H1 Geologie
Geologie is de studie van de aarde, haar samenstelling, structuur en de processen die haar vormgeven, zowel intern (endogeen) als extern (exogeen).
Vulkanisme: Dit heeft invloed op de vorming van nieuwe landschappen en kan leiden tot de uitbarsting van lava, as, en gas.
Tektoniek: Vervormingen in d aardkorst door de beweging van tektonische platen, wat leidt tot breuken en plooiingen. Deze bewegingen zijn verantwoordelijk voor aardbevingen en de vorming van bergen.
Gebergtevorming: Het proces waarbij bergen ontstaan door de tectonische krachten die de aarde vormgeven.
Geomorfologie bestudeert de vormen van het landschap en hoe deze door verschillende processen zijn gevormd. Dit omvat zowel endogene als exogene processen.
Glaciale erosie: werking van gletsjers en ijskappen
Fluviatiele erosie: werking van stromend water, rivieren, rivierdalen, meanders
Mariene erosie: werking van oceanen, zeeën en meren
Eolische erosie: werking van de wind
Chemische erosie: werking van chemische stoffen, karstwerking
Massabeweging: het transport van materiaal onder invloed van de zwaartekracht, aardverschuivingen, afstortingen, modderstromen, lawines
Rare Earth-theorie: Deze theorie suggereert dat complexe leven waarschijnlijk zeldzaam is in het universum, vooral vanwege specifieke omstandigheden die de aarde biedt.
4,5 miljard jaar geleden als hete vloeibare magma. Naarmate deze afkoelde, vormden zich vaste korstlagen.
Botsing met tweelingplaneet Theia leidde tot de vorming van de maan en had een aanzienlijke invloed op de geologische ontwikkeling van de aarde.
Atmosfeer:
Zuurstof, stikstof, en waterdamp
Bescherming tegen schadelijke meteorieten en UV-straling door de ozonlaag.
Bescherming tegen elktromagnetische straling van de zon
Platentektoniek is essentiel om op de aarde te leven. ‘Actieve aarde’
Kola-gat: Dit is het diepste gat dat ooit door de mens is geboord, met een diepte van 12.262 m, wat slechts 0,25% van de aardkorst vertegenwoordigt. Deze boring biedt unieke inzichten in de opbouw en structuur van de ondergrondse lagen.
Seismologisch Onderzoek: De studie van seismische trillingen helpt wetenschappers de toestand van de onderliggende materialen te begrijpen en biedt aanwijzingen over de samenstelling van de aardmantel en de kern.
Onderdeel | Diepte in Km | Dichtheid | Toestand | Overgang |
Korst | ||||
Oceanisch | 5 - 10 | 3,2 | Vast | |
Continentaal | 20 - 70 | 2,7 tot 3 | Vast | Moho-discontinuiteit |
Mantel | Moho-discontinuiteit | |||
Bovenmantel | 70 - 150 | 3,3 | Vast | Moho-discontinuiteit |
Asthenosfeer | 150 - 670 | >3,3 | Plastisch | |
Onder mantel | 670 - 2900 | 3,3 tot 5,5 | Vast | Gutenbergcontinuiteit |
Kern | Gutenbergcontinuiteit | |||
Buitenkern | 2900 - 5100 | 9,5 tot 11,5 | Vloeibaar | Gutenbergcontinuiteit |
Binnenkern | 5100 - 6000 | 12 | Vast |
Lithosfeer: Korst + Bovenmantel
Moho-discontinuiteit: Overgang tussen Korst en Mantel
Gutenbergdiscontinuiteit: overgang tussen mantel en kern
Isostatisch Evenwicht: Dit concept beschrijft hoe de lithosfeer stijgt bij toenemende hoogte, zoals te zien is bij het smelten van ijskappen, wat leidt tot een opheffing van de lithosfeer.
Nicolaus Steno:
principe van superpositite (jongere lagen)
principe van oorspronkelijke horizontaliteit (gesteentelagen -)
principe van laterale vervolgbaarheid (evenwijdig)
James Hutton:
Grondlegger van de moderne geologie, bekend om zijn theorieën over de aard van de aarde en de processen die de geologische structuren vormen.
