AFPF casus 3A

AFPF casus 3A  

  • een definitie geven van cyanose.  

  • benoemen op welke manieren het zuurstofgehalte in het bloed kan worden vastgesteld.  

  • de verschillen in ontstaansmechanisme en leeftijd samenvatten tussen astma en COPD.   

  • de definitie, risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling, complicaties, prognose en preventie van astma beschrijven.  

  • de definitie, risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling, complicaties, prognose en preventie van COPD beschrijven.  

  • uitleggen wat bij ernstige COPD het gevolg kan zijn van een langdurige hypercapnie en wat dit betekent voor het toedienen van zuurstof.   

  • uitleggen waaruit longrevalidatie bestaat en wat het beoogde doel van longrevalidatie is.  

  • de definitie, risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, en behandeling van een pneumothorax beschrijven. 

 

Cyanose: blauwzucht; verkleuring van huid door verhoogde hoeveelheid hemoglobine zonder O2; lippen, nagels, gezicht en ledematen  

 

Meten met saturatie of pulsoximeter: O2 gehalte in het bloed  

Lab: bloedgaswaarden uit arterieelbloed: pH, PO2 en PCO2  

 

Astma; vaak kinderleeftijd, soms volwassenen ontstaan. Onbekende ontstaan  

COPD  

Astma: 

  • Jonge leeftijd  

  • Recidiverende bronchusobstructie door broncoconstrictie, ontstekingsreactie en productie slijm  

  • Atopie/allergie = aanvalsgewijs  

  • Bepaalde uitokkende prikkels en medicatie  

  • Aanvallen van piepen, hoesten, kortademigheid en slijm  

  • ASTMA BEHOORT NIET TOT COPD  

 

COPD: 

  • Twee ziektebeelden: chronische bronchitus en longemfyseem.  

  • Oudere leeftijd 

  • Chronische bronchusobstructie door ontsteking, slijm, afname trilharen en beschadiging wand longblaasjes  

  • Vaak gevolg van roken en chemische stoffen  

  • Chronische klachten; slijm, hoesten, kortademigheid, afgenomen longfunctie 

 

 

Astma: chronische longaandoening met aanvallen van benauwdheid door ontsteking van de onderste luchtwegen. 

Risicofactoren: erfelijk, overgewicht en omgevingsfactoren; allergisch- en niet-allergische prikkels  

Etiologie: onbekend 

Pathofysiologie: ontsteking van de luchtwegen en verhoogde slijm producerende cellen, activering mestcellen > ontstekingsreactie en gladde spieren samentrekken = vernauwing. Ontsteking bronchospasme en muscus zorgen voor beschadiging longepitheel.  

Allergische astma en niet allergische astma  

Symptomen: longaanvallen; wheezing, hoesten, dyspneu, drukkend gevoel borst  

Diagnostiek: anamnese, lichamelijk, longfunctieonderzoek, allergologisch onderzoek, inspanningstest, provocatietest  

Behandeling: leefstijladviezen, onstekingsremmers (inhalatiecorticosteroïden) en luchtwegverwijderaars (ontspanning glad weefsel)  

Complicaties: pneumonie, atelectase, respiratoire insufficiëntie en status astmaticus  

Prognose: goeie levensverwachting, wel negatieve kwaliteit van leven  

Preventie: niet mogelijk prikkels uit de weg en medicatietrouw 

 

COPD: chronische bronchitis en longemfyseem 

Risicofactoren: hogere leeftijd, erfelijk, schade door longaandoeningen en inademing schadelijke stoffen 

Etiologie: roken en erfelijk  

Pathofysiologie: chronische ontsteking onderste luchtwegen; glad spierweefsel verkrampen en meer muscus aanmaak > risico op infectie en verminderde ventilatie.  

Longemfyseem; afbraak wanden alveoli en niet goed openhouden > airtrapping = stijgt CO2 en slechte diffusie en ventilatie  

Symptomen: progressief; kenmerkend; dyspneu, chronisch hoesten, sputum helder 

Vermoeid: gewichtsverlies, oedeem, ochtend hoofdpijn en concentratieproblemen  

Ernstige COPD; oppervlakkige tachypneu, tonvormige thorax en voorovergebogen  

Diagnose: anamnese, lichamelijk, spirometrie, x-thorax, bloedgasanalyse 

Behandeling; voorlichting, stoppen roken, droge en warme omgeving, diëtist, beweging, luchtwegverwijders (kort en lang) inhalatiecorticosteroïden en longrevalidatie  

Complicaties: bijwerkingen medicatie, pneumonie, respiratoire insufficiëntie en acidose, pulmonale hypertensie en hartfalen en pneumothorax 

Prognose: progressief  

Preventie: vermijden prikkels en bevorderen zelfmanagement en zelfredzaamheid  

 

Langdurige hypercapnie en zuurstoftherapie: CO2 gehalte in bloed stijgt door airtrapping. Ernstige COPD raakt gewend aan hypercapnie en hypoxie >> ademhalingcentrum reageert niet meer goed op CO2 gehalte maar op O2.  

