Casus 3
Het geleidingssysteem van het hart beschrijven, inclusief de innervatie vanuit het autonome zenuwstelsel.
De elektrische gebeurtenissen in het hart herkennen die (in de normale situatie) bij een elektrocardiogram worden geregistreerd.
De elektrische activiteiten van het prikkelgeleidingssysteem van het hart in verband brengen met de hartcyclus.
De term bloeddruk definiëren en uitleggen wat de termen systolische en diastolische druk inhouden.
De belangrijkste factoren benoemen die de diameter van bloedvaten reguleren.
De belangrijkste controlemechanismen voor de regulering van de bloeddruk beschrijven.
De belangrijkste plaatsen benoemen waar de arteriële pulsaties voelbaar zijn.
De belangrijkste factoren beschrijven die de hartfrequentie (polsfrequentie) en het hartminuutvolume bepalen.
Een definitie geven van de termen (sinus)bradycardie en (sinus)tachycardie.
De risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling, complicaties, prognose en preventie van hypertensie beschrijven.
Secundaire hypertensie definiëren en de belangrijkste oorzaken benoemen
De etiologie, pathofysiologie, symptomen, complicaties en prognose van atherosclerose beschrijven.
De risicofactoren en preventieve maatregelen voor ischemische hart- en vaatziekten benoemen.
De etiologie en pathofysiologie van coronaire hartziekten verklaren.
Een definitie geven van stabiele angina pectoris en acuut coronair syndroom en de overeenkomsten en verschillen tussen beide coronaire hartziekten aangeven.
De symptomen, behandeling en complicaties van respectievelijk stabiele angina pectoris en acuut coronair syndroom beschrijven.
De pathofysiologie en symptomen van atriumfibrilleren (AF) beschrijven.
Van asystolie en ventrikelfibrilleren (VF) beschrijven wat er in de hartspier gebeurt en wat de acute behandeling is.
Een sinusritme en de ritmestoornissen atriumfibrilleren, ventrikelfibrilleren en asystolie herkennen op een ECG-ritmestrook.
Geleidingssysteem hart + autonome zenuwstelsel: door elektrische impulsen door gespecialiseerde neuromusculaire cellen.
Sinusknoop= primaire pacemaker hart: in RA, genereren elektrische impulsen > zorgt voor atriumcontractie.
--> stroom komt bij atrioventriculaire knoop= secundaire pacemaker (langzamer): in atriumseptum > geeft het signaal door aan ventrikels
--> AV-bundel of bundel van His: ontspringen uit AV-knoop, splitst zich in septum in L en R
--> ventriculaire myocard splitst AV-bundel in Purkinjevezels: geven elektrisch signaal door naar de apex, vanuit daar begint het samentrekken.
Het autonome zenuwstelsel: sympathische en parasympatisch.
S: stimuleert verhoging HR en RR door sinusknoop en AV-knoop
P: stimuleert vertraging in HR en RR door sinusknoop, AV-knoop en myocard atrium.
Elektrocardiogram: sinusritme
P top: atriale depolarisatie: impuls van sinusknoop over atria
QRS-complex: verspreiding impuls vanuit AV-knoop door AV-bundel en Purkinjevezels en elektrische activiteit ventrikelspier (ventriculaire depolarisatie)
Gedeelte tussen P en Q: geleiding van AV-knoop van impuls, zodat atriale contractie kan worden afgerond
T top: ontspanning van ventrikels (ventriculaire repolarisatie)
Atriale repolarisatie wordt niet gezien, vanwege grote QRS-complex
Hartcyclus:
Atriale systole: het vullen met bloed uit VCI > druk stijgt en atrioventriculaire kleppen automatisch open > passieve manier ventrikels vullen 70%. Sinusknoop zorgt voor contractie > a. leeg en v. vol
Ventriculaire systole= korte vertraging tussen P en Q: AV-knoop (QRS) > AV-bundel > Purkinjevezels zorgt voor grote samentrekking en bloed richting pulmonales en aorta, de druk in v zorgt voor dichtvallen kleppen
Cardiale diastole: a en v ontspannen en recharge, sluiten aorta en pulmonalisklep door druk in arteriën.