Paleontologie: Fossielen van vergelijkbare soorten op verschillende continenten tonen aan dat deze ooit verbonden waren.
Geologie: Overeenkomsten in bergstructuren en gesteenten tussen continenten ondersteunen de idee van continentale drift.
Paleoklimatologie: Bewijzen van ijskappen en tropische bossen op nu koude of droge continenten benadrukken de verschuivingen in geografie en klimaat door de tijd heen.
Zijn theorie van de zeebodemspreiding biedt inzicht in hoe oceanen zich vormen en veranderen, wat bijdraagt aan ons begrip van de dynamiek van de aarde. (platentektoniek)
De lithosfeer is verdeeld in oceanische en continentale platen, die onafhankelijk van elkaar bewegen. Dit leidt tot een verscheidenheid aan geologische verschijnselen en heeft een belangrijke invloed op de aardbevingen en vulkaanuitbarstingen.
Convectiestromingen: Deze stromingen in de magma verwarmd door de kern veroorzaken scheuren in de lithosfeer (hotspot), wat leidt tot de beweging van de platen.
Divergentie: Bij divergentie schuiven platen uit elkaar, zoals te zien is bij de Mid-Atlantische rug, waar nieuwe oceaanbodem wordt gevormd.
Vorming van een Oceaan:
Rifsterren: aardkorst scheurt in de vorm van een ster + magma
Slenk: Magma stolt, zakt naar beneden
Zee: Slenk groter, ligt onder zeeniveau + overgespoeld
Oceaan: zee wordt breder
Subductiezones waar platen onder elkaar duiken, wat leidt tot vulkanisme en aardbevingen. (aan de kust van de oceaan)
Convergentie: Platen bewegen naar elkaar toe en veroorzaken bergen en troggen; dit leidt tot intensieve seismische activiteit.
Oceanische plaat + contentale plaat
=> gebergte Andes
Twee Oceanische plate
=> Vulkanische eilandboog => Japan
Twee Continentale platen
=> Himalaya
Neutrale Breuken: Platen verschuiven langs elkaar zonder significante veranderingen in het landschap, maar kunnen nog steeds aardbevingen veroorzaken. (San Fransicso)
Hypocentrum: plaats in de aardkorst waar de spanning tussen platen ontstaat.
Epicentrum: plaats op het aardoppervlak waar de spanning het sterktste voelt.
De geologische tijdschaal van België beslaat meer dan 4 miljard jaar, met een indeling gebaseerd op de ontwikkeling van leven en geologische processen. (+massa-extinctie)
Van primitief leven in de oerzeeën tot complexe levensvormen in meer recente tijdsperioden. De stratigrafie gaat van de oudste lagen aan de onderkant naar jongere lagen aan de bovenkant, met belangrijke fossiele vondsten en gesteentelagen.
Steenkool: Vondsten van steenkool tonen aan dat het gevormd is uit plantenmateriaal dat in een tropisch klimaat is afgezet.
Transgressie en Regressie: De veranderingen in zeeniveau door platentektoniek hebben geleid tot de vorming van verschillende afzettingsgesteenten in het Belgische binnenland.
Iguanodons van Bernisart: Deze fossiele vondst is van groot belang voor de historische kennis van de dinosauriërs die ooit in België leefden.
Geologische kaart: structuren en lagen in de ondergrond
Stratigrafische kaart: geeft de ouderdom van de gesteentelagen
Lithologische kaart: welke gesteenten aan de oppervlakte komen
Verwezring: gesteente breekt in stukken
Erosie: proces van slijtage waarbij gesteente en bodem door wind, water of ijs worden verplaatst.
Diagenese: los gesteente verhardt door druk van bovenliggende gesteentelagen
Metamorfose: vast gesteente wordt omgevormd door hoge druk en temperatuur
Smalten, stollen: gesteente smet to magma en stolt aan het aardoppervlak
Afzettingsgesteenten: Gemaakt door afzetting van sedimenten, vaak in water of lucht, en zijn vaak rijk aan fossielen. Losse gesteente kunnen vaste gesteenten worden door diagenese
Korelgrootte | Los gesteente | Vast gesteente |
< 0.002 mm | Klei | Kleisteen |
0.002 - 0.05 mm | Leem | Siltsteen |
0.05 - 2 mm | Zand | Zandsteen |
> 2 mm | Grind | Conglomera |
Stollingsgesteenten: Ontstaan door de stolling van magma of lava, die zowel aan de oppervlakte als ondergronds kan plaatsvinden.
