AFPF casus 3
de definitie, risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling, complicaties, prognose en preventie van dwarslaesie beschrijven.
neurologische uitval verklaren bij de vier niveaus van ruggenmergletsel.
de definitie, risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling, complicaties, prognose en preventie van multipele sclerose (MS) beschrijven.
de definitie, risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling, complicaties en prognose van amyotrofe laterale sclerose (ALS) beschrijven.
de definitie, risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling, complicaties, prognose en preventie van polyneuropathie, inclusief Guillain-Barré syndroom, beschrijven.
de werking van de neuromusculaire overgang beschrijven.
de definitie, risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling, complicaties, prognose en preventie van myasthenia gravis beschrijven.
de definitie van spierdystrofie beschrijven.
de risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling, complicaties, prognose en preventie van Duchenne en Becker spierdystrofie beschrijven.
Multiple sclerose (MS); chronische aandoening, verschillende plekken in CZS komt verharing (sclerose)
Risicofactoren; vrouw, familieleden, gematigd klimaat (lage vit D gehalte)
Etiologie; niet duidelijk, auto-immuunreactie uitgelokt door een virus
Pathofysiologie; demyelinisatie in CZS. Zenuwgeleiding minder goed > symptomen ook een ontstekingsreactie zorgt voor verharding.
Relapsing-remitting MS; exacerbaties en remissies geheel of gedeeltelijk herstel
Primair progressieve MS; exacerbaties en stabiele fases maar geen herstel
Symptomen; neurologische uitvalsverschijnselen; afhankelijk van de plaats en verergert door hitte; visusstoornissen, oogbewegingsstoornissen, dysartrie, duizeligheid, spierzwakte, spasticiteit, coördinatiestoornissen, tintelingen, neuropathische pijn, vermoeidheid, milde cognitieve stoornissen, stemmingsstoornissen, mictiestoornissen en seksuele klachten
Diagnositek; anamnesen, lichamelijk, MRI-hersenen en ruggenmerg, lumbaalpunctie. Moet minimaal 2 afwijkingen op verschillende plaatsen zijn en neit van hetzelfde tijdstip
Behandeling; niet te genezen, verminderen symptomen, frequentie en duur exacerbatie. Door immuunmoduleride behandeling; interferonen/glatirameeracetaat. Subcutane of intramusculaire injectie. Bij exacerbatie corticosteroïden.
Complicaties; vallen, obstipatie, UWI, gewichtsverlies, decubitus, osteoporose
Prognose; niet te genezen, verloop verschilt
Preventie; voorkomen/vroegsignalering complicaties
Dwarsleasie; beschadiging van myelem/onderbreking uitvalsfuncties
Risicofactoren; jongere mensen die motorrijden of risicosporten. Oude mensen met artrose of osteoporose. Operatie aan de rug,
Etiologie; verkeers-sportongevallen door traumatische letsel, valincidenten, misdrijven, tumoren, infecties, MS, vaataandoeningen of aangeboren open ruggentje, hernia nuclei pulposi
Pathofysiologie; compleet of gedeeltelijk. Hoge (nekwervels tot eerste borstwervel) of lage (tweede borstwervel tot omlaag) . Door doorsnijding, knelling, scheur, kneuzing, onderdrukking, vernauwing. De symptomen hangen af van de plek; motorische banen = parese en sensorische banen = gevoelssttoornissen
Symptomen; complete dwarsleasie; krachtsverlies, gevoelsstoornisen en autonome disfunctie
Incomplete dwarsleasie; pares/paralyse armen, benen en rompspieren, spasticiteit, pijnlijke spieren, para/paralyse ademhalingsspieren, tintelingen, hyperthesie, anesthesie, obstipatie, retentie, incontinentie, erectiele disfunctie
Diagnostiek; anamnese, neurologisch onderzoek, MRI, CT, bloed en liquor onderzoek behandeling; voorkomen verdere schade; immobilisren, spoedoperatie bij knelling, stabiel maken, AB, revalidatie
Complicaties; autonome stoornissen, autonome dysreflexie (ernstige hypertensie), immobilitieit, DVT, contracturen, decubitus, pneumonie, incontinentie, UWI, eigenwaarde verlies en depressie
Prognose; oorzaak, permanent verlies van functie, levensverwachting blijft hetzelfde
Gedeeltelijk; kans op herstel
Preventie; oorzaak aanpakken
Neurologische uitval 4 niveaus;
Hoog cervicaal C1 tot C5; verlamming ademhalingsspieren, tetraplegie, gevoelsstoornissen naar beneden, verlies controle blaas en darmen
Laag cervicaal C6 tot C8; verlamming benen, romp, gedeelte armen, gevoelsstoornissen romp en benen, verlies controle blaas en darmen
Throacaal T1 tot T12; paraplegie. Gevoelsstoornissen benen en gedeelte romp
Hoog lumbaal L1 en L2; paraplegie, gevoel liezen en naar beneden niet, controle blaas en darmen
Amystrofe laterale sclerose (ALS); progressieve aandoening in motorische neuronen centraal zenuwstelsel en perifeerzenuwstelsel
Risicofactoren; roken, erfelijk en omgevingsfactoren
Etiologie; onbekend, combi genen en omgevingsfactoren?
