Hoofdstuk 7

§ 7.1 Macht en invloed

  • Macht: vermogen om het gedrag van anderen te beïnvloeden.

  • Machtsmiddel: middel om gedrag van andere te beïnvloeden, zoals:

    • Functie/beroep

    • Kennis en vaardigheden

    • Status/aanzien

    • Overtuigingskracht

    • Geld

    • Geweld

    • Aantal personen

    • Toegang tot media

    • Boete door politie

    • Voorschrift van medicijnen door arts

    • BN’er met eisen bij optreden

    • Campagnes (bijv. Trump)

    • Corruptie (bijv. mensen omkopen)

    • Kernwapens in Noord-Korea

    • Demonstraties (bijv. voor het klimaat)

    • Invloed van influencers

Het meten van macht

  • Macht kan op verschillende manieren gemeten worden:

    • Meer geld of meer personen = meer macht.

    • Groter netwerk = meer macht.

    • Wie heeft wat gezegd bij belangrijke besluiten?

Formele en informele macht

  • Formele macht: vastgelegd in wetten en regels.

    • Voorbeeld: rechter die een besluit neemt op basis van de wet.

  • Informele macht: macht zonder gebruik van formele machtsmiddelen.

    • Voorbeeld: influencers of bekende artiesten, met charisma.

Gezag

  • Gezag: macht die wordt geaccepteerd.

    • Voorbeeld: thuis zijn op afgesproken tijd uit respect voor ouderlijke regels.

§ 7.2 Macht in Nederland

  • Democratie: een land waarin het volk regeert; afgeleid van Grieks (dèmos = volk, kratein = heersen).

Kenmerken van een democratie

  1. Volksvertegenwoordiging

  2. Grondwet

  3. Vrije, eerlijke en geheime verkiezingen

  4. Machtenscheiding

  5. Vrije media

  • Eerste en Tweede Kamer zijn gekozen door het volk; de Eerste Kamer indirect.

  • Grondrechten van burgers zijn vastgelegd in de wet.

  • Burgers hebben stemrecht en mogen vrij kiezen bij verkiezingen.

Trias Politica

  • De scheiding der machten:

    • Wetgevende macht: Parlement (Eerste en Tweede Kamer)

    • Uitvoerende macht: Regering (ministers, staatssecretarissen)

    • Rechterlijke macht: Rechters

    • /media en het volk als vierde en vijfde macht.

Referendum

  • Een verkiezing over 1 maatschappelijk probleem; burgers geven aan of zij voor of tegen iets zijn.

    • Niet-bindend voorbeeld: referendum over de Associatieovereenkomst Eu-Oekraïne.

Theorieën over de macht van de media

  • Injectienaaldtheorie: info wordt passief opgenomen zonder erover na te denken (beïnvloeding van de publieke opinie).

  • Agendasetting-theorie: media bepaalt waarover wordt gepraat en gedacht.

  • Selectieve waarneming: mensen kiezen zelf welke info ze willen zien of lezen.

§ 7.3 Machtsdilemma in de praktijk

  • Machtsdilemma: keuze tussen inspraak en daadkracht; "Hoeveel inspraak moeten mensen hebben?"

Inspraak

  • Iedereen mag meebeslissen; voorbeeld: burgers moeten meer te zeggen hebben over de inrichting van de samenleving.

    • Nadeel: kan te lang duren om tot besluiten te komen.

Daadkracht

  • Besluiten snel nemen zonder naar iedereen te luisteren; voorbeeld: referenda passen niet bij gekozen volksvertegenwoordigers.

    • Nadeel: niet ieders mening wordt meegenomen.

Basisdemocratie

  • Systeem waarin burgers over alle beslissingen mogen meepraten; voorbeeld: vaak referenda in Zwitserland.

Dictatuur

  • Systeem waar een sterke leider alles bepaalt; voorbeeld: Noord-Korea met straf voor afbeelding van de leider.

§ 7.4 Machtsdilemma in Nederland

  • Geschiedenis van Nederland:

    • Tot 18e eeuw: machtig staatshoofd, weinig inspraak.

    • 18e/19e eeuw: Franse Revolutie en Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring, eis voor meer inspraak.

    • 20e/21e eeuw: nieuwe grondwet, invoering stemrecht, democratisering, parlementaire democratie.

Kiesrecht

  • Waarde tussen inspraak en daadkracht; mensen mogen stemmen bij verkiezingen.

    • Inspraak door stemmen, daadkracht door snel beslissingen van vertegenwoordigers.

Democratisering

  • Proces waarbij steeds meer mensen inspraak, rechten en macht krijgen.

Parlementaire democratie

  • Samenleving waarin het volk het parlement kiest.

    • Democratisch: het volk mag stemmen.

    • Parlementair: parlement spreekt namens het volk.

Grondwetsartikelen bij het machtsdilemma

  1. Artikel 4: Kiesrecht (recht om te stemmen).

  2. Artikel 8: Vrijheid van vereniging (recht om een vereniging op te richten).

  3. Artikel 9: Vrijheid van vergadering (recht om in het openbaar samen te komen).

Actief en passief kiesrecht

  • Actief kiesrecht: recht om te stemmen.

  • Passief kiesrecht: recht om jezelf verkiesbaar te stellen.

robot