Kristalgrootte | Voorbeelden |
Microscopisch kleine kristallen | Obsidiaan (glasachtig) |
Kleine kristallen | Porfier (sponsachtig) |
Veel kristallen | Basalt (zuilvorm) |
Zeer veel kristallen | Graniet |
Organisch Gesteente: Dit type gesteente is gemaakt van of door levende organismen, zoals steenkool of kalksteen.
Zeedieren | Kalksteen | Gips | Zout | Krijt |
Bomen en planten | Turf | Houtskool | Bruinkool | Steenkool |
Metamorfe Gesteenten: Deze gesteenten worden omgevormd door hoge druk en temperatuur, wat leidt tot veranderingen in minerale samenstelling en structuur.
Afzettingsgesteente: | Metamorf Gesteente: |
Kleisteen | Schist |
Siltsteen | Leisteen |
Zandsteen | Kwartsiet |
Conglomeraat | Psefiet |
Stollingsgesteente: | Metamorf Gesteente: |
Graniet | Gneiss |
Organische Gesteente | Metamorf Gesteente: |
Kalksteen | Marmer |
Grafiet | Diamant |
Stolling van magma door uitvloeiing.
Smelten van afzettingsgesteenten door subductie.
Smelten van metamorfe gesteenten door subductie.
Afbraak en transport van afzettingsgesteenten.
Afbraak en transport van stollingsgesteenten.
Afbraak en transport van metamorfe gesteenten.
Metamorfose van stollingsgesteenten door druk en temperatuur.
Metamorfose van afzettingsgesteenten door druk of temperatuur.
Metamorfose van bestaande metamorfe gesteenten.
Ok
Geologie is de studie van de aarde, haar samenstelling, structuur en de processen die haar vormgeven, zowel intern (endogeen) als extern (exogeen).
Vulkanisme: Dit heeft invloed op de vorming van nieuwe landschappen en kan leiden tot de uitbarsting van lava, as, en gas.
Tektoniek: Vervormingen in d aardkorst door de beweging van tektonische platen, wat leidt tot breuken en plooiingen. Deze bewegingen zijn verantwoordelijk voor aardbevingen en de vorming van bergen.
Gebergtevorming: Het proces waarbij bergen ontstaan door de tectonische krachten die de aarde vormgeven.
Geomorfologie bestudeert de vormen van het landschap en hoe deze door verschillende processen zijn gevormd. Dit omvat zowel endogene als exogene processen.
Glaciale erosie: werking van gletsjers en ijskappen
Fluviatiele erosie: werking van stromend water, rivieren, rivierdalen, meanders
Mariene erosie: werking van oceanen, zeeën en meren
Eolische erosie: werking van de wind
Chemische erosie: werking van chemische stoffen, karstwerking
Massabeweging: het transport van materiaal onder invloed van de zwaartekracht, aardverschuivingen, afstortingen, modderstromen, lawines
Rare Earth-theorie: Deze theorie suggereert dat complexe leven waarschijnlijk zeldzaam is in het universum, vooral vanwege specifieke omstandigheden die de aarde biedt.
4,5 miljard jaar geleden als hete vloeibare magma. Naarmate deze afkoelde, vormden zich vaste korstlagen.
Botsing met tweelingplaneet Theia leidde tot de vorming van de maan en had een aanzienlijke invloed op de geologische ontwikkeling van de aarde.
Atmosfeer:
Zuurstof, stikstof, en waterdamp
Bescherming tegen schadelijke meteorieten en UV-straling door de ozonlaag.