Pathofysiologie; motorische neuronen perifeer en centraal worden aangetast. Het elektrisch signaal komt niet over
Symptomen; begin in ledematen en breid uit of begint hoofd/halsgebied. Bewegingsapparaat; parese/paralyse, spierkramp, atrofie, stijf, slikstoornissen, dysartrie, gelaatspier zwakte, spasticiteit, ademhalingsstoornissen; slaapstoornissen, transpiratie, dyspneu, hulpademhalingsspier gebruik, rochelen. Psych; emotionele labiliteit, licht cognitieve symptomen en frontotemporale dementie
Diagnostiek; anamnese, lichamelijk, lab, MRI, EMG
Behandeling; vermidneren symptomen en ondersteunen beperkingen. Riluzol = + 3maanden. Verpleegplan, PEG-sonde, beademing, gebarentaal, mantelzorg
Complicaties; pneumonie, respiratoire insufficiëntie, vermoeid, slaapstoornissen en obstipatie en pijn
Prognose; overlijden binnen 2 jaar door respiratoire insufficiëntie
Polyneuropathie; aandoening van meerdere perifere zenuwbanen
Risicofactoren; leeftijd, DM, veel alcohol, chemo, hart- en vaatziekten
Etiologie; meestal onbekend, chronische aandoeningen; DM, nierinsufficiëntie, hypothyreoïdie. Blootstelling toxische stoffen, vit te veel of te kort, auto-immuun; Guillair-Barrésyndroom, infecties; hiv of lyme en erfelijk
Pathofysiologie; beschadiging aan axon, afbraak myelineschede, combi. Langste banen als eerste. Verstoort de prikkelgeleiding motorisch of sensorisch
Symptomen; tintelingen/doof gevoel in tenen en voeten dit trekt naar handen en onderbenen, links en rechts hetzelfde. Onzeker looppatroon, sensorisch; hypethesie en parethesieën. Motorisch; krachtverlies en spieratrofie, spierkrampen en fasciculaties. Autonoom; gastro-intestinaal, mictiestoornissen, erectiele disfucnties, cardiovasculair, huid
Diagnostiek; anamnesen, lichamelijk, EMG, achterhalen oorzaak, bloed, lumbaalpunctie of biopt
Behandeling; wegnemen of vermidneren oorzaak, bestrijden pijn en complicaties
Complicaties; brandwonden, valrisico en slaapstoornissen
Prognose; afhankelijk van oorzaak en behandeling
Preventie; blootstelling aan toxische stoffen vermijden
Guillaiin-barrésyndroom; zeldzame auto-immuunaandoening, vaker mannen, meestal acuut na infectie, ook hersenzenuwen kunnen aangetast worden, remming ontsteking, je kan herstellen, zh opname nodig.
Myastehnia gravis; signaal van zenuw niet goed overbrengen naar de spier; neuromusculaire overgang.
Risicofactoren; erfelijk, auto-immuunaandoening
Etiologie; auto-immuunreactie tegen acetylcholine. Infectie of operatie
Pathofysiologie; antistoffen tegen acetylcholine > in axon kan de neurotransmitter niet goed binden = spier minder goed samentrekken. Er ontstaat spierzwakte. Exacerbaties en remissies. Afwijking in de thymus.
Gegeneraliseerd MG en oculaire MG.
Symptomen; door de dag heen verschillend, na activiteit erger. Ptosis, dubbelzien, dysartrie, minder mimiek, slikstoornissen, vermoeidheid en spierzwakte
Diagnostiek; anamnese, lichamelijk, bloedonderzoek op antilichamen, EMG
Behandeling; medicamenteus; meer acetylcholine, thymectomie
Complicaties; myastene crisis door infectie, cholinerge crisis
Prognose; verschilt per dag en zorgvrager
Spierdystrofie; spieren worden steeds zwakker doordat ze afgebroken worden. Duchenne en Becker spierdystrofie; progressieve spierzwakte aandoening.
Duchenne begint rond peuterleeftijd en Becker 5-15 jaar en is minder heftig
Risicofactoren; bij jongeren door dystofine-gen dochter kan draagster worden
Etiologie; X-gebonden recessieve aandoening = overerving of spontane
Pathofysiologie; dystofine niet of minder aanmaak= eiwit dat zorgt voor versteviging van plasmamembraan spiercel. Zonder =spierafbraak en spierzwakte. Ook in hartspier en hersenen. Duchenne = licht verstandelijk beperkt.
