IH

scheikunde 6.4

Er zijn verschillende manieren om schoon te maken:

Mechanisch reinigen

Hierbij gebruik je een schuurmiddel of borstel om vuil los te schrobben. Kalk wordt vaak met een schuurmiddel verwijderd, bijvoorbeeld met een staalwol of schuurspons.

Oplossen van vuil

Sommige soorten vuil (bijvoorbeeld vet) lossen op in water met behulp van zeep of andere oplosmiddelen. Hydrofiele stoffen lossen makkelijk op in water, hydrofobe stoffen hebben zeep nodig om opgelost te worden.

Desinfecteren

Hierbij worden micro-organismen (zoals bacteriën en virussen) onschadelijk gemaakt. Dit kan met:

Heet water (minstens 60 °C)

Zeep (beschadigt het membraan van virussen/bacteriën)

Bleekmiddel (breekt structuren af)

Alcohol (vanaf 60% doodt bacteriën en virussen)

Chemisch reinigen

Hierbij wordt vuil verwijderd door chemische reacties, zoals oxidatie of neutralisatie. Voorbeelden:

Bleekmiddel voor gekleurde vlekken (reactie met kleurstoffen)

Ontkalker (zure oplossing) bij kalkaanslag

Gootsteenontstopper (basische oplossing) bij vetophoping

Zure en basische schoonmaakmiddelen

Zure middelen (lage pH, onder 7):

Gebruikt om kalkaanslag te verwijderen. Voorbeelden: azijn, ontkalker, zoutzuur.

Basische middelen (hoge pH, boven 7):

Geschikt voor het oplossen van vetten. Voorbeelden: soda, ammoniak, natriumhydroxide (NaOH). Vooral gootsteenontstopper is een krachtig basisch middel en kan gevaarlijk zijn voor de huid.

pH en indicatoren

De pH-waarde geeft aan hoe zuur of basisch een stof is:

0–6 = zuur

7 = neutraal

8–14 = basisch

Met pH-strips kun je de pH van een oplossing bepalen. De strip verandert van kleur en geeft een waarde op de pH-schaal aan. Dit helpt je om te bepalen welk type schoonmaakmiddel je voor een bepaalde klus nodig hebt.

Kiezen van het juiste schoonmaakmiddel

Bij het kiezen van een schoonmaakmiddel kijk je naar:

Het soort vuil (vet, kalk, kleurstoffen, micro-organismen)

De ondergrond die je wilt schoonmaken

Veiligheid en gevaren (etiketten en waarschuwingssymbolen)

Of het vuil opgelost, verwijderd of gedesinfecteerd moet worden

Voorbeeld:

Bij een kalkaanslag kies je voor een zuur middel zoals ontkalker.

Bij vetresten in de gootsteen kies je voor een basisch middel zoals gootsteenontstopper.