Bescherming tegen elktromagnetische straling van de zon
Platentektoniek is essentiel om op de aarde te leven. ‘Actieve aarde’
Kola-gat: Dit is het diepste gat dat ooit door de mens is geboord, met een diepte van 12.262 m, wat slechts 0,25% van de aardkorst vertegenwoordigt. Deze boring biedt unieke inzichten in de opbouw en structuur van de ondergrondse lagen.
Seismologisch Onderzoek: De studie van seismische trillingen helpt wetenschappers de toestand van de onderliggende materialen te begrijpen en biedt aanwijzingen over de samenstelling van de aardmantel en de kern.
Onderdeel | Diepte in Km | Dichtheid | Toestand | Overgang |
Korst | ||||
Oceanisch | 5 - 10 | 3,2 | Vast | |
Continentaal | 20 - 70 | 2,7 tot 3 | Vast | Moho-discontinuiteit |
Mantel | Moho-discontinuiteit | |||
Bovenmantel | 70 - 150 | 3,3 | Vast | Moho-discontinuiteit |
Asthenosfeer | 150 - 670 | >3,3 | Plastisch | |
Onder mantel | 670 - 2900 | 3,3 tot 5,5 | Vast | Gutenbergcontinuiteit |
Kern | Gutenbergcontinuiteit | |||
Buitenkern | 2900 - 5100 | 9,5 tot 11,5 | Vloeibaar | Gutenbergcontinuiteit |
Binnenkern | 5100 - 6000 | 12 | Vast |
Lithosfeer: Korst + Bovenmantel
Moho-discontinuiteit: Overgang tussen Korst en Mantel
Gutenbergdiscontinuiteit: overgang tussen mantel en kern
Isostatisch Evenwicht: Dit concept beschrijft hoe de lithosfeer stijgt bij toenemende hoogte, zoals te zien is bij het smelten van ijskappen, wat leidt tot een opheffing van de lithosfeer.
Nicolaus Steno:
principe van superpositite (jongere lagen)
principe van oorspronkelijke horizontaliteit (gesteentelagen -)
principe van laterale vervolgbaarheid (evenwijdig)
James Hutton:
Grondlegger van de moderne geologie, bekend om zijn theorieën over de aard van de aarde en de processen die de geologische structuren vormen.
Paleontologie: Fossielen van vergelijkbare soorten op verschillende continenten tonen aan dat deze ooit verbonden waren.
Geologie: Overeenkomsten in bergstructuren en gesteenten tussen continenten ondersteunen de idee van continentale drift.
Paleoklimatologie: Bewijzen van ijskappen en tropische bossen op nu koude of droge continenten benadrukken de verschuivingen in geografie en klimaat door de tijd heen.
Zijn theorie van de zeebodemspreiding biedt inzicht in hoe oceanen zich vormen en veranderen, wat bijdraagt aan ons begrip van de dynamiek van de aarde. (platentektoniek)
De lithosfeer is verdeeld in oceanische en continentale platen, die onafhankelijk van elkaar bewegen. Dit leidt tot een verscheidenheid aan geologische verschijnselen en heeft een belangrijke invloed op de aardbevingen en vulkaanuitbarstingen.
Convectiestromingen: Deze stromingen in de magma verwarmd door de kern veroorzaken scheuren in de lithosfeer (hotspot), wat leidt tot de beweging van de platen.
Divergentie: Bij divergentie schuiven platen uit elkaar, zoals te zien is bij de Mid-Atlantische rug, waar nieuwe oceaanbodem wordt gevormd.
Vorming van een Oceaan:
Rifsterren: aardkorst scheurt in de vorm van een ster + magma
Slenk: Magma stolt, zakt naar beneden
Zee: Slenk groter, ligt onder zeeniveau + overgespoeld
Oceaan: zee wordt breder
Subductiezones waar platen onder elkaar duiken, wat leidt tot vulkanisme en aardbevingen. (aan de kust van de oceaan)
Convergentie: Platen bewegen naar elkaar toe en veroorzaken bergen en troggen; dit leidt tot intensieve seismische activiteit.
