Snelle energieproductie zonder zuurstof..
Energieproductie met een opbouw van lactaat (melkzuur).
Directe ATP productie, zonder de vorming van lactaat
ATP (Adenosine-Trifosfaat):
De belangrijkste energiedrager in cellen.
CP (Creatine-fosfaat):
Speelt een rol in de korte termijn ATP productie.
Energieproductie waarbij zuurstof betrokken is.
Brandstoffen die worden gebruikt in verschillende energiesystemen. Vetten zijn een primaire energiebron bij lange, lage intensiteit workouts, terwijl glycogeen gebruikt wordt bij intensievere activiteiten.
Functie van de tijd
0 seconden: 100% ATP-CP
60 seconden: 75% Glycolyse, 25% Oxidatieve
120 seconden: 50% Glycolyse, 50% Oxidatieve
Adenosine-Tri-Fosfaat (ATP)
ATP splitsing door hydrolyse, ATP —> ADP + Pi + E.
Synthese van ATP gebeurt door onttrekking van water.
Beperkte voorraad ATP (5 mmol/kg), goed voor 2 seconden maximale inspanning.
Continue aanmaak is noodzakelijk voor veel celprocessen (spiercontractie en biochemische reacties)
Creatine-Fosfaat (CP)
CP = Creatine + Pi + E
Substraat-fosforylering: hoogenergetische fosfaatgroep van CP naar ADP.
+ Zeer snelle ATP-vorming
- Beperkte voorraad (10-12 seconden)
- Slechts 1 ATP opbrengst per mol CP.
Anaerobe Glycolyse (melkzuursysteem)
Glucose + 2 ADP + 2 Pi + 2 NAD+ → 2 Pyruvaat + 2 ATP + 2 NADH + 2 H+ —> 2 Lactaat + 2NAD+
+ Glycolyse kan snel worden vrijgemaakt
+ 40-50s maximale inspanning
- vorming van lactaat (! geen melkzuur) is onvoldoende om H+ op te slaan
- daling van PH (verzuring)
- leidt tot spiervermoeidheid, verkramping
Zuurstofsysteem + Aërobe Dissimilatie (Oxydatieve)
Bestaat uit drie fasen:
Decarboxylering naar acetyl-coA.
Krebscyclus voor ATP-, NADH- en FADH-vorming.
Oxidatieve fosforylering met hoge ATP-opbrengst en geen schadelijke restproducten.
+ enorme opbrengst ATP
+ geen schadelijke restproducten
+ onvermoeibaar
- komt traag in gang
Indeling: Type I, Type II (onderverdeeld in IIa en IIx/IIb).
Elk type heeft unieke functionele, metabole en structurele eigenschappen.
Klein, rood, traag, oxidatief, hoge mate van mitochondriën.
Geschikt voor lange afstandsactiviteit (marathonlopers).
Type IIx: Groot, wit, snelste vezels, minder mitochondriën, snel moe, hoge kracht.
Type IIa: Snelle-oxidatieve vezels, kenmerken tussen Type I en IIx.
Start in de foetus, waarbij verschillende vezelstructuren zich ontwikkelen.
Genetische invloed op spiervezeltypes, met beperkte trainbare transformaties tussen Type I en II.
Individuele verschillen en variaties afhankelijk van de functie van spieren en geslacht.
Type I vezels worden eerst gerekruteerd, gevolgd door Type II a en II x/IIb bij toenemende intensiteit.
Verschil tussen Capaciteit en Vermogen
Capaciteit: Dit verwijst naar de totale hoeveelheid energie die een systeem kan opslaan of produceren over een bepaalde tijdsperiode. Capaciteit wordt vaak uitgedrukt in eenheid zoals kilowattuur (kWh). In de context van sport en fysiologie kan het verwijzen naar de maximale energie die een atleet kan genereren tijdens een langdurige inspanning.
Vermogen: Dit is de snelheid waarmee energie wordt geproduceerd of verbruikt. Vermogen wordt meestal gemeten in watts (W). Het geeft aan hoeveel werk of energie per tijdseenheid kan worden geleverd. In fysieke termen verwijst vermogen naar de hoeveelheid energie die een atleet kan genereren tijdens een kortere tijdsperiode (bijv. explosieve kracht).
Samenvatting: Capaciteit is de totale energieopslag, terwijl vermogen de snelheid van energieproductie is.