CGO casus 1

  • kan benoemen wat het verschil is tussen zorg aan volwassenen en aan kinderen.

  • weet wat de principes zijn van gezinsgerichte zorg (family centered care).

  • kan ethische dilemma’s wat betreft goede zorg voor kind en ouders in het ziekenhuis benoemen.

  • kan benoemen wat aspecten zijn uit de beroepscode die van belang zijn in de verpleegkundige zorg aan kinderen.

  • kan de verschillende ontwikkelingsfasen benoemen van de peuter.

  • kan potentiële verpleegproblemen ten gevolge van RS-virus en bijpassende interventies benoemen.

  • Zorg aan volwassenen:

    • Volwassenen hebben vaak meer complexe medische aandoeningen die een diepere medische expertise vereisen.

    • Communicatie is doorgaans directer en volwassen patiënten zijn in staat om zelf keuzes te maken over hun behandeling.

    • De nadruk ligt op autonomie en zelfmanagement van gezondheid.

    • Verschillen in anatomie en fysiologie: Volwassenen hebben een volledig ontwikkeld lichaam, terwijl kinderen nog in groei zijn, wat invloed heeft op hun metabolisme en reactie op medicatie.

  • Zorg aan kinderen:

    • Kinderzorg vereist een specifieke kennis van de verschillende ontwikkelingsfasen en de psychosociale behoeften die verbonden zijn aan de kindertijd.

    • Er is een grotere nadruk op de betrokkenheid van ouders en verzorgers bij het zorgproces.

    • Kinderen kunnen moeite hebben met communiceren en zelf beslissingen nemen, wat extra aandacht vereist voor ethische vraagstukken en gezinsgerichte zorg.

    • Verschillen in anatomie en fysiologie: Kinderen hebben een hoger percentage lichaamswater en een ander metabolisme, wat hun reacties op medicatie en behandeling kan beïnvloeden.

Kinderen zijn geen kleine volwassenen:

  • Groter hart en hartminuutvolume

  • polsfrequentie hoger bij lage RR

  • be=ij benauwd is sneller ademen ipv grote teugen

  • sneller uitdrogen en onderkoeld

  • cognitief en emotioneel nog niet helemaal ontwikkeld

  • Principes van gezinsgerichte zorg (family centered care):

    • Partnerschap: Zorgverleners en gezinnen werken samen als partners in de zorg, met respect voor de kennis en ervaring van familieleden.

    • Communicatie: Er moet open en eerlijke communicatie zijn tussen zorgverleners en gezinnen, waarbij informatie duidelijk en toegankelijk wordt gedeeld.

    • Empowerment: Gezinnen krijgen de middelen en ondersteuning om actieve deelnemers te zijn in de zorg van hun kind.

    • Flexibiliteit: Zorg moet zich aanpassen aan de unieke behoeften en voorkeuren van elk gezin, en het zorgproces moet rekening houden met diversiteit in gezinssamenstellingen.

    • Integratie van diensten: Zorg moet gericht zijn op het samenbrengen van verschillende diensten rond het gezin en de behoeften van het kind, zodat er een holistische benadering van zorg is.

Ethische dilemma’s in de zorg voor kinderen en ouders in het ziekenhuis kunnen onder andere omvatten:

  • Informed consent: Ouders moeten vaak toestemming geven voor behandelingen, maar kinderen zijn mogelijk niet in staat om volledig te begrijpen wat dat betekent. Dit zorgt voor spanning tussen de wensen van de ouders en de behoeften van het kind.

  • Autonomie van het kind: Het erkennen van de stem van het kind, vooral als ze oud genoeg zijn om meningen te vormen, kan conflicteren met de wensen van de ouders of zorgverleners.

  • Behandeling versus kwaliteit van leven: Er kan een ethisch dilemma zijn over het voorzetten of stoppen van behandelingen die een kind mogelijk niet meer laten herstellen, waarbij de kwaliteit van leven moet worden afgewogen tegen de levensduur.