--> Als er O2 wordt toegediend > ademhalingscentrum wordt onderdrukt en er kan bewustzijnsdaling ontstaan.  

 

Longrevalidatie: zo hoog mogelijk niveau van onafhankelijkheid en functioneren door: inspanningsoefeningen, psychosociale, voedingsadvies, voorlichtingen geneesmiddelen, ondersteunende longtherapie (O2 therapie, fysiotherapie van de borstkas)   

 

Pneumothorax; klaplong: ophoping van lucht in pleuraholte waardoor long inklapt.  

Risicofactoren; spontaan; roken, lange slanke mannen, traume en complicatie van medische ingreep  

Secundair: onderliggende longaandoeningen  

Etiologie: beschadiging aan pleura  

Pathofysiologie: normaal negatieve druk, maar nu lucht van buiten kan naar binnen dringen en gaat de druk omhoog = long inklapen en geen diffusie mogelijk  

Symptomen; klein: asymptomatisch, groot: dyspneu, scherpe pijn borst kant.  

Behandeling: O2 therapie, thoraxdrain, pleurakatheter, om lucht weg te zuigen en mogelijk pleurodase.  

 

 

  • de werking van antihistaminica beschrijven en benoemen in welke twee groepen de orale antihistaminica worden ingedeeld.   

  • het verschil in werking en bijwerkingen van selectieve bèta2-agonisten en antimuscarinerge bronchodilatatoren uitleggen.   

  • de werking en bijwerkingen van corticosteroïden voor de behandeling van ademhalingsstoornissen uitleggen.   

  • een nadeel van hoestonderdrukkers en de bijwerkingen van codeïne beschrijven.   

  • de werking en bijwerking verklaren van de verschillende medicatie bij longziekten, zoals beschreven in 'overzicht medicatie bij aandoeningen van het ademhalingsstelsel' (vakgroep AFPF, 2021). 

 

 

Antihistaminica; blokkeren de histaminereceptoren, dus minder effect van histamine  

  1. Niet-sederend 

  1. Sederend  

 

 

 

Medicamenteus: luchtwegverwijdende medicijnen (bronchodilatoren) en ontstekingsremmende medicijnen (anti-inflammatoire geneesmiddelen)  

 

Bronchodilatoren (inhalatie)  

  • Selectieve beta2-agonisten: sympathicomimetica (doen het sympathisch zenuwstelsel na) = bronchiolen verwijden.  

Bijwerkingen: tachycardie en trillen  

  • Antimuscarinerge bronchodilatoren: parasympaticolytica: het tegengaan van dichtgaan 

Bijwerkingen: droge mond, obstipatie  

  • Aanvullende middelen; corticosteroïden: werking; remmen ontsteking, onderdrukken immuunsysteem  

Bijwerkingen: stijging glucosespiegel, afname eiwitmetabolisme, immunosupressie  

  • Hooikoorts/allergiëen: antihistaminica  

  • Hoestonderdrukkend: codeïne; nadeel slijm blijft achter in de longen > hogere risico op infectie. (soort opiaat)  

Bijwerkingen: obstipatie, onderdukking ademhaling  

 

 

Medicatie:  

Bronchodilatoren  

  • Inhalatie b2 

 

Bronchodilatatoren 
• Selectieve bèta-2-agonisten (bèta2-sympathicomimetica) 
o Inhalatiemedicatie 
o Werking: verwijden van de bronchiën waardoor de ademhaling wordt verbeterd. 
o Mechanisme: stimuleren van bèta-2-adrenerge receptoren (sympathisch zenuwstelsel) 
op gladde spieren van bronchiolen waardoor bronchodilatatie. 
o Bijwerkingen: tachycardie, rusteloosheid, lichte tremor. 
Onderscheid in kortwerkende en langwerkende middelen: 
➢ SABA (short-acting beta-agonists) = aanvalsmedicatie 
salbutamol, formoterol 
➢ LABA (long-acting beta-agonists) = onderhoudsmedicatie 
salmeterol, terbutaline 

 
• Antimuscarinerge bronchodilatatoren (parasympaticolytica) 
o Inhalatiemedicatie 
o Werking: 
o verwijden van de bronchiën waardoor de ademhaling wordt verbeterd. 
o remmen ook de slijmvorming in de luchtwegen. 
o Mechanisme: remmen van acetylcholine door de blokkade van muscarinereceptoren 
(parasympatisch zenuwstelsel) op gladde spieren van bronchiolen waardoor 
bronchodilatatie. 
o Bijwerkingen: droge mond, misselijkheid, duizeligheid. 
Onderscheid in kortwerkende en langwerkende middelen (vaak gebruikt bij COPD): 
➢ SAMA (short-acting muscarinic antagonist) 
ipratropiumbromide 
➢ LAMA (long-acting muscarinic antagonist) 
tiotropium 

