1) levensbeschouwelijke breuklijn
conflict kerk/staat, rol religie politiek?
2) sociaaleconomische breuklijn
links(overheidsinterventie, herverdeling inkomens)
rechts(vrije markt, kleinere overheid)
arbeid vs kapitaal
3) communautaire breuklijn
tegenstelling Franstaligen/ Nederlandstaligen
relatief belang Belgische en Vlaamse identiteit?
unionisme: monsterverbond liberalen en katholieken tijdens Belgische revolutie tot onafhankelijkheid
→ reactie katholieke hegemonie: 1846: Liberale Partij
scheiding religie/staat
reductie religie private leven
ontkerkelijking:
→ wanneer steeds meer mensen zich niet meer als lid van een kerkgemeenschap beschouwen
afname maatschappelijke invloed religie
ondermijnende krachten
Franse revolutie, Verlichting, liberalisme
socialisme en marxisme (religie= “opium volk”)
wetenschappelijk positivisme: evolutie leer, historisch-kritische bijbelstudie
verstelijking + industrialisering → minder sociale controle
antiklerikaal beleid Liberalen
na 1830: katholieken; vrij, confessioneel onderwijs (lager, middelbaar, hoger)
→ reactie: liberalen: openbaar onderwijs
→ gemeentelijk lager onder wijs → rijksmiddelbaar onderwijs
kritiek: indoctrinatie, schedelboorders, ziel verliezen,…
1878: liberale regering olv Walthère Frère-Orban: nieuwe schoolwetgeving (Wet-Van Humbeeck)
godsdienstonderricht buiten lesuren
enkel bij uitdrukkelijk verzoek ouders
→ katholieken: ongelukswet, schoolpenning, massabetogingen (voor en tegen)
1884: katholieken terug macht voor dertig jaar
20ste eeuw: openbaar onderwijs krijgt neutraal karakter
(godsdienstonderricht is facultatief)
twee concurrerende netten
katholieken:
confrontatie liberale antiklerikalisme
→ subsidiariteitsbeginsel: taken aan lagere bestuursorganen en private instellingen
toch gebruik subsidies
katholieke organisaties: meer ontwikkelingskansen
belangrijk segment bevolking in kerkelijke invloedssfeer
concurrentie ideologische stromingen
=> verzuiling: samenleving tot politiek niveau in levensbeschouwelijke segmenten
→ katholiek, liberaal, later socialistisch
→ tot diep 20ste eeuw
→ van wieg tot graf (→ ideologische kampen → rivaliteiten)
etnisch-culturele tegenstelling
in confrontatie Franstalige elite: Vlaamse beweging:
→ openbaar leven vernederlandst
verfransing
Oostenrijks regime: Frans: cultuurtaal, prestige
Franse periode: bestuur verfranst
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: korte heropleving
na 1830
Belgische Grondwet: taalvrijheid, praktijk: opdeling
elite <> gepeupel
FASE 1: intellectuele beweging (cultureel)
Taelminnaers
intellectuelen kwamen op voor Vlaamse cultuur en taal
studie taal, cultuur, geschiedenis (Conscience)
doel: Belgische identiteit versterken en verrijken
Vlaams volk: verbeelde gemeenschap
studies taelminnaers: achter taal ook “Vlaams volk”
mythe (historisch nooit bestaan)
sociale groepen: geletterden: kunstenaars, schrijvers, onderwijzers, priesters, kleine burgerij) (niet stemgerechtigd)
1860: FASE 2: eerste politieke agitatie
Vlaamse ontvoogding: culturele acties, machtspositie parlement verwerven
mogelijk door stapsgewijze uitbreiding kiesrecht
Jean Coucke en Pieter Goethals: veroordeel op verdenking roofmoord
→ Frans proces
→ via onthoofding geëxecuteerd
→ onschuldig
succes!
