H4 kiesstelsels (CUW)
Kiesstelsel = manier waarop verkiezingen verlopen, hangt af van land tot land
Opkomstplicht in België, maar mogelijkheid blanco of ongeldig stemmen is er (dus geen stemplicht strict genomen, je moet gewoon opdagen), niet komen is strafbaar in theorie, meestal niet vervolgd. Wel sowieso vervolgd bij geen opkomst als je opgeroepen bent om met organisatie te helpen
In Nederland enkel stemrecht
Voorstanders | tegenstanders |
---|---|
representativiteit: in veel landen maar 60% opkomst; gelinkt aan legitimiteit | ontnemen vrijheid: zelf beslissen of je gaat stemmen of niet ipv gedwongen stemmen |
Grotere legitimiteit parlement en regering: als bijvoorbeeld maar 40% komt opdagen is het resultaat niet echt representatief | media grote invloed: veroorzaken ongeïntresseerde kiezer (waarde ongeïntresseerde stem?) |
verantwoordelijkheidsgevoel: steentje bijdragen aan beleid | proteststemmen antipolitieke mensen voor antisysteem partijen (vlaams belang, PvDA), vaak antidemocratische partijen |
morele plicht tegenover voorouders, want gevochten voor stemrecht | graadmeter interesse: enkel mensen die interesse hebben in politiek gaan stemmen |
sociale rechtvaardigheid: Sociaal- Economische Status (ses) ~ opkomstgedraglagere klasse algemeen minder stemmen, maar zij meer baat bij verandering, ook negatief tov politiek | EXTRA: je ziet in landen met enkel stemrecht dat politici meer moeite doen om mensen te interesseren in het beleid en te gaan laten stemmen, liefst op hen natuurlijk |
proportioneel vs niet-proportioneel: stemmen en zetels zelfde proportie (zetels bepaald adhv aantal behaalde stemmen) of niet
uninominaal vs plurinominaal: per kieskring of district 1 kandidaat vs meerdere
relatieve vs absolute meerderheid: partij moet meeste stemmen behalen tov andere partijen vs een partij moet meer dan 50% vd stemmen halen
direct vs indirect: kandidaat rechtstreeks verkiezen voor positie vs vertegenwoordigers verkiezen die kandidaten verkiezen voor bepaalde positie
https://youtu.be/ZN0qP0vRqVE → video met uitleg, voor als je het niet begrijpt
GB → stemrecht
650 kiesdistricten = aantal zetels in parlement (lagerhuis)
Elk district ongeveer evenveel kiezers
CONservative party, Labor AB, Scottish National Party, Liberal Democrats etc. elke partij 1 vertegenwoordiger
Unominaal systeem, 1 kandidaat per district met meeste stemmen gaat naar lagerhuis, alle winnaars samen = parlement
Niet-proportioneel systeem: aantal zetels loopt niet gelijk met aantal behaalde stemmen
Verklaring aantal zetels kleine partijen: deze partijen sterk in enkele districten en winnen daardoor zetels
Eennamig meerderheidsstelsel met relatieve meerderheid:
Eennamig: 1 kandidaat per kieskring/district
meerderheidsstelsel: meeste stemmen wint
relatieve meerderheid: hoogste % wint, moet geen 50% zijn
voordelen | nadelen |
---|---|
duidelijke keuze L & R | aantal zetels kleine partijen |
stabiele regering | meerderheid parlement ≠ meerderheid volk |
geen compromissen = vorming regering duurt minder lang |
https://youtu.be/DKeDi8uNM24 → redelijk duidelijke video vind ik, voor als je het niet begrijpt
Frankrijk → stemrecht
__Parlementsverkiezingen: __
Eennamig meerderheidsstelsel met absolute meererheid:
Eennamig: 1 zetel per kieskring/district
meerderheidsstelsel: meeste stemmen wint
absolute meerderheid: moet >50% zijn
Absolute meerderheid haalbaar?