Bloeddruk: kracht die het bloed uitoefent op de vaatwanden. Systematische arteriële RR handhaaft de bloedstroom
Systolische druk: LV samentrekken en bloed in aorta pompen
Diastolische druk: druk in de rustfase
Factoren diameter bloedvaten: perifere weerstand.
Tunica media in arteriolen met autonome zenuwen = alleen door sympathische zenuwstelsel
> zorgt voor vasoconstrictie --> verhoogde RR
Vermindering activiteit sympathisch: vasodilatatie --> verlaagde RR
Regulering van bloeddruk mechanismen
Korttermijnregulatie: baroreceptoren, chemoreceptoren en hormonen
Langetermijnregulatie: nieren en RAAS
Korttermijnregulatie: neurale controle
Baroreceptorreflex: dynamisch proces dat de bloeddruk weer normaal krijgt door te reageren.
Baroreceptoren in: aortaboog en sinus caroticus > gevoelig voor druk.
Gevoelig voor rek > zendt naar cardiovasculair centrum
Sympathisch zenuwstelsel: hart; frequentie en kracht omhoog en vasoconstrictie + vasodilatatie
Parasympatische zenuwstelsel: hart; frequentie en kracht omlaag
RR stijging: baroreceptoren > stijgend naar CVC --> reactie:
Para activiteit hart omhoog en symp activiteit hart naar beneden + symp activiteit bloedvaten naar beneden = hartdebiet omlaag en vasodilatatie
RR daling: baroreceptoren > dalend naar CVC --> reactie:
Para hartactiviteit omlaag en symp activiteit hart omhoog + symp activiteit bloedvaten omhoog = hartdebiet omhoog en vasoconstrictie
Chemoreceptoren: zenuwuiteindes in aorta en carotislichaampjes > reageren op verandering in CO2 en O2 en/of arterieel bloed pH = falende weefselperfusie > CVC --> reactie
Sympathische prikkeling voor hart en bloedvaten en ademhalingsinspanning omhoog = O2 gehalte omhoog
Hoog H+ hoog PCO2 + laag PO2 > chemoreceptoren > CVC > slagvolume omhoog + HR omhoog + vasoconstrictie
Laag H + laag PCO2 + hoog PO2 > chemoreceptoren > CVC > slagvolume omlaag + HR omlaag en vasodilatatie
Hogere hersencentra: CVC ontvangt hieruit impuls door emotie > ook reactie op RR
Langtermijnregulatie (hormonale controle):
Door RAAS: renine-angiotensine-aldosteronsysteem --> bloedvolume + antidiurethisch hormoon (ADH). --> bloedvolume
Hormoon uit het hart: ANP: uitscheiding van Na + H2O door ren --> verlaagd RR.
Pulsatiepunten:
Arteria temporalis
Arteria facialis
Arteria carotis communis
Arteria brachiales
Arteria radialis
Arteria femoralis
Arteria poplitea
Arteria tibalis posterior
Arteria dorsalsi pedis
Factoren die invloed op:
Polsfrequentie:
Arteriën van perifere weefsel zijn vernauwd of geblokkeerd
Aandoeningen samentrekken hart: AF
Hartminuutvolume:
Bloedvolume
Kracht van myocardcontractie
Ventriculair einddiastolisch volume (vlak voor contractie)
Veneus aanbod: positie lichaam, skeletpomp, respiratoire pomp
Hartfrequentie:
Autonoom zenuwstelsel
Hormonen
Positie
Geslacht
Leeftijd
Temperatuur
Sinus: normaal hartritme
Bradycardie: langzaam hartritme
Tachycardie: snel hartritme
Hypertensie: hoge bloeddruk > 140/90
Risicofactoren: hogere leeftijd, genetisch, leefstijl, obesitas, stress, sub-sahara en afrikaans
Etiologie: 95% onbekend = primaire hypertensie of geneesmiddelen
Pathofysiologie: door hypertensie --> veranderingen: artheroscleortisch, LV-hypertrofie, cardiomyopathie en hartfalen.
Symptomen: meestal niks hoofdpijn, duizelig, vermoeid, bloedneuzen, opvliegers --> langdurig of hypertensieve crisis: > 200/120 ook orgaanschade
Diagnose: meten van bloeddruk meerdere keren + ambulante meting
Behandeling: langere bloeddruk door: antihypertensiva: ACE-remmers, calciumantagonisten, diuretica, bètablokkers + leefstijl
Complicaties: verhoogde kans op hart- en vaatziekten, nier schade, visusstoornissen, verminderde cognitief functioneren
Prognose: behandeling > voorkomen complicaties, langere levensduur, overlijden door coronaire hartziekten.
