5.0(1)

VTV casus 2

Factoren die van invloed zijn op de vitale parameters:

  1. leeftijd; ademhaling, temperatuur en pols zijn hoger als je jonger bent, bloeddruk is hoger als je ouder bent

  2. geslacht: vrouwen meer temperatuur schommelingen

  3. erfelijk + etniciteit: Afrikaanse afkomst verhoogde kans op hypertensie

  4. geneesmiddelen: directe en indirecte invloed

  5. pijn: acuut = sympathisch > verhoogd en chronisch = parasympatisch > verlaagd

  6. circadiaans ritmiek: RR hoog in de middag en avond, temperatuur hoger in de avond

Pols: geeft indicaties voor hartslagfrequentie en hartritme

Hartfrequentie: hartslagen per minuut:

Oorzaken van tachycardie:

  • Lichamelijke activiteiten: Fysieke inspanning kan leiden tot snelle hartslag.

  • Stress of angst: Emotionele factoren kunnen tachycardie veroorzaken.

  • Koffie, alcohol en drugs: Stimulantia kunnen de hartslag verhogen.

  • Bepaalde aandoeningen: Hartziekten, hyperthyreoïdie, anemie kunnen bijdragen aan tachycardie.

  • Geneesmiddelen: Sommige medicijnen kunnen als bijwerking abnormal hoge hartslag hebben.

  • Koorts: Verhoogde lichaamstemperatuur kan leiden tot een snellere hartslag.

  • Electrolytenonevenwichtigheid: Onevenwichtigheden in kalium of natrium kunnen het hartritme beïnvloeden.

Oorzaken van bradycardie:

  • Lichamelijke conditie: Atleten hebben vaak een lagere hartslag in rust.

  • Medische aandoeningen: Hartziekten, hypothyreoïdie, en slaapapneu kunnen leiden tot bradycardie.

  • Geneesmiddelen: Bepaalde medicijnen, zoals bètablokkers, kunnen de hartslag verlagen.

  • Verstoringen: Ziekten die de elektrische geleiding van het hart beïnvloeden, zoals sick sinus syndroom.

  • Verlies van bloed: Hypovolemie kan een verlaagde hartslag veroorzaken.

Hartritme: normaal regelmatig, maar structurele onregelmatig ritme kan een hartaandoening zijn

Slagvolume: hoeveelheid bloed die het hart per contractie wegpompt en als je het X hartfrequentie doet heb je het hartminuutvolume

Gelijkmatigheid van het slagvolume: als het anders is = hart functioneert niet goed

Spanning: druk waarmee het hart het bloed in de aorta pompt.

Bloeddruk: de kracht die het bloed uitoefent op de wanden van de bloedvaten, wat essentieel is voor een goede doorbloeding en het functioneren van het cardiovasculaire systeem. factoren die van invloed zijn op de bloeddruk

  • hartminuutvolume: het volume bloed dat het hart per minuut pompt, voornamelijk voor systolische druk

  • perifere vaatweerstand: de weerstand die bloed ondervindt bij het stromen door de perifere bloedvaten voornamelijk voor diastolische druk

  • elasticiteit van de slagaders: de capaciteit van de slagaders om uit te rekken en samen te trekken, minder elastisch is hogere bloeddruk

  • bloedvolume: meer is hoger en minder is lager

  • stroperigheid van het bloed: viscositeit, snelheid van het stromen

  • hormonen en enzymen: vasodilatatie en vasoconstrictie

  • chemoreceptoren: verandering van PaO2 en PaCO2> stimuleert het vasomotorisch centrum.

Soorten indirecte bloeddrukmetingen:

  1. Manuele bloeddrukmeting:

    • Gebruik van een sphygmomanometer en stethoscoop. De manchet wordt om de bovenarm geplaatst, opgeblazen en geleegd terwijl de zorgverlener naar de Korotkov-geluiden luistert om de systolische en diastolische druk te bepalen.

  2. Automatische bloeddrukmeters:

    • Digitale apparaten die automatisch de bloeddruk meten. De manchet wordt automatisch opgeblazen en leeggemaakt, met de waarden die op een display worden weergegeven.

  3. Oscillometrische metingen:

    • Maken gebruik van elektronische apparaten die de bloeddruk meten op basis van de oscillaties van de manchet tijdens het meten. De resultaten worden automatisch berekend en weergegeven.

Soorten directe bloeddrukmetingen:

  1. Invasieve bloeddrukmeting:

    • Hierbij wordt een katheter in een grote arterie geplaatst voor continue bloeddrukmonitoring. Dit biedt real-time gegevens en is gebruikelijk in ziekenhuisomgevingen, zoals op de intensive care, voor nauwkeurige controle.

