VTV casus 1

  • De student kan in een gesimuleerde omgeving demonstreren hoe zuurstof kan worden toegediend bij een zorgvrager

  • De student weet de indicaties en de contra-indicaties te benoemen voor het geven van zuurstof

  • De student weet de complicaties bij zuurstoftoediening te benoemen

  • De student kan de ABCDE methodiek uitleggen

  • De student kan instructie geven over de toediening van inhalatiemedicatie

  • De student kan de regel van vijf benoemen en toepassen op het verstrekken van medicatie 

Droogpoederinhalator:

  1. rustig en volledig uitademen

  2. inhalator op mond plaatsen

  3. hoofd iets achterover en krachtig inademen

  4. 10 sec adem inhouden en hierna doorademen

  5. mond spoelen 1e x uitspugen en 2de x doorslikken

dosisaerosol:

  1. inhalator schudden voor elke puf

  2. maximaal uitademen en mondstuk omsluiten

  3. tegelijk puf drukken en gelijkmatig inademen

  4. adem 10 sec vasthouden

  5. mond spoelen

voorzetkamer:

  1. schudden

  2. mondstuk omsluiten

  3. pufje indrukken

  4. 5x rustig in en uitademen

  5. mondspoelen

vernevelset:

  1. vernevelvloeistof klaarmaken

  2. vernevelapparaat en patiënt klaarzetten

  3. flow moet 6-8L per minuut zijn

  4. normaal in- en uitademen 10 -15 min

  5. mondspoelen

neusbril:

  1. neusbril koppelen aan O2

  2. neusbril inbrengen met dingen naar beneden

  3. tot max 6L/min

  4. zorg voor neusgaten en drukplekken

Zuustofmaskers: eenvoudig, non-rebreathing, partial rebreathing, venturimasker

  1. controleer grootte masker

  2. zuurstof aan, reservoirzaak moet gedeeltelijk gevuld zijn

  3. semi of hoge fowler houding

  4. masker opdoen vanaf neus naar beneden tijdens uitademing

Zuurstof bevochtigen voor comfort. Nodig voor COPD patiënten en langer dan 48h zuurstof gebruik. Niet nodig bij lage dosering door neusbril.

Indicaties zuurstoftherapie:

  • inadequate gaswisseling

  • hypoxemie en hypoxie

  • respiratoïre insufficiëntie met uitputtingsverschijnselen

contra indicaties zuurstoftherapie:

  • hypercapnie

  • voorzichtig bij COPD patiënten

  • actieve longinfecties en te kleine longvolumecapaciteit

Soorten zuurstofmaskers:

  1. Eenvoudig masker:

    • Gebruikt voor patiënten die een constante zuurstoftoevoer nodig hebben.

    • Zorg ervoor dat het masker goed aansluit en de zuurstofbron goed is ingesteld.

  2. Non-rebreathing masker:

    • Heeft een reservoirzak die gevuld is met zuurstof.

    • Voorkomt dat uitgeademde lucht terug in de zak komt, wat zorgt voor een hoge zuurstofconcentratie.

  3. Partial rebreathing masker:

    • Heeft ook een reservoirzak maar laat een deel van de uitgeademde lucht terug in de zak komen, wat kan helpen bij een hogere zuurstofconcentratie.

  4. Venturimasker:

    • Speciaal ontworpen om een nauwkeurige zuurstofflow te leveren.

    • Geschikt voor patiënten die een specifieke zuurstofconcentratie nodig hebben.

Complicaties bij zuurstoftoediening:

  • Patiënt heeft moeite met ademhalen >

  • vertoont symptomen: veranderingen in RR, tachycardie, tachypneu, abnormale kleur, rusteloosheid of bewustzijnsveranderingen > hoeveelheid O2 aanpassen, overleggen met arts voor andere toedieningswijze, controleer de arteriële bloedgassen voor acidose

  • Atelectase > goed de longen te gebruiken, fysiotherapie, geen sedatieve medicatie

  • Tachypneu > vitale functies, verhoog de stroomsnelheid, let op embolie en DC

  • bradypneu door zuurstofstapeling > vitale functies, zuurstof aanpassen, bij onder 8/min direct arts waarschuwen en bijadmeen

  • wisseling in metingen > let op foutmeldingen, juiste plaats , andere sensoren

robot