Er zijn verschillende manieren om schoon te maken:
Mechanisch reinigen
Hierbij gebruik je een schuurmiddel of borstel om vuil los te schrobben. Kalk wordt vaak met een schuurmiddel verwijderd, bijvoorbeeld met een staalwol of schuurspons.
Oplossen van vuil
Sommige soorten vuil (bijvoorbeeld vet) lossen op in water met behulp van zeep of andere oplosmiddelen. Hydrofiele stoffen lossen makkelijk op in water, hydrofobe stoffen hebben zeep nodig om opgelost te worden.
Desinfecteren
Hierbij worden micro-organismen (zoals bacteriën en virussen) onschadelijk gemaakt. Dit kan met:
Heet water (minstens 60 °C)
Zeep (beschadigt het membraan van virussen/bacteriën)
Bleekmiddel (breekt structuren af)
Alcohol (vanaf 60% doodt bacteriën en virussen)
Chemisch reinigen
Hierbij wordt vuil verwijderd door chemische reacties, zoals oxidatie of neutralisatie. Voorbeelden:
Bleekmiddel voor gekleurde vlekken (reactie met kleurstoffen)
Ontkalker (zure oplossing) bij kalkaanslag
Gootsteenontstopper (basische oplossing) bij vetophoping
Zure en basische schoonmaakmiddelen
Zure middelen (lage pH, onder 7):
Gebruikt om kalkaanslag te verwijderen. Voorbeelden: azijn, ontkalker, zoutzuur.
Basische middelen (hoge pH, boven 7):
Geschikt voor het oplossen van vetten. Voorbeelden: soda, ammoniak, natriumhydroxide (NaOH). Vooral gootsteenontstopper is een krachtig basisch middel en kan gevaarlijk zijn voor de huid.
pH en indicatoren
De pH-waarde geeft aan hoe zuur of basisch een stof is:
0–6 = zuur
7 = neutraal
8–14 = basisch
Met pH-strips kun je de pH van een oplossing bepalen. De strip verandert van kleur en geeft een waarde op de pH-schaal aan. Dit helpt je om te bepalen welk type schoonmaakmiddel je voor een bepaalde klus nodig hebt.
Kiezen van het juiste schoonmaakmiddel
Bij het kiezen van een schoonmaakmiddel kijk je naar:
Het soort vuil (vet, kalk, kleurstoffen, micro-organismen)
De ondergrond die je wilt schoonmaken
Veiligheid en gevaren (etiketten en waarschuwingssymbolen)
Of het vuil opgelost, verwijderd of gedesinfecteerd moet worden
Voorbeeld:
Bij een kalkaanslag kies je voor een zuur middel zoals ontkalker.
Bij vetresten in de gootsteen kies je voor een basisch middel zoals gootsteenontstopper.