  2. Lasersystemen:

    • Sommige geavanceerde systemen gebruiken lasertechnologie om de bloeddruk te meten zonder fysiek contact. Deze methoden zijn nog in ontwikkeling en worden voornamelijk onderzocht in klinische studies.

Korotkovtonen: Geluiden die worden gehoord bij het meten van de bloeddruk met een stethoscoop en sphygmomanometer. Deze geluiden ontstaan tijdens het afnemen van de arteriële druk en zijn cruciaal voor het bepalen van de systolische en diastolische druk. De eerste Korotkovtoon geeft de systolische druk aan, terwijl de laatste hoorbare toon de diastolische druk aangeeft.

Stappenplan voor het meten van bloeddruk:

  1. Voorbereiding:

    • Zorg voor een rustige omgeving en dat de patiënt comfortabel zit.

    • Informeer de patiënt over de procedure.

  2. Kies de methode:

    • Manuele bloeddrukmeting:

      • Gebruik een sphygmomanometer en stethoscoop.

    • Automatische bloeddrukmeters:

      • Gebruik een digitaal apparaat om de bloeddruk automatisch te meten.

    • Oscillometrische metingen:

      • Gebruik een elektronisch apparaat voor metingen op basis van oscillaties.

  3. Plaatsing van de manchet:

    • Plaats de manchet om de bovenarm en zorg ervoor dat deze goed aansluit zonder te strak te zijn.

  4. Meten met de gekozen methode:

    • Manuele methode:

      • Blaas de manchet op en luister met de stethoscoop naar de Korotkov-geluiden terwijl je de druk geleidelijk laat ontsnappen.

      • Noteer de eerste hoorbare toon als de systolische druk en de laatste hoorbare toon als de diastolische druk.

    • Automatische/oscillometrische methode:

      • Start het apparaat en wacht tot het resultaat op het display verschijnt.

  5. Documentatie:

    • Noteer de gemeten bloeddrukwaarden en eventuele bijzonderheden op het patiëntendossier.

RR niet meten in een arm met schunt, waaknaald of mamma-amputatie

Bloeddruk meten in de benen:Tijdens de bloeddrukmeting in de benen wordt een vergelijkbare techniek gebruikt als bij de armen, maar met enkele aanpassingen:

  1. Voorbereiding:

    • Zorg voor een comfortabele en rustige omgeving.

    • Informeer de patiënt over de procedure.

  2. Plaatsing van de manchet:

    • Gebruik een bredere manchet dan die voor de armen (meestal een beenmanchet) en plaats deze rond de bovenbeen of onderbeen, afhankelijk van de beschikbaarheid en situatie.

  3. Metingen uitvoeren:

    • Net als bij de arm, blaas de manchet op en luister met een stethoscoop naar de Korotkovtonen.

    • Noteer de eerste hoorbare toon als de systolische druk en de laatste hoorbare toon als de diastolische druk.

  4. Evaluatie:

    • Vergelijk de metingen van de benen met die van de armen om eventuele verschillen te analyseren.

Klinische aandachtspunten:

  • Wees je ervan bewust dat bloeddrukmetingen in de benen soms hoger kunnen zijn dan in de armen, vooral bij patiënten met perifere vaatziekten.

  • Zorg ervoor dat geen compressiekousen of -verbanden de metingen beïnvloeden.

Palperen van de systolische arteriële bloeddruk:Bij het palperen van de systolische bloeddruk worden de volgende stappen gevolgd:

  1. Voorbereiding:

    • Zorg voor een rustige omgeving en een comfortabele positie van de patiënt.

    • Informeer de patiënt over de procedure.

  2. Plaatsing van de manchet:

    • Plaats de bloeddrukmanchet om de bovenarm, zorg ervoor dat deze goed aansluit maar niet te strak zit.

  3. Blaas de manchet op:

    • Blaas de manchet op tot een druk hoger dan de verwachte systolische druk.

  4. Palpeer de radiale pols:

    • Plaats je vinger(s) op de radiale pols aan de pols van de patiënt.

  5. Laat de manchet langzaam leeglopen:

    • Laat de lucht geleidelijk ontsnappen terwijl je continue druk uitoefent om de pols te palperen.

  6. Identificeer de systolische druk:

    • Noteer de druk wanneer je de eerste pulserende golf voelt; dit is de systolische arteriële bloeddruk.

Klinische aandachtspunten:

  • Dit palperende proces is nuttig in situaties waar een stethoscoop niet beschikbaar is en helpt bij het snel vaststellen van de systolische druk.

  • Er moeten altijd rekening worden gehouden met factoren die de metingen kunnen beïnvloeden, zoals de positie van de manchet en de toestand van de patiënt.

5.0(1)
robot