Zeer moeilijk!!! → 2 stemrondes
577 conscriptions législatives / kieskringen
1 zetel per kieskring
Behalen door:
1 kandidaat behaalt >50% in 1e ronde
kandidaten met >12,5% of 2 hoogste genoteerden naar 2e ronde
kandidaat met >50% of hoogst genoteerde haalt zetel bij niemand over 50%
De republikeinen zijn eerder rechts conservatief, liberaal economisch, ethisch conservatief
Ensemble: la république en marche samen met nieuwe aangesloten politici
geen meerderheid in parlement → coalitie vormen = niet zo gebruikelijk in Frankrijk, dus beetje moeilijk
resemblement national = le front national van Marine Le Penne, extreemrechtse partij in Frankrijk
PARTIJEN IN FRANKRIJK VERANDEREN VAAK VAN NAAM
Presidentsverkiezingen:
eennamig: 1 zetel per kieskring/district
meerderheidsstelsel: meeste stemmen wint
absolute meerderheid: >50%
Verloop:
interne verkiezingen per partij → 1 kandidaat
absolute meerderheid: 2 stemrondes
2 beste kandidaten 1e ronde → 2e ronde
beste kandidaat 2e ronde = president
De kandidaten die niet naar de tweede ronde gaan, gaan zich uitspreken en een kant kiezen, om zo de bevolking die achter hen staat te proberen sturen. Dit doen ze in ruil voor in de regering te geraken met hun partij (ministerpost) of dat de regering rekening houdt met hun programma.
Geval apart: la cohabitation
verkiezingen parlement en president vallen niet samen. Indien partij president ≠ partij regering → cohabitiation = REGEREN MOEILIJK WANT UITVOERENDE MACHT IS PRESIDENT+REGERING
https://youtu.be/TlmkRHkD8F4 → echt een duidelijke video, veel beter uitgelegd dan de cursus
VSA → stemrecht
Republikeinen vs democraten
primaries: verkiezingen binnen de partij om 1 presidentskandidaat naar voor te schuiven die de partij representeert tijdens de presidentsverkiezingen
presidentsverkiezingen
aanloop: voorverkiezingen (primaries en caucuses) per partij → keuze presidentskandidaat
verschillende data
supertuesday → grootste aantal interne verkiezingen/grootste aantal staten
resultaat = 1 kandidaat en 1 vice-kandidaat per partij
presidentsverkiezingen:
meernamig: meerdere zetels per kieskring verdeeld
meerderheidsstelsel: als er een meerderheid stemmen is in kieskring, worden alle kandidaten van winnende partij verkozen en geen enkele van de andere
relatieve meerderheid: geen 50% nodig
in theorie indirect systeem: je kiest kiesmannen die president aanduiden
verkiezing electoral college
↓
verkiezing president
electoral college: de 538 kiesmannen die om de 4 jaar de president verkiezen
ieder staat bepaald aantal kiesmannen in verhouding met bevolkingsaantal van die staat (meer inwoners = meer kiesmannen)
Waarom kiesmannen? men vertrouwde bevolking niet helemaal, dus mensen van respectabele komaf mochten zich aanstellen om kiesman te worden en duiden dan president aan. Ze stemmen meestal vertrouwd, maar mogen ook andere kandidaat kiezen.
Kiesmannen zijn kiesman van een presidentskandidaat. Neem bijvoorbeeld Californië: zij hebben 55 kiesmannen voor de republikeinen en nog eens 55 kiesmannen voor de democraten. Gekleurde bolletjes zijn uitzonderingen.
Je wint als je meer dan de helft van de kiesmannen binnenhaalt, win je
!! Swingstates: staten die nog wel eens omzwaaien van de democraten naar republikeinen, het zijn de staten die het verschil maken.
(Geen video gevonden die het goed uitlegt, maar het is niet zo ingewikkeld dus niet zo erg)
Nederland → stemrecht
proportioneel: zetels worden verdeeld naargelang aantal stemmen dat een partij behaald heeft. Meest eenvoudige evenredige systemen.