Symptomen; progressieve spierzwakte; rennen, traplopen enz. Vaak vallen, flexiecontracturen, dikkere kuiten en rolstoelafhankelijk
Diagnostiek; anamnese, lichamelijk, lab op creatinekine, DNA-onderzoek, spierbiopt bovenbeen.
Behandeling; niet te genezen, achteruitgang vertragen, symptomen verminderen, oefeningen, contracturen voorkomen en beenbrace
Complicaties; ademhalingsstoornissen, cardiomyopathie, ritme-geleidingsstoornissen, slikstoornissen, obstipatie en mictiestoornissen
Prognose; D: 24 uurs beademing vanaf 20 jaar, 50% wordt ouder dan 30. Overlijden aan respiratoire of cardiale complicaties
B: verlies loopfunctie na 20-70 jaar, geen ademhalingsondersteuning en normale levensverwachting.
P; onderzoek draagster en kinderwens
Neuromusculaire overgang;
Schade hoger motorisch neuron; zwakte (parese) of verlamming (paralyse), hypertonie, hoge reflexen
Schade lager motorisch neuron; zwakte (parese) en verlamming, hypotonie, lage reflexen, atrofie en fasciculaties
Hoger motorisch neuron; MS en dwarsleasie
Lager motorisch neuron; dwarsleasie, neuromusculaire aandoeningen
Neuromusculaire aandoeningen; ALS, polyneuropathie, guillain barre syndroom, myasthenia gravis, duchenne en becker spierdystrofie
het zenuwstelsel in twee anatomische onderdelen indelen.
een functionele indeling van het zenuwstelsel geven en deze nader toelichten.
de functies van sensorische en motorische neuronen benoemen.
de gebeurtenissen verklaren die plaatsvinden na de vrijmaking van neurotransmitters in een synaps.
algemene neurotransmitters benoemen.
de globale structuur van het ruggenmerg beschrijven en de functies van de sensorische (afferente) en de motorische (efferente) zenuwbanen in het ruggenmerg opnoemen.
de ruggenmergzenuwen benoemen in relatie tot hun ligging ten opzichte van de wervels.
de functie van grijze en witte stof in het ruggenmerg beschrijven.
de stappen van een reflexboog beschrijven.
een beschrijving geven van áde drie onderdelen van het perifere zenuwstelsel.
de functies en de locaties van de plexussen (zenuwvlechten) beschrijven.
Twee catergorien:
Motorisch en sensorisch
Perifeer en centraal.
Zenuwstelsel in twee anatomische onderdelen indelen:
Centrale zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg en hersenstam
Perifere zenuwstelsel: zenuwen buiten hersenen en ruggenmerg de rest ook ruggenmergzenuwen
Functionele indeling zenuwstelsel: bestaat uit nervi craniales en nervi spinales. Sommige zijn afferent (sensorisch) en zenden impulsen naar CCZS en sommige zijn efferente (motorisch) en zenden impulsen uit het CZS sommige zijn gemengd.
Sensorische deel
Motorische deel: 1. Somatisch (willekeurig)
2. Autonome (onwillekeurig doet wat het zelf wil): 1. Parasympatisch (chillen)
2. Orthosympatisch sympathisch (beer)
Korte SV zenuwstelsel: CZS ontvangt van sensorisch en stuurt motorisch als reactie hierop aan.
Sensorische input: registreren met zintuigen; geur, kleur, zien, geluid
Motorische output: spraakmotoriek, skeletspieren is onder invloed
Hersenen: interpreteren vind ik iemand leuk, heb ik pijn
basale kernen: bemoeien zich ermee als er een signaal uit de hersenen gegeven worden.
Witte stof: axonen (iedere zenuwcel heeft een hele lange uitloper) = geleid
Grijze stof: celkern dingen = ontvangt
Grijze en witte stof gaan over één neuron
Sensorische neuronen/zenuwen: leiden info van het lichaam > ruggenmerg. Dingen van binnen en buiten het lichaam afferent in achterhoorn van ruggenmerg.
Motorische neuronen/zenuwen: komen uit hersenen, ruggenmerg + autonomia ganglia en transporteren prikkels naar de effectorganen. Motorische schors, efferent, voornhoorn van ruggenmerg
Somatische zenuwen: willekeurig en onwillekeurig samentrekken skeletspieren
Autonome zenuwen: samentrekking hartspieren, gladde spieren en kliersecratie
Neuronen zitten in CZS en perifeer.
Neuronen zijn sensorische en motorisch
Neurotransmitters en synaps: overbrengen van prikkel van ene naar andere neuron.
Synaps: ruimte tussen presynaptische neuron en postsynaptische neuron. Uiteinde synaptische knop ligt dicht bij de dendrieten van postsynaptische neuron.