 
• Combinatiepreparaten (bèta-2-agonisten met antimuscarinerge bronchodilatatoren) 
Middelen (vaak gebruikt bij vernevelen, soms ook voor onderhoudsmedicatie): 
➢ salbutamol/ipratropium (Combivent®, Ipramol®), fenoterol/ipratropium 

 

Corticosteroïden 
• Inhalatiecorticosteroïden (ICS) 
o Inhalatiemedicatie 
o Werking: remming van ontsteking waardoor de luchtwegen minder gevoelig zijn voor 
prikkels. 
o Bijwerking: orofaryngeale candidiase. 
Middelen (onderhoudsmedicatie): 
➢ beclomethason, budesonide, fluticason 
• Systemisch werkende corticosteroïden 
o Meestal oraal, soms injectie 
o Werking: remmen van ontsteking waardoor de luchtwegen minder gevoelig zijn voor 
prikkels. 
o Bijwerkingen: stijging van de glucosespiegel; bij langdurig gebruik verhoogd risico op 
diabetes mellitus en osteoporose, groeivertraging. 
Middelen bij ernstige exacerbaties: 
➢ prednisolon, dexamethason. 
• Bij allergische rhinitis (hooikoorts) 
o Neusspray 
o Werking: lokaal remmen van ontsteking waardoor slijmvliezen minder gevoelig zijn voor 
prikkels. 
o Bijwerkingen: geen 
Middelen: 
➢ beclomethason, budesonide, fluticason. 

 
Hoestprikkeldempende middelen 
• Zwakwerkende opioïden 
o Oraal (tablet of drank) 
o Werking: verhogen de drempel voor de hoestprikkel in de medulla oblongata 
(hersenstam) 
o Bijwerkingen: ophoping van sputum (en daarmee verhoogde kans op infectie); in hogere 
doseringen ook obstipatie en ademdepressie. 
Middelen (indicatie alleen bij hardnekkige prikkelhoest, niet bij slijmvorming): 
➢ codeïne, noscapine 

 

 

 

 

COPD: progressieve aandoening  

Ricofactoren: langdurige prikkeling door (mee)roken en fijnstof.  

Gelijktijdig ontwikkeling van; chronische bronchitis en longemfyseem 

Obstructie en airtrapping: gevolg; CO2-stijging en O2 daling  

Symptomen: meer 's ochtends en in de winter  

  • Hoesten en slijm opgeven  

  • Benauwdheid 

  • Piepen  

  • Lichamelijk onderzoek; liptuiten, tonvormige thorax, verlengd experium  

 

Astma: aanvallen van kortademigheid met piepende ademhaling t.g.v. bronchusobstructie.  

Vormen: allergische reactie op allergenen, niet allergische reactie door bronchiale hyperactiviteit op prikkels zoals koude lucht, rook, parfum en inspanning.  

 

Aanvullend diagnostiek:  

Xthorax: COPD.  

Bloedonderzoek: hb, ht, leukocyten, CRP, allergietest (astma)  

 

Bloedgasanalyse (arterieel): pO2, en pCO2 en pH.  

Longfunctie-onderzoek (spirometrie) FEV1 forced expiratory volume  

 

Longvolumes en longcapaciteit.  

Teugvolume/ademvolume: hoeveelheid lucht die in en uit longen stroomt tijdens ademhaling.  

Inspiratoir reservevolume: IRV; extra hoeveelheid die bovenop normale TV = maximale inademings hoeveelheid.  

Inspiratorie longcapaciteit: IC; hoeveelheid lucht die tijdens inspanning ingeademd kan worden TV + IRV  

Functionele residuale capaciteit; FRC; hoeveelheid lucht die na uitademing achterblijft (zorgt ervoor dat de alveoli niet dichtklappen)  

Expiratoir reservevolume; ERV; grootste heoveelheid lucht die uit de longen gedreven kan worden 

Residuaal volume; RV;  

 

Totale longcapaciteit vergroot bij longemfyseem  

 

Astma: beloop chronisch, met wisselende erns van de klachten. Complicaties; status astmaticus; wanneer ernstige aanval niet meer reageert op medicatie. > cyanose en uitputting.  

 

COPD beloop; progressie met exacerbaties. Complicatie; pneumonie, pulmonale hypertensie en decompensatio cordis (door beschadiging vaatjes), pneumothorax bij longemfyseem (Wanden alveoli dunner en kapot, er kan een scheur ontstaan richting pleura. Er lekt dan lucht tussen de longbladen bij een scheur) 

, hogere kans op longkanker.  

 

Behandeling algemeen bij longziekten 

Preventie; stoppen met roken, vermijd prikkelbare stoffen, genoeg eten, drinken en bewegen griepvaccinatie.  

Soms zuurstoftoediening: let op CO2 stapeling (hypercapnie)  

robot