Door middel van quota; quotum = percentage stemmen dat partij nodig heeft om 1 zetel in parlement te halen
altijd meernamig
Zetelverdeling NL: geen kieskringen
Voorbeeld: 2e kamer
aantal te verdelen zetels = 150
quota = 100% / 150 = 0,67% => politieke partij die 0,67% van de stemmen haalt, heeft recht op 1 zetel
restzetels worden verdeeld
Geenkiesdrempel = moeilijk met alle kleine partijen
Ze berekenen hoeveel zetels ze krijgen met bepaald percentage, de rest wordt op een rij gezet van alle partijen, je zet die van hoog naar laag en zo krijgen de grootste restpercentages de restzetels en worden die opverdeeld.
veel partijtjes kunnen zetel halen en komen in aanmerking voor de regering; voordeel: geen stemmen weggegooid; nadeel: moeilijk coalitie vormen en met veel partijen; vorming van regering kan lang duren en is niet goed voor de stabiliteit van de regering
https://youtu.be/xnvPoRethYI → redelijk goede video, gewoon over de helft van het parlement vergeten, want dat is niet persé zo
Duitsland → stemrecht
Op stembiljet Duitsland:
Ersttimme: We delen Duitsland in in 299 kiesdistricten. In elk district staat er op de erststimme kandidaten. In elk district wint de kandidaat met de meeste stemmen. Deze winnaars mogen direct naar het parlement.
zweistimme: We delen Duitsland in op een andere manier: in 16 deelstaten. In elke deelstaat staan er op de lijst van de zweistimme partijen. Men kijkt hoeveel procent van de stemmen elke partij kreeg en schrapt als eerste de partijen die onder de kiesdrempel van 5% zitten. Nu houdt men de partijen over die in het parlement mogen. Hoeveel zetels de partijen krijgen wordt ook bepaald door het percentage van de stemmen. Zo bepaalt men de verhoudingen in het parlement en dus het aantal zetels per partij.
Nu kijken we terug naar de erststimme. Elke partij heeft al een aantal partijleden die in een district hebben gewonnen bij de erststimme. Deze politici mogen al naar het parlement. Nu zijn er 2 mogelijkheden:
een partij heeft meer mensen uit de districten dan dat hij zetels kreeg bij de zweistimme. Nu maken ze zetels bij in het parlement en geven ze de andere partijen ook meer zetels ter compensatie.
een partijheef tminder mensen uit de districten dan dat hij zetels kreeg bij de zweistimme. De resterende zetels vullen ze op met hun partijlijst. Hierop staan partijleden die de partij in het parlement wil hebben en die NIET op de lijst van de erststimme staan. Ze beginnen bij de bovenste op de partijlijst, die krijgt een zetel, dan de tweede en zo verder totdat alle resterende zetels voor die partij ingevuld zijn.
Nu kunnen ze een regering vormen. Hiervoor hebben ze een absolute meerderheid nodig = >50%. 1 partij heeft nooit een absolute meerderheid, dus moet er een coalitie gevormd worden.
(geen video gevonden die het goed genoeg uitlegt, maar valt wel mee dus maakt niet uit)
kieskring: gebied, waar bij verkiezingen op dezelfde kandidaten kan worden gestemd
Je kan enkel op kandidaten stemmen uit eigen provincie, zodat elke provincie gerepresenteerd worden in het parlement.
proportioneel (evenredig): zetels verdeeld naargelang aantal stemmen dat partij behaald heeft; berekend door middel van delerreeksen; altijd meernamig
Delerreeks: reeks getallen waardoor je verkiezingsuitslag moet delen om zetelverdeling te kennen.
Voorbeeld:
D’Hondt: 1, 2, 3, 4, 5, 6, …
Imperial: 1, 1.5, 2, 2.5, 3, 3.5, …
Sainte-Laguë: 1, 3, 5, 7, …
…
In België gebruiken we altijd D’Hondt, behalve bij de gemeenteraadsverkiezingen, waar we imperiali gebruiken.
Je hebt dus een kader met bovenaan partijen en het aantal stemmen dat elke partij heeft gehaald. Je deelt dan dat getal door de getallen van de delerreeks die je gebruikt. Dan moet je kijken naar het aantal zetels. Neem bijvoorbeeld 14 totaal te verdelen zetels. Je neemt in dat geval de 14 hoogste quotiënten en duidt ze aan (schrijf ook erbij hoeveelste quotiënt het is, zodat je fouten snel kan herkennen). Dan bereken je onderaan het procent van de stemmen per partij, het aantal zetels per partij en het procent van de zetels per partij.