In synaptische knop zit synaptische blaasjes met neurotransmitters. > worden geloosd in de synaptische spleet > werken op receptoren van postysynaptische membranen = stimuleren. > hierna neurotransmitters weer opgenomen
Impulsgeleiding van axonen naar volgende neuron bolgedeelte. Einde axon liggen blaasjes met een neurotransmitter. Signaal komt daar aan en die blaasjes worden uitgekotst met neurotransmitters en de ontvangers (receptoren) gaan deze opnemen en dan kan een neurotransmitter stimulerend zijn > wordt dan doorgegeven aan het volgende neuron door precies hetzelfde proces.
of er ze zijn afremmend.
Neurotransmitters: noradrenaline, adrenaline, dopamine, histamine, serotonine, gamma-aminoboterzuur, acetylcholine, enkefalinen, endorfine en substance P
Wat is het verschil dan tussen hormonen en neurotransmitters???
Noradrenaline/ norepinefrine
Sympathisch
Acetylcholine
Parasympatisch, neuromusculaire overgang
Glutamaat
Stemming, leren en geheugen
Dopamine
Aansturen bewegingen, stemming en psychotisch gedrag
Serotonine
Impulscontrole stemming slaap
GABA: gamma-aminoboterzuur
Inhiberen werking bij angstregulatie rol bij aansturen bewegingen
Ruggenmerg (medulla spinalis): lang cilindrisch van CZS uit het verlengde merg vanaf de atlas tot aan 1e lendenwervel. = omgeven door ruggenmergvliezen en cerbrospinale vocht.
Verbinding tussen hersenen en rest van het lichaam.
Efferente (ex = afvoer) zenuwbanen: prikkels van hersenen naar lichaam motorisch
Afferente (aanvoer) zenuwbanen: prikkels van lichaam naar hersenen. Sensorisch
In het ruggenmerg zit aan L en R zijde twee bundels zenuwvezels.
Dorsale zenuwwortels: vervoeren sensorische zenuwimpulsen in ruggenmerg
Ventrale zenuwwortels: wegvoeren motorische zenuwimpulsen van ruggenmerg
Halszenuwen, nervi cervicales C1 t/m C8 – vertebrae cervicales C1 tm C7
Borstzenuwen, nervi thoracici T1 tm T12 – vertebrae thoracales T1 tm T12
Lendenzenuwen, nervi lumbales L1 tm L5 – vertebrae lumbales L1 tm L5
Heiligbeenzenuwen, nervi sacrales S1 tm S5 – sacrum S1 tm S5
Staarbeenzenuw, nervi coccygea – coccyx
Reflex: perceptie-actiekoppeling
Kortsluiting tussen sensorisch en motorisch zenuwstelsel
Sneller dan gecontroleerde beweging
Grijze stof: lijkt op een H, bestaat uit:
Achterhoorn; sensorische neuronen
Voorhoorn; motorische neuronen
Interneuronen: sensorische en neuronische voor spinale reflexboog
Witte stof: om de H: voor , achter en zijstrengen
Achter: sensorische zenuwbanen; huid: pijn, warmte, kou, druk, aanraking , pezen, spieren, gewrichten: uitrekking + zorgt voor evenwicht
Voorkant: motorische zenuwbanen: willekeurig: efferent en onwillekeurig
Zijkant: combi van beiden
Witte stof vernselt de doorgeven en zijn zenuwvezels (axonen) omringt door myeline
Reflexboog: onwillekeurige, onmiddelijke motorisch respons op een sensorische prikken --> hand wegtrekken bij verbranding. Het is ter bescherming
Perifere zenuwstelsel:
Ruggenmergzenuwen: zenuwwortels, rami, plexussen
Borstzenuwen: geen plexussen, tussenribsipieren, huid en buik
Hersenzenuwen: 12, sensorisch, motorisch, gemengd, gezicht
Plexussen: zenuwvlechten gemaakt uit rami (afsplitsingen van zenuwwortels uit tussenwervelgaten)
Gegroepeerd + gerangschikt gaan ze naar een onderdeel: huid, botten, spieren of gewrichten
Beschadiging van plexussen zorgt niet voor volledig functieverlies omdat het meerdere zijn:
Plexus cervicales: C1 t/m C4, oppervlakkig: rug, zijkant hoofd, huid hals. Diep: spieren hals en uit C3: n. phrenicus (ademhaling)
Plexus brachiales: C5 t/m C8 + T1; huid en spieren bovenste ledematen --> 5 grote zenuwen
Plexus lumbalis: L1 t/m L4: buik, dijen, lies, been, enkel en voet
Plexus sacralis: L4 + S1 t/m S4; bekkenbodem, heup en bekkenorganen, knie, achterzijde, been, hiel, enkel, voetzool rug en voorkant been
Plexus coccygeus: S4 + S5 + CO: stuitbeen + anaal