Oceanische plaat + contentale plaat
=> gebergte Andes
Twee Oceanische plate
=> Vulkanische eilandboog => Japan
Twee Continentale platen
=> Himalaya
Neutrale Breuken: Platen verschuiven langs elkaar zonder significante veranderingen in het landschap, maar kunnen nog steeds aardbevingen veroorzaken. (San Fransicso)
Hypocentrum: plaats in de aardkorst waar de spanning tussen platen ontstaat.
Epicentrum: plaats op het aardoppervlak waar de spanning het sterktste voelt.
De geologische tijdschaal van België beslaat meer dan 4 miljard jaar, met een indeling gebaseerd op de ontwikkeling van leven en geologische processen. (+massa-extinctie)
Van primitief leven in de oerzeeën tot complexe levensvormen in meer recente tijdsperioden. De stratigrafie gaat van de oudste lagen aan de onderkant naar jongere lagen aan de bovenkant, met belangrijke fossiele vondsten en gesteentelagen.
Steenkool: Vondsten van steenkool tonen aan dat het gevormd is uit plantenmateriaal dat in een tropisch klimaat is afgezet.
Transgressie en Regressie: De veranderingen in zeeniveau door platentektoniek hebben geleid tot de vorming van verschillende afzettingsgesteenten in het Belgische binnenland.
Iguanodons van Bernisart: Deze fossiele vondst is van groot belang voor de historische kennis van de dinosauriërs die ooit in België leefden.
Geologische kaart: structuren en lagen in de ondergrond
Stratigrafische kaart: geeft de ouderdom van de gesteentelagen
Lithologische kaart: welke gesteenten aan de oppervlakte komen
Verwezring: gesteente breekt in stukken
Erosie: proces van slijtage waarbij gesteente en bodem door wind, water of ijs worden verplaatst.
Diagenese: los gesteente verhardt door druk van bovenliggende gesteentelagen
Metamorfose: vast gesteente wordt omgevormd door hoge druk en temperatuur
Smalten, stollen: gesteente smet to magma en stolt aan het aardoppervlak
Afzettingsgesteenten: Gemaakt door afzetting van sedimenten, vaak in water of lucht, en zijn vaak rijk aan fossielen. Losse gesteente kunnen vaste gesteenten worden door diagenese
Korelgrootte | Los gesteente | Vast gesteente |
< 0.002 mm | Klei | Kleisteen |
0.002 - 0.05 mm | Leem | Siltsteen |
0.05 - 2 mm | Zand | Zandsteen |
> 2 mm | Grind | Conglomera |
Stollingsgesteenten: Ontstaan door de stolling van magma of lava, die zowel aan de oppervlakte als ondergronds kan plaatsvinden.
Kristalgrootte | Voorbeelden |
Microscopisch kleine kristallen | Obsidiaan (glasachtig) |
Kleine kristallen | Porfier (sponsachtig) |
Veel kristallen | Basalt (zuilvorm) |
Zeer veel kristallen | Graniet |
Organisch Gesteente: Dit type gesteente is gemaakt van of door levende organismen, zoals steenkool of kalksteen.
Zeedieren | Kalksteen | Gips | Zout | Krijt |
Bomen en planten | Turf | Houtskool | Bruinkool | Steenkool |
Metamorfe Gesteenten: Deze gesteenten worden omgevormd door hoge druk en temperatuur, wat leidt tot veranderingen in minerale samenstelling en structuur.
Afzettingsgesteente: | Metamorf Gesteente: |
Kleisteen | Schist |
Siltsteen | Leisteen |
Zandsteen | Kwartsiet |
Conglomeraat | Psefiet |
Stollingsgesteente: | Metamorf Gesteente: |
Graniet | Gneiss |
Organische Gesteente | Metamorf Gesteente: |
Kalksteen | Marmer |
Grafiet | Diamant |
Stolling van magma door uitvloeiing.
Smelten van afzettingsgesteenten door subductie.
Smelten van metamorfe gesteenten door subductie.
Afbraak en transport van afzettingsgesteenten.
Afbraak en transport van stollingsgesteenten.
Afbraak en transport van metamorfe gesteenten.
Metamorfose van stollingsgesteenten door druk en temperatuur.
Metamorfose van afzettingsgesteenten door druk of temperatuur.
Metamorfose van bestaande metamorfe gesteenten.
Ok