Kiesstelsel = manier waarop verkiezingen verlopen, hangt af van land tot land
Opkomstplicht in België, maar mogelijkheid blanco of ongeldig stemmen is er (dus geen stemplicht strict genomen, je moet gewoon opdagen), niet komen is strafbaar in theorie, meestal niet vervolgd. Wel sowieso vervolgd bij geen opkomst als je opgeroepen bent om met organisatie te helpen
In Nederland enkel stemrecht
Voorstanders | tegenstanders |
---|---|
representativiteit: in veel landen maar 60% opkomst; gelinkt aan legitimiteit | ontnemen vrijheid: zelf beslissen of je gaat stemmen of niet ipv gedwongen stemmen |
Grotere legitimiteit parlement en regering: als bijvoorbeeld maar 40% komt opdagen is het resultaat niet echt representatief | media grote invloed: veroorzaken ongeïntresseerde kiezer (waarde ongeïntresseerde stem?) |
verantwoordelijkheidsgevoel: steentje bijdragen aan beleid | proteststemmen antipolitieke mensen voor antisysteem partijen (vlaams belang, PvDA), vaak antidemocratische partijen |
morele plicht tegenover voorouders, want gevochten voor stemrecht | graadmeter interesse: enkel mensen die interesse hebben in politiek gaan stemmen |
sociale rechtvaardigheid: Sociaal- Economische Status (ses) ~ opkomstgedraglagere klasse algemeen minder stemmen, maar zij meer baat bij verandering, ook negatief tov politiek | EXTRA: je ziet in landen met enkel stemrecht dat politici meer moeite doen om mensen te interesseren in het beleid en te gaan laten stemmen, liefst op hen natuurlijk |
proportioneel vs niet-proportioneel: stemmen en zetels zelfde proportie (zetels bepaald adhv aantal behaalde stemmen) of niet
uninominaal vs plurinominaal: per kieskring of district 1 kandidaat vs meerdere
relatieve vs absolute meerderheid: partij moet meeste stemmen behalen tov andere partijen vs een partij moet meer dan 50% vd stemmen halen
direct vs indirect: kandidaat rechtstreeks verkiezen voor positie vs vertegenwoordigers verkiezen die kandidaten verkiezen voor bepaalde positie
https://youtu.be/ZN0qP0vRqVE → video met uitleg, voor als je het niet begrijpt
GB → stemrecht
650 kiesdistricten = aantal zetels in parlement (lagerhuis)
Elk district ongeveer evenveel kiezers
CONservative party, Labor AB, Scottish National Party, Liberal Democrats etc. elke partij 1 vertegenwoordiger
Unominaal systeem, 1 kandidaat per district met meeste stemmen gaat naar lagerhuis, alle winnaars samen = parlement
Niet-proportioneel systeem: aantal zetels loopt niet gelijk met aantal behaalde stemmen
Verklaring aantal zetels kleine partijen: deze partijen sterk in enkele districten en winnen daardoor zetels
Eennamig meerderheidsstelsel met relatieve meerderheid:
Eennamig: 1 kandidaat per kieskring/district
meerderheidsstelsel: meeste stemmen wint
relatieve meerderheid: hoogste % wint, moet geen 50% zijn
voordelen | nadelen |
---|---|
duidelijke keuze L & R | aantal zetels kleine partijen |
stabiele regering | meerderheid parlement ≠ meerderheid volk |
geen compromissen = vorming regering duurt minder lang |
https://youtu.be/DKeDi8uNM24 → redelijk duidelijke video vind ik, voor als je het niet begrijpt
Frankrijk → stemrecht
__Parlementsverkiezingen: __
Eennamig meerderheidsstelsel met absolute meererheid:
Eennamig: 1 zetel per kieskring/district
meerderheidsstelsel: meeste stemmen wint
absolute meerderheid: moet >50% zijn
Absolute meerderheid haalbaar?
