VTV casus 2 en 3

  • De student kan de ABCDE methodiek uitleggen en toepassen in een gesimuleerde omgeving

  • De student kan de redeneerhulpen FAST/AMPLE toelichten

  • De student kan de FAST uitvoeren in een gesimuleerde omgeving

  • De student kan de AMPLE toepassen

  • De student kan een patiĆ«nten situatie overdragen volgens de SBARR methode

  • De student kan in een gesimuleerde omgeving handelen bij ademhalingsproblemen

  • De student kan benoemen wat de interventies zijn bij patiĆ«nten met een hypo-/ hyperglycemie

  • De student kan de interventies uitvoeren bij patiĆ«nten met een hypoglycemie

  • De student weet de ABCDE methodiek toe te passen bij stoornissen in bewustzijn, ademhaling, circulatie en glucoseregulatie

De AMPLE redeneerhulp biedt een gestructureerde manier om belangrijke medische informatie over een patiƫnt te verzamelen. Het acroniem staat voor:

  • AllergieĆ«n: Heeft de patiĆ«nt allergieĆ«n?

  • Medicatie: Welke medicatie gebruikt de patiĆ«nt momenteel?

  • Pre-existing conditions: Heeft de patiĆ«nt bestaande ziekten of aandoeningen?

  • Last oral intake: Wanneer heeft de patiĆ«nt voor het laatst gegeten of gedronken?

  • Events leading up to present illness/injury: Wat is er gebeurd vóór de huidige aandoening of verwonding?

De FAST redeneerhulp is een gestructureerde benadering die wordt gebruikt in de medische noodzorg. Het acroniem staat voor:

  • Face: Kijk naar de gezichtsuitdrukkingen van de patiĆ«nt; is er asymmetrie?

  • Arms: Vraag de patiĆ«nt om zijn of haar armen op te tillen; zakt ƩƩn arm naar beneden?

  • Speech: Let op de spraak van de patiĆ«nt; is deze verward of onnatuurlijk?

  • Time: Tijd is cruciaal; bel onmiddellijk de hulpdiensten als er symptomen van een

De SBARR methode is een communicatiemethode die gebruikt wordt voor het overdragen van patiƫntinformatie. Het acroniem staat voor:

  • Situation: Beschrijf de huidige situatie van de patiĆ«nt.

  • Background: Geef relevante achtergrondinformatie over de patiĆ«nt.

  • Assessment: Geef een beoordeling van de situatie en de toestand van de patiĆ«nt.

  • Recommendation: Doe aanbevelingen over wat er moet gebeuren of welke stappen genomen moeten worden.

  • Request: Vraag om een reactie of toestemming om de aanbevelingen uit te voeren.

De student kan benoemen wat de interventies zijn bij patiƫnten met een hypo-/ hyperglycemie.Bij hypoglycemie:

  • Geef de patiĆ«nt snelwerkende suiker (bijv. glucose tabletten, vruchtensap)

  • Controleer regelmatig de bloedsuikerspiegel

  • Monitor de patiĆ«nt op symptomen van herstel.

    Bij hyperglycemie:

  • Controleer de bloedsuikerspiegel

  • Beoordeel de noodzaak van insuline of andere medicatie

  • Moedig patiĆ«nt aan om veel water te drinken om uitdroging te voorkomen

  • Observeer voor eventuele symptomen van ketoacidose.