden zorgen voor verhoging van bloedsuikerspiegel, omdat stresssymsteem zegt ah ik heb meer energie nodig dus meer glucose in bloed > daarom ontregelen bij infectie of stress.
Insuline zorgt ervoor dat glucose uit het bloed naar de cellen gaat, zonder insuline wel suiker in de bloedbaan, maar niet in de hersencellen.