Zeer moeilijk!!! → 2 stemrondes
577 conscriptions législatives / kieskringen
1 zetel per kieskring
Behalen door:
1 kandidaat behaalt >50% in 1e ronde
kandidaten met >12,5% of 2 hoogste genoteerden naar 2e ronde
kandidaat met >50% of hoogst genoteerde haalt zetel bij niemand over 50%
De republikeinen zijn eerder rechts conservatief, liberaal economisch, ethisch conservatief
Ensemble: la république en marche samen met nieuwe aangesloten politici
geen meerderheid in parlement → coalitie vormen = niet zo gebruikelijk in Frankrijk, dus beetje moeilijk
resemblement national = le front national van Marine Le Penne, extreemrechtse partij in Frankrijk
PARTIJEN IN FRANKRIJK VERANDEREN VAAK VAN NAAM
Presidentsverkiezingen:
eennamig: 1 zetel per kieskring/district
meerderheidsstelsel: meeste stemmen wint
absolute meerderheid: >50%
Verloop:
interne verkiezingen per partij → 1 kandidaat
absolute meerderheid: 2 stemrondes
2 beste kandidaten 1e ronde → 2e ronde
beste kandidaat 2e ronde = president
De kandidaten die niet naar de tweede ronde gaan, gaan zich uitspreken en een kant kiezen, om zo de bevolking die achter hen staat te proberen sturen. Dit doen ze in ruil voor in de regering te geraken met hun partij (ministerpost) of dat de regering rekening houdt met hun programma.
Geval apart: la cohabitation
verkiezingen parlement en president vallen niet samen. Indien partij president ≠ partij regering → cohabitiation = REGEREN MOEILIJK WANT UITVOERENDE MACHT IS PRESIDENT+REGERING
https://youtu.be/TlmkRHkD8F4 → echt een duidelijke video, veel beter uitgelegd dan de cursus
VSA → stemrecht
Republikeinen vs democraten
primaries: verkiezingen binnen de partij om 1 presidentskandidaat naar voor te schuiven die de partij representeert tijdens de presidentsverkiezingen
presidentsverkiezingen
aanloop: voorverkiezingen (primaries en caucuses) per partij → keuze presidentskandidaat
verschillende data
supertuesday → grootste aantal interne verkiezingen/grootste aantal staten
resultaat = 1 kandidaat en 1 vice-kandidaat per partij
presidentsverkiezingen:
meernamig: meerdere zetels per kieskring verdeeld
meerderheidsstelsel: als er een meerderheid stemmen is in kieskring, worden alle kandidaten van winnende partij verkozen en geen enkele van de andere
relatieve meerderheid: geen 50% nodig
in theorie indirect systeem: je kiest kiesmannen die president aanduiden
verkiezing electoral college
↓
verkiezing president
electoral college: de 538 kiesmannen die om de 4 jaar de president verkiezen
ieder staat bepaald aantal kiesmannen in verhouding met bevolkingsaantal van die staat (meer inwoners = meer kiesmannen)
Waarom kiesmannen? men vertrouwde bevolking niet helemaal, dus mensen van respectabele komaf mochten zich aanstellen om kiesman te worden en duiden dan president aan. Ze stemmen meestal vertrouwd, maar mogen ook andere kandidaat kiezen.
Kiesmannen zijn kiesman van een presidentskandidaat. Neem bijvoorbeeld Californië: zij hebben 55 kiesmannen voor de republikeinen en nog eens 55 kiesmannen voor de democraten. Gekleurde bolletjes zijn uitzonderingen.
Je wint als je meer dan de helft van de kiesmannen binnenhaalt, win je
!! Swingstates: staten die nog wel eens omzwaaien van de democraten naar republikeinen, het zijn de staten die het verschil maken.
(Geen video gevonden die het goed uitlegt, maar het is niet zo ingewikkeld dus niet zo erg)
Nederland → stemrecht
proportioneel: zetels worden verdeeld naargelang aantal stemmen dat een partij behaald heeft. Meest eenvoudige evenredige systemen.
