CRM: Kadrages
Kadrage
bepalen wat kijker te zien krijgt
in en uitzoomen
andere lens
kader moet veranderen om haperingen en springers in montage te ontwijken
-> springers en jumpers vermeiden
-> kan express gebruikt worden om:
een stijl te creeren
actie en energie verduidelijken
in de gedachten van een karakter (emotie)
voor montage
ruim -> closer = axial cut
(min 30° uit elkaar, geeft nooit jumpcut)
minder dan 30° uit elkaar geeft jumpcut
Links-rechts-principe
interview met meerdere personen
wisselt altijd van kijkrichting
Shots
Establishing Shot: enorm ruim, overgang tussen scenes, plaatsen
Long Shot:
Ten voeten uit: creeert afstand (van kop tot teen in beeld)
Medium long shot/knieshot
Plan Americain/Heupshot
Borstshot
Close up: gevoelens of iets benadrukken
Extreme close-up: keihard benadrukken
Regisseur en regie bepalen wanneer en hoe shots gedaan worden
2-shot of 3-shot: zegt hoeveel mensen in shot
Vast shot: record, niks van beweging
‘Over the shoulder’ shot: enkel nut als karakter mee in beeld komt
- > connectie creëren
POV-shot: camera gaat staan waar personage normaal zou staan
-> in non-fictie nooit gebruikt
-> personage moet recht in camera kijken
Luister of tegenshot: talentenjachten
Insert shot: (veeeel beeldmateriaal vinden!)
Camerabewegingen
in montage begin en eindpunt er in laten
meestal ruim kader
statief of iets verstevigend
Panorama: als personage ergens naar kijkt
Tilt: naar boven en onder
camera beweegt niet
Pan: links rechts bewegen
camera beweegt niet
Lift: kraan gebruiken
Track (travel): dolly gebruiken
camera beweegt wel fysiek
Zoomen: best niet tijdens montage, shots apart nemen
Hoe lang een shot laten staan?
beter teveel beelden dan te weinig
neem genoeg ruimte voor en na u shot
Perspectief
kiezen wat kijker ziet
dronebeelden zijn leuk omdat die normaal niet gezien kunnen worden
over headshots
dutch angles: stress, paniek, zat
oog perspectief
schouder perspectief: hoogteverschil, over the shoulder
Compositie
beeld in 9 beeldvlakken verdelen: gulden sneden
diepte in beeld zetten: voor-, midden-, achterplan, scherpte verleggen (tape op draagschijf zetten, op voorhand gemeten)
achtergrond kiezen
rekening houden met lijnen en bewegingen
Kadrage
bepalen wat kijker te zien krijgt
in en uitzoomen
andere lens
kader moet veranderen om haperingen en springers in montage te ontwijken
-> springers en jumpers vermeiden
-> kan express gebruikt worden om:
een stijl te creeren
actie en energie verduidelijken
in de gedachten van een karakter (emotie)
voor montage
ruim -> closer = axial cut
(min 30° uit elkaar, geeft nooit jumpcut)
minder dan 30° uit elkaar geeft jumpcut
Links-rechts-principe
interview met meerdere personen
wisselt altijd van kijkrichting
Shots
Establishing Shot: enorm ruim, overgang tussen scenes, plaatsen
Long Shot:
Ten voeten uit: creeert afstand (van kop tot teen in beeld)
Medium long shot/knieshot
Plan Americain/Heupshot
Borstshot
Close up: gevoelens of iets benadrukken
Extreme close-up: keihard benadrukken
Regisseur en regie bepalen wanneer en hoe shots gedaan worden
2-shot of 3-shot: zegt hoeveel mensen in shot
Vast shot: record, niks van beweging
‘Over the shoulder’ shot: enkel nut als karakter mee in beeld komt
- > connectie creëren
POV-shot: camera gaat staan waar personage normaal zou staan
-> in non-fictie nooit gebruikt
-> personage moet recht in camera kijken
Luister of tegenshot: talentenjachten
Insert shot: (veeeel beeldmateriaal vinden!)
Camerabewegingen
in montage begin en eindpunt er in laten
meestal ruim kader
statief of iets verstevigend
Panorama: als personage ergens naar kijkt
Tilt: naar boven en onder
camera beweegt niet
Pan: links rechts bewegen
camera beweegt niet
Lift: kraan gebruiken
Track (travel): dolly gebruiken
camera beweegt wel fysiek
Zoomen: best niet tijdens montage, shots apart nemen
Hoe lang een shot laten staan?
beter teveel beelden dan te weinig
neem genoeg ruimte voor en na u shot
Perspectief
kiezen wat kijker ziet
dronebeelden zijn leuk omdat die normaal niet gezien kunnen worden
over headshots
dutch angles: stress, paniek, zat
oog perspectief
schouder perspectief: hoogteverschil, over the shoulder
Compositie
beeld in 9 beeldvlakken verdelen: gulden sneden
diepte in beeld zetten: voor-, midden-, achterplan, scherpte verleggen (tape op draagschijf zetten, op voorhand gemeten)
achtergrond kiezen
rekening houden met lijnen en bewegingen