eerste Taalwet (1873): rechtstaal
tweede Taalwet (1878): bestuurstaal
derde Taalwet (1883): onderwijstaal
gelijkheidswet (1898): wetten in Frans en Nederlands gestemd, bekrachtigd, afgekondigd
territorialiteitsprincipe: streektaal = voertaal
einde taaldiscriminatie (belemmering sociale mobiliteit)
cultuurflamingantisme: streven naar volledige vernederlandsing van onderwijs, beginnen met universiteit
“cultuur”
niet enkel letterkunde
hoogste zin van het woord: economie
sociaaleconomisch leven vernederlandst → sociale beweging
Drie kraaiende hanen: ijveren vernederlandsing UGent
katholiek Frans van Cauwelaert
socialist Camille Huysmans
liberaal Louis Franck
WOI 1914: Hendrik Geeraert: sluizen openen
bezette deel: Flamenpolitik
→ activisme: samenwerken bezetter
→ “collaboratie” later veroordeeld
bekende activist: August Borms
oppositiebewegingen voor WOI
socialisme: algemeen enkelvoudig stemrecht
flamingantisme
verdeling flaminganten: activisme, passivisme
→ overtuigen: vernederlandsing UGent
Raad van Vlaanderen: collaborerend Vlaams parlement
→ gecontroleerd door bezetter (doel: Vlaamse gewesten inlijven)
1918: 2 taalgebieden
dwangarbeiders
Frontbeweging: militaire organisatie Vlaamsgezinde soldaten IJzerfront
1919: doodstraf → levenslange dwangarbeid
amnestie: kwijtschelding schuld en straf
1928: overwinning tussentijdse verkiezing arrondissement Antwerpen
1929: vrijlating
FASE 3: massabeweging
1933: oprichting radicale Vlaams-nationalistische partij:
Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV)
WOII: opnieuwe collaboratie
1946: executie
1954: oprichting Vlaams-nationalistische partij (federalisme)=
Volksunie
1962: officiële taalgrens
1970: staatshervormingen
einde unitaire België
culturele autonomie (Vlaamse gemeenschap)
economisch zelfbestuur (Vlaams Gewest)
FASE 4: federalisering 1993
= deelstaten: bevoegdheden maar verbonden door sterk overkoepelend bestuur
verlichtingsfilosoof Nicolas de Condorcet
sociale rollen
geworteld in natuur, onveranderlijk
product cultuur, veranderlijk
Franse revolutie
→ “ des droits de l’homme et du citoyen”
→ abstracte zin (ongeacht ras,nationaliteit, geslacht)
→ MAAR vrouwen: geen stemrecht, recht ambt te bekleden, benadeeld op vlak van eigendom, familierecht en opvoeding
Olympe de Gouges
→ “des droits de la femme et de la citoyenne”
→ executie
De eed van De Horatii, Jacques-Louis David, 1784, neoclassisme
verankerd burgerlijk wetboek (Code Napoleon)
gehoorzaamheid
handelingsonbekwaamheid
overspel
na 1830: vrouwen uitgesloten politieke besluitvorming
1830-1840: Zoé Gatti de Gamond
onderwijs als hefboom
1864: Isabelle Gatti de Gamond: eerste stedelijke meisjesschool
1880: VUB
1881: UGent
1882:: Luik
1920: Leuven
niet automatisch emaciperen
Isala van Diest
Marie Popelin
BURGERLIJK FEMINISME
1892: ligue belge du droit des femmes door Marie Popelin en Louis Frank
juridisch en economische emancipatie prioritair
→ participeren maatschappelijk leven
politiek
→ pragmatisch
SOCIALISTISCH FEMINISME
1893: Hollands-Vlaamse Vrouwenbond door Emilie Claeys
focus minimumloon en kosteloos onderwijs (arbeidersklasse)
gelijkheid op economisch vlak = basisprincipe socialisme
Vrouwen aller landen verenigt U
CHRISTELIJK FEMINISME
1912: ligue catholique du suffrage féminin door Louise Van den Plas
1948: stemrecht
1958: einde code napoleon
strijd reproductieve rechten
1990: abortus