Door middel van quota; quotum = percentage stemmen dat partij nodig heeft om 1 zetel in parlement te halen
altijd meernamig
Zetelverdeling NL: geen kieskringen
Voorbeeld: 2e kamer
aantal te verdelen zetels = 150
quota = 100% / 150 = 0,67% => politieke partij die 0,67% van de stemmen haalt, heeft recht op 1 zetel
restzetels worden verdeeld
Geenkiesdrempel = moeilijk met alle kleine partijen
Ze berekenen hoeveel zetels ze krijgen met bepaald percentage, de rest wordt op een rij gezet van alle partijen, je zet die van hoog naar laag en zo krijgen de grootste restpercentages de restzetels en worden die opverdeeld.
veel partijtjes kunnen zetel halen en komen in aanmerking voor de regering; voordeel: geen stemmen weggegooid; nadeel: moeilijk coalitie vormen en met veel partijen; vorming van regering kan lang duren en is niet goed voor de stabiliteit van de regering
https://youtu.be/xnvPoRethYI → redelijk goede video, gewoon over de helft van het parlement vergeten, want dat is niet persé zo
Duitsland → stemrecht
Op stembiljet Duitsland:
Ersttimme: We delen Duitsland in in 299 kiesdistricten. In elk district staat er op de erststimme kandidaten. In elk district wint de kandidaat met de meeste stemmen. Deze winnaars mogen direct naar het parlement.
zweistimme: We delen Duitsland in op een andere manier: in 16 deelstaten. In elke deelstaat staan er op de lijst van de zweistimme partijen. Men kijkt hoeveel procent van de stemmen elke partij kreeg en schrapt als eerste de partijen die onder de kiesdrempel van 5% zitten. Nu houdt men de partijen over die in het parlement mogen. Hoeveel zetels de partijen krijgen wordt ook bepaald door het percentage van de stemmen. Zo bepaalt men de verhoudingen in het parlement en dus het aantal zetels per partij.
Nu kijken we terug naar de erststimme. Elke partij heeft al een aantal partijleden die in een district hebben gewonnen bij de erststimme. Deze politici mogen al naar het parlement. Nu zijn er 2 mogelijkheden:
een partij heeft meer mensen uit de districten dan dat hij zetels kreeg bij de zweistimme. Nu maken ze zetels bij in het parlement en geven ze de andere partijen ook meer zetels ter compensatie.
een partijheef tminder mensen uit de districten dan dat hij zetels kreeg bij de zweistimme. De resterende zetels vullen ze op met hun partijlijst. Hierop staan partijleden die de partij in het parlement wil hebben en die NIET op de lijst van de erststimme staan. Ze beginnen bij de bovenste op de partijlijst, die krijgt een zetel, dan de tweede en zo verder totdat alle resterende zetels voor die partij ingevuld zijn.
Nu kunnen ze een regering vormen. Hiervoor hebben ze een absolute meerderheid nodig = >50%. 1 partij heeft nooit een absolute meerderheid, dus moet er een coalitie gevormd worden.
(geen video gevonden die het goed genoeg uitlegt, maar valt wel mee dus maakt niet uit)
kieskring: gebied, waar bij verkiezingen op dezelfde kandidaten kan worden gestemd
Je kan enkel op kandidaten stemmen uit eigen provincie, zodat elke provincie gerepresenteerd worden in het parlement.
proportioneel (evenredig): zetels verdeeld naargelang aantal stemmen dat partij behaald heeft; berekend door middel van delerreeksen; altijd meernamig
Delerreeks: reeks getallen waardoor je verkiezingsuitslag moet delen om zetelverdeling te kennen.
Voorbeeld:
D’Hondt: 1, 2, 3, 4, 5, 6, …
Imperial: 1, 1.5, 2, 2.5, 3, 3.5, …
Sainte-Laguë: 1, 3, 5, 7, …
…
In België gebruiken we altijd D’Hondt, behalve bij de gemeenteraadsverkiezingen, waar we imperiali gebruiken.
Je hebt dus een kader met bovenaan partijen en het aantal stemmen dat elke partij heeft gehaald. Je deelt dan dat getal door de getallen van de delerreeks die je gebruikt. Dan moet je kijken naar het aantal zetels. Neem bijvoorbeeld 14 totaal te verdelen zetels. Je neemt in dat geval de 14 hoogste quotiënten en duidt ze aan (schrijf ook erbij hoeveelste quotiënt het is, zodat je fouten snel kan herkennen). Dan bereken je onderaan het procent van de stemmen per partij, het aantal zetels per partij en het procent van de zetels per partij.