Preventie: gezonde levensstijl
Secundaire hypertensie: RR gevolg van andere ziekten: nieraandoeningen, nierarteriestenose, ziekte van Conn, OSAS
Arthereosclerose: vernauwingen van arteriën
Etiologie: erfelijk + niet erfelijk, ontsteking, stolling, vetmetabolisme, vaatbeschadiging, deling gladde spiercellen
Pathofysiologie: beschadiging vaatwand in endotheel > vetten blijven plakken > plaques > vernauwing > scheuren > stolsel > acute afsluiting
Symptomen: pas bij ernstige vernauwing, plaats waar > symptomen
Complicaties: hypertensie, verminderde nierfunctie, infarct, aneurysma
Prognose: verhoogd risico op hart- en vaatziekten, afhankelijk v risicofactoren
Ischemische hart- en vaatziekten: coronaire hartziekten vermindering van bloedstroom door coronaire met O2 te kort.
Risicofactoren: erfelijk, leeftijd, hypertensie, obesitas, chronische ziekten, verhoogd cholesterol, insulineresistentie, leefstijl, stress, chemo
Preventie: voorkomen van plaques > beïnvloedbare risicofactoren. Niet roken, lichaamsbeweging, voeding, afvallen, geen alcohol, slapen.
Medicatie: hypertensie, hypercholesteromie, DM
Coronaire hartziekten:
Etiologie: meestal door athereosclerose in coronaire
Pathofysiologie: vernauwing in coronaire > ischemie > POB > of inspanning > plaqueruptuur > trombus > acute ischemie > pob niet verdwijnt > langdurige afsluiting = necrose + vrijkomen tropo's
AP: stabiele angina pectoris: ischemie tijdelijk + voorspelbaar que vraag O2
ACS: acuut coronair syndroom: IAP en AMI
IAP: aanhoudende ischemie, maar necrose
AMI: acute afsluiting + necrose
AP: angina pectoris
Symptomen: uitgelokt + voorspelbaar, zakken af in rust
Typische: druk op borst, bandgevoel, uitstraling schouder, arm, keel, tanden, rug + hoog HR en RR.
Atypische: maagklachten, dyspnoe, duizelig, vermoeid
Behandeling: leefstijl adviezen + medicamenteus + invasief
Beinvloedbare factoren: pijn, voorkomen ischemie en infarct
BIG 5: betablokker, 2 antistolling, bloeddruk verlager, cholestrol verlager en NTG en reperfusietherapie
Complicaties: progressie tot ACS of hartdood door ritmestoornissen
ACS: acuut coronair syndroom: door acute niet voorbijgaande ischemie door vernauwing.
Symptomen: AP, maar erger + niet voorbij en onvoorspelbaar
Extra: syncope, hartstilstand, zwakke pulsatie, RR wisselt, dyspnoe, misselijk, huid: bleek, grauw, transpireren, gevoel onrust
Behandeling: O2 + start acetylsalicylzuur, nitraten, pijnstilling en big 5.
Reperfusietherapie: PCI, CABG of trombolyse
--> secundair: hartrevalidatie, medicatie voor stolling en preventie.
Complicaties: ritme- en geleidingsstoornissen, disfunctie, hartfalen, klepaandoeningen, ruptuur, cardiogene shock, aneurysma, pericarditis, complicaties na PCI of CABG of CVA.
Atriumfibrilleren: ritmestoornis, atrias onregelmatig en snel
Pathofysiologie: prikkels uit verschillende plaatsen die de sinusknoop overrulen > komen aan in de AV-knoop = irregulaire tachycardie
Paroxismaal AF: aanvalsgewijs AF en sinusritme spontaan terug
Symptomen: palpitaties, klachten bij verminderde cardiac output
Ventrikelfibrilleren: ventrikels door prikkels ongecoördineerd samentrekken > geen cardiac output > hartstilstand
Behandeling: reanimeren, defibrilleren, amiodaron en adrenaline
Asystolie: geen elektrische activiteiten van de hartspier
Behandeling: reanimeren en adrenaline