  • Zorgtoewijzing: De beschikbaarheid van middelen kan ethische vragen oproepen over welke kinderen prioriteit krijgen bij behandelingen of zorg, vooral in situaties van schaarste.

  • Emotionele impact: De emotionele impact van ziekenhuiszorg op zowel kinderen als ouders kan leiden tot conflicterende belangen bij het nemen van zorgbeslissingen.

De beroepscode voor verpleegkundigen rondom zorg voor kinderen omvat de volgende belangrijke aspecten:

  • Respect voor het kind: Verpleegkundigen moeten het kind als individu respecteren, met aandacht voor zijn of haar unieke behoeften en rechten.

  • Betrokkenheid van ouders en verzorgers: Het betrekken van ouders in het zorgproces is essentieel, waarbij communicatieve vaardigheden en empathie centraal staan.

  • Integriteit en professionaliteit: Verpleegkundigen dienen te handelen in het belang van het kind en de ouders, waarbij ethische overwegingen en verantwoorde besluitvorming prioriteit hebben.

  • Bevordering van gezondheid en welzijn: De verantwoordelijkheid om de gezondheid en het welzijn van kinderen te bevorderen, door preventie en educatie te integreren in de zorg.

  • Continuïteit van zorg: Zorg voor een vloeiende en continue zorgtraject voor kinderen, met aandacht voor overgangsperiodes zoals overplaatsing naar andere zorgsettings.

De verschillende ontwikkelingsfasen van een peuter zijn:

  • Fysieke ontwikkeling: Peuters verbeteren hun motorische vaardigheden, zoals lopen, rennen en klimmen. Ze leren ook fijne motoriek, zoals kleuren en bouwen met blokken.

  • Cognitieve ontwikkeling: Peuters beginnen met het begrijpen van de wereld om hen heen. Ze ontwikkelen hun geheugen en probleemoplossende vaardigheden, en beginnen eenvoudige vormen van redeneren.

  • Taalontwikkeling: De woordenschat van peuters groeit snel. Ze leren om eenvoudige zinnen te vormen en kunnen hun behoeften en gevoelens beter uitdrukken.

  • Sociale ontwikkeling: Peuters beginnen met interactie met anderen en kunnen emoties zoals vriendschap en competitie ervaren. Ze leren delen en samen spelen, maar kunnen soms ook angstig zijn voor nieuwe situaties.

  • Emotionele ontwikkeling: Peuters beginnen emoties beter te begrijpen en te uiten. Ze kunnen wisselende stemmingen hebben en leren omgaan met frustratie en teleurstelling.

Na 1e jaar: lopen, geen gevaar herkennen vallen en opstaan

na 2e jaar; peuterpuberteit, eigen grenzen ontdekken

na 3e jaar; hoe en waarom, sociale ontwikkeling en taakjes uitvoeren

Potentiële verpleegproblemen ten gevolge van RS-virus en bijpassende interventies:

  • Zorg voor ademhalingsproblemen: Kinderen met RS-virus kunnen last hebben van benauwdheid en ademhalingsmoeilijkheden. Interventies omvatten het monitoren van de ademhaling en het geven van zuurstof indien nodig.

  • Hydratatiebehoeften: RS-virus kan leiden tot uitdroging door verminderde inname van voedsel en vloeistoffen door hoesten. Interventies kunnen bestaan uit het aanmoedigen van hydratatie en het bieden van IV-vloeistoftherapie indien nodig.

  • Infectiepreventie: Het risico op secundaire infecties is verhoogd. Interventies zijn onder andere het handhaven van goede hygiëne, zoals frequente handwas, en het beperken van de blootstelling aan andere zieke kinderen.

  • Ondersteuning van ouders: Ouders kunnen angstig zijn en vragen hebben over de aandoening. Interventies omvatten voorlichting, ondersteuning en het aanmoedigen van betrokkenheid bij de zorg van hun kind.

  • Monitoring van symptomen: Het is cruciaal om symptomen zoals koorts, hoesten en de mate van activiteit van het kind te monitoren en eventuele veranderingen tijdig te rapporteren